Höss beschrijft niet alleen feiten, hij geeft ook voortdurend commentaar, hij beoordeelt, interpreteert, legt uit waarom het zo is gegaan en niet anders, en hij wijst schuld toe, nooit aan zichzelf, altijd aan anderen. Niet alleen aan andere ss'ers, die wreder, sadistischer, machtsbeluster zijn dan hij, maar vooral ook aan de geïnterneerden zelf. Hij verbaast zich telkens weer over het feit dat gevangenen elkaar bestrijden, elkaar benadelen, elkaar afmaken. Het verbaast hem ook dat mensen die weten dat ze vermoord zullen worden met een dof gezicht rondlopen en helemaal geen emotie tonen.
Hij vertelt uitgebreid over de verschillende ‘categorieën’ van gevangenen met wie hij te maken heeft: zigeuners (ze lijken wel kinderen), homoseksuelen (hun seksuele driften zijn zo sterk, dat sommigen zelfs nog onaneren als ze doodgaan), joden (ze hebben altijd geld bij zich en gaan er hun voordeel mee doen, en dergelijke).
De radicale weg van de ‘Endlösung’ had van hem niet gehoeven, persoonlijk heeft hij nooit iets tegen joden gehad, maar ja, ze moesten wel verwijderd uit de Duitse samenleving en cultuur; uiteindelijk is hij dan ook opgelucht dat het niet meer op de ‘wrede’ manier hoeft, door executies, wat dat betreft is de vergassing echt een uitkomst, want snel en geruisloos. Na een precieze beschrijving van de manier waarop zij ‘zo rustig mogelijk’ worden gehouden voordat ze de gaskamer ingaan, vervolgt hij: ‘So gab es viele erschütternde Einzelszenen, die allen Anwesenden nahegingen. Im Frühjahr 1942 gingen Hunderte von blühenden Menschen unter den blühenden Obstbäumen des Bauerngehöftes, meist nichtsahnend, in die Gaskammern, in den Tod. Dies Bild vom Werden und Vergehen steht mir auch jetzt noch genau vor den Augen.’ Het is deze mengeling van sentimentele kitsch, zelfbeklag en nuchtere opsomming van verschrikkingen, doorspekt met ss-jargon, die de vertaalster moest overbrengen, waarlijk geen eenvoudige taak.
‘Zelfportret van een beul’, zo gek vind ik die ondertitel niet. En onder het lezen, als ik echt misselijk werd van de toon, die quasi onschuldige toon - o, maar ze hadden het aan zich zelf te wijten, o, ik snapte ook niet waarom die dood ging, al die details over wanhopige mensen, over martelingen, nekschoten, executies, dat schijn heilige van deze plichtbewuste man - als ik dus misselijk werd, dacht ik aan het woord dat Wielek-Berg in haar voorwoord gebruikt: het woord ‘hol’, deze man is hol, hij heeft niets eigens, er is geen eigen gevoel, er is helemaal geen gevoel, hij is een leeg omhulsel. Hij praat na wat hij heeft geleerd, wat hem is bijgebracht tijdens ss-scholingen, hij reproduceert waarmee hij is geïndoctrineerd.
Wielek-Berg distantieert zich van het boek, maar ze heeft het wel adequaat vertaald. Uiteraard zijn er dingen op aan te merken, zoals dat bij iedere vertaling het geval is, bijna vijftig jaar later, zeker als het gaat om een vertaling uit het begin van een vertaalcarrière. Maar weggemoffeld of afgezwakt heeft de vertaalster, zoals ze in haar voorwoord al aankondigt, inderdaad niets. Je zou eerder kunnen zeggen dat ze soms al te dicht bij de brontekst blijft, te letterlijk vertaalt wat er staat, misschien uit angst om iets af te zwakken. Ook zou je nu misschien consequenter omgaan met het wel of niet vertalen van naziterminologie. ‘Rapportführer’, ‘Blockältester’,