[Recensie]
Hanneke Bot en José Olsthoorn
Heide Salaets, Winibert Segers & Henri Bloemen, Terminologie van het tolken, Nijmegen: Vantilt, 204 p. isbn 978 90 77503 96 6
Er verschijnt weinig literatuur over tolken, zeker niet in het Nederlandse taalgebied. Dit feit alleen al was voor ons reden genoeg om dit boek te willen lezen. De titel Terminologie van het Tolken is veelbelovend, evenals de begeleidende tekst: ‘één van de doelstellingen van de Terminologie van het tolken is zelfs om de band tussen opleidingen en tolkdiensten te versterken. Voor iedereen die op een heldere manier over het tolken wil spreken, zal de Terminologie van het tolken een handig hulpmiddel zijn.’ Dat klinkt alsof het bijna onmisbaar zou zijn voor eenieder die zich met ‘tolken’ bezighoudt. Het mag niet in je boekenkast ontbreken. Tegen deze verwachting bekeken, valt het boekje toch tegen. Het is een verklarende woordenlijst, niet meer en niet minder, maar dan wel één die erg chic is uitgegeven en waarop ook nog wel het een en ander is aan te merken. Wij richten ons daarbij vooral op termen die horen bij het tolken in het publieke domein (een term die we in het boekje overigens niet terugvinden).
Het boek begint zonder noemenswaardige inleiding en geeft vervolgens een honderdvijftigtal termen, één per pagina, met een korte definitie, keurig in alfabetische volgorde van ‘accuratesse’ tot ‘woord-voor-woord-tolken’. Meestal volgt er een opmerking waarin de term iets meer wordt uitgewerkt of met een voorbeeld wordt verhelderd, ook wordt bij de meeste termen aangegeven met welke andere termen in het boekje ze in verband staan. Daarna volgt, vaak, de vertaling van de term in het Duits, Engels, Frans, Italiaans en het Spaans.
Een bladzijde in het boek ziet er dan als volgt uit. We nemen als voorbeeld de term ‘telefoontolken’. Deze wordt gedefinieerd als ‘wat wordt gezegd via de telefoon mondeling overbrengen uit de ene taal in de andere taal’. De opmerkingen lichten toe dat telefoontolken een vorm van verbindingstolken is (trefwoord elders gedefinieerd als ‘persoon die tolkt in twee richtingen, a-taal en b-taal, om een gesprek tussen twee anderstalige personen mogelijk te maken’) en dat er een telefooncentrale moet zijn die dit technisch mogelijk maakt. De term wordt verder in verband gebracht met ‘afstandstolken’ en ‘tolkendienst’, vervolgens wordt de vertaling in de vijf talen gegeven.
Alle definities zijn, zoals in het voorbeeld hierboven, bijzonder beknopt, te vergelijken met die in een zakwoordenboek. Dat is natuurlijk soms handig, maar het geeft ook weinig inzicht in de wereld die achter de term schuilgaat. We vragen ons af wat een dergelijke definitie toevoegt aan het begrip van het tolken. Daarnaast krijgen we sterk de indruk dat de auteurs moeite hadden met het vinden van honderdvijftig termen en dat ze hier en daar slordig te werk zijn gegaan. Zo treffen we een aantal termen aan die weliswaar worden gebruikt in relatie tot het tolken, maar die tegelijkertijd zo algemeen van aard zijn dat we ons afvragen waarom ze in het boek zijn opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn ‘accuratesse’, ‘matching’ en ‘tolkoefening’: je kunt voor elk zelfstandig naamwoord wel het woord ‘tolk’ plakken, maar daarmee wordt het nog geen specifieke vakterm. Daarnaast vinden we een definitie van ‘tolk’ en van ‘tolken’; hetzelfde gebeurt met de termen gerechtstolk(en), schrijftolk(en), simultaan tolk(en), sociaal tolk(en), telefoontolk(en). Dit imponeert toch vooral als bladvulling.
Hoewel op de achterkant en in de reclametekst van de uitgever wordt vermeld dat docenten en tolken uit zowel Vlaanderen als Nederland wer-