Harm-Jan van Dam
Les twee
Ard Posthuma leert Ilja Pfeijffer een lesje. En ik geef hem gelijk: Pfeijffers vertaling is niet geslaagd. Maar Posthuma's eigen vertaling is gebaseerd op een denkfout en er valt, mede daardoor, heel wat op aan te merken.
Veel van Posthuma's kritiek komt erop neer dat de vertaler het rijmschema, de ritmiek, de verslengtes, kortom formele aspecten van de brontekst niet heeft overgenomen. Het zou me niet verbazen als de classicus Pfeijffer die welbewust heeft veronachtzaamd omdat hij te veel voorbeelden kent van vertalers uit Grieks en Latijn die denken dat formele onderdelen, metriek bovenal, één op één overgebracht kunnen worden in het Nederlands - met misbaksels als resultaat. Waarom zou een vertaling exact hetzelfde rijmschema moeten vertonen als het origineel, of evenveel regels hebben? Knap om door die brandende hoepel te springen, maar de belangrijkste opdracht van de vertaler is, vind ik, een bepaald effect teweeg te brengen, meestal een effect dat het origineel volgens de vertaler op de toenmalige lezers had, of juist op huidige lezers heeft, of moet hebben; of eventueel een totaal ander effect. Om de kern van het gedicht te raken, is het soort formele equivalentie dat Posthuma vereist niet nodig, zoals bijvoorbeeld de Catullusvertaling van Paul Claes bewijst. Bovendien is die zogenaamde formele equivalentie in feite een hersenschim: zowel de specifieke eigenschappen van de brontaal als de specifieke literaire traditie waarin een tekst staat, slaan de bodem onder dit soort eisen uit. In Duitse negentiende-eeuwse poëzie spelen quasiklassieke metra een veel grotere rol dan in Ne derlandse poëzie uit dezelfde tijd; de Laatgriek se anacreontische poëzie is duidelijk hoorbaar in dit naïef-sentimentele gedichtje van Mörike met zijn korte en kortere regels. Verplanting daarvan naar het Nederlands, dat die Griekse traditie veel minder kent, negeert die literair-historische verschillen. Natuurlijk bepleit ik niet om ‘maar wat aan te rotzooien’, maar klakkeloos kopiëren is niet veel beter.
Een misbaksel is Posthuma's product niet, maar er is wel veel opgeofferd aan een verkeerd idee. Dat ‘lente’ rücksichtslos Duits-mannelijk blijft, soit. Maar ‘dreven’, dat is toch alleen ar chaisch of ironisch, en beperkt tot Bilderdijk en Bomans? Ja, maar ‘zweven’ kun je alleen in ‘dreven’. Waar is dan ahnungsvoll gebleven? Inder daad, ‘rakelings’ is er metrisch ongeveer equivalent mee, maar dat geldt ook voor ‘krakeling’. En de ich uit de laatste regel, die toch hoort bij de er uit de titel (euhh, er in de titel?) en de du uit de voorlaatste regel? En wat is eigenlijk een ‘harpgeluid’? Een achtergrondgeluid, dat klopt, want dat is de enige samenstelling met ‘geluid’ die Van Dale kent. Maar het zwaarst ligt de plompe Hollandse lente van de vertaler me op de maag. ‘Vrolijk’ begint regel twee. Een trocheïsch woord, dus helemaal goed. Behalve dat het er niet staat. En zo wordt het schuchtere Duitse viooltje een vette Hollandse krokus, knus in de Keukenhof onder een vrolijke lentelucht. Batavus Droogstoppel zelf had het in zijn befaamde boutade tegen Heine en de poëzie uit Max Havelaar kunnen bedenken: het kichern und kosen van Heines