Hofstede en Mirjam de Veth. Zij demonstreren niet alleen ten volle dat ze over de contouren van hun vak nadenken en dat ze het werk van een aantal auteurs uitermate goed in de vingers hebben, maar zijn ook bekommerd om het stimuleren van jonge vertalers: iets wat ook merkbaar is in de Perlousesreeks van uitgeverij Voetnoot. Ik onthoud uit 2008 de vertalingen van Tom is dood van Marie Darrieussecq (vertaald door Mirjam de Veth), In de menigte van Laurent Mauvignier (vertaling door Manik Sarkar) en De loslippige sieraden van Denis Diderot (vertaald door Tajana Daan), zij het dat dat laatste boek nog door enige schoonheidsfouten werd ontsierd. Een tegenvallende vertaling was die van Fréderic Beigbeders Vergeef me, door dezelfde Manik Sarkar: de toneelschrijver Tennessee Williams wordt er zelfs opgevoerd als een vrouw en talloze referenties worden er niet eens geduid of verkeerd weergegeven. De enerverende taal van Beigbeder loopt af en toe vast. Het is opvallend hoe uitgeverij De Geus - die qua Franse vertalingen een stevig fonds heeft - soms nalaat zijn vertalingen te situeren en de lezer te vaak laat ronddobberen.
De vertaling die mij uiteindelijk het meest wist te begeesteren, was deze van Patrick Modiano: In het café van de verloren jeugd. Dat heeft zo zijn redenen. In de eerste plaats ben ik natuurlijk mateloos verslingerd aan de Parijse schemerige labyrinten van Modiano, die telkens paradoxaal genoeg ook vertrouwd én geruststellend aandoen. Dat betekent dat ik me bij elke nieuwe Modiano naar de boekhandel spoed, om die roomkleurige Gallimardeditie me teen in het Frans te lezen.
Modiano's personages lijken vluchtig als ether en een voor een worden ze uiteindelijk allemaal opgeslokt door de maalstroom van de anonieme stad. Modiano weet je met spaarzame, maar meerduidige zinnetjes mee te voeren in het perpetuum mobile van zijn oeuvre. En hoe meer je van hem leest, hoe sterker de samenhang van dit spoorzoeken in een niemandsland je duidelijk wordt. In het café van de verloren jeugd, de navrante geschiedenis van het stuurloze meisje Louki, is geheugenkunstenaar Modiano erin geslaagd om vanuit vier in elkaar grijpende gezichtspunten al zijn thema's en spiegeleffecten in te vlechten.
Modiano vertalen lijkt makkelijk, maar niets is minder waar. Dat wordt ten overvloede gedemonstreerd door de oekazes die gelegenheidsvertaler Bernlef over zich heen kreeg, toen hij in 2005 werd aangezocht om het uitgebeende, haast louter registrerende Un pedigree in het Nederlands om te zetten. Allicht wilde men Bernlefs naam en reputatie inzetten om het in onze contreien al te moeizaam verkopende werk van Modiano beter te slijten en had de schrijver affiniteit getoond met de Parijse schrijver. Maar de inkt van de vertaling van Stamboek was amper droog of er ontstond deining over de twijfelachtige kwaliteit van Bernlefs werkstuk. Martin de Haan, zelf vertaler maar ook recensent (een combinatie die meer voorkomt dan je denkt) toonde in een stuk in de Volkskrant systematisch aan dat Bernlef de fouten op elkaar had gestapeld, de ziel van het boek had verraden of zelfs niet goed begrepen. Tal van recensenten traden hem bij en er ontspon zich vervolgens zelfs een debat over het belang van kwalitatieve vertaalopleidingen.
Het was uitkijken hoe uitgeverij Querido zou reageren bij de volgende vertaling van Modiano. Zou er worden teruggegrepen naar Maarten Elzinga, die sinds enige tijd de vaste Modianovertaler was, of kreeg Bernlef een tweede kans? Of werd Edu Borger opgetrommeld, die lange tijd - tot ieders tevredenheid - Modiano vertaalde. Uiteindelijk werd Elzinga weer uit de coulissen gehaald en dat blijkt een verstandige keuze. Met In het café van de verloren jeugd levert hij mis-