Post 4
Hanneke Eggels
Het oppoetsen van oude schoenen
Een gepensioneerde hoge ambtenaar van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in Nederland bekende tijdens een diner bij de jaarlijkse Cleveringalezing van het Leids Universiteits Fonds afdeling Zuid twee missers uit zijn tijd bij de sectie Letteren. Een ervan is de koerswijziging op het gebied van leesbevordering en het daarmee samenhangende faillissement van de succesvolle landelijke non-profit-stichting Literaire Salon, waarvan ik de oprichtster was. De andere was het stopzetten van de wetenschappelijke opleiding tot vertaler. In de biechtstoel dus in Limburg en de verantwoordelijke ministers zijn er met een Weesgegroetje mee weggekomen. Laten we de Literaire Salon voor wat zij was, een inspiratiebron waaruit gretig geput is voor leesbevorderingsprojecten, leeskringen, lezersfeesten en poëziecursussen in openbare bibliotheken en meer van dat moois. Van het schrappen van een wetenschappelijke opleiding voor vertalers ondervindt de Nederlandstalige literatuur de nadelige gevolgen. Al sponsort mecenas Arnon Grunberg van zijn Librisprijs een poëzievertaling van Heinrich Heine, welke dichter/germanist gaat deze sisyfusarbeid tot een goed einde brengen? Heine, de onvertaalbare dode dichter, kan zelf zijn vertaler niet meer aanwijzen. Laten we de vertalersselectie eens van de kant van de levende auteur bekijken. Stel: Je ben een dichter die internationaal resoneert en jij of je uitgever worden door geïnteresseerde vertalers spontaan benaderd: ‘Mag ik je gedichten vertalen, je hebt een Russische ziel’, ‘Your poetry reminded me of the fresh air and the magic of the islands, that delightful combination of Dutch and Caribean roots’, ‘In jouw poezie tref ik de problematiek van de Iranese vluchteling’. Maar je spreekt geen Russisch, Spaans noch Perzisch. Een vertaler vertrouwen op zijn goede bedoelingen is naïef, dus moet er geselecteerd. Wie doet dat voor je? Vertalersprijzen scheiden
enigszins het kaf van het koren, internationale literaire uitgevers van best-sellende romanciers laten de contacten met buitenlandse vertalers over aan de redacteur, maar een dichter, meestal bij een uitgever met een klein budget, doet dat meestal zelf. Zo voer je werkbesprekingen waaruit ook blijkt of de vertaler in spe allereerst een zekere gevoeligheid voor je poëzie heeft. ‘Een zekere gevoeligheid’ is een moeilijk meetbaar criterium. Het is een mengeling van enerzijds het inzicht in de ambiguïteit van taal en het besef dat de waarde van een gedicht juist daarin gelegen is (inhoud) en anderzijds de bereidheid om nauwkeurig te lezen wat er staat. Ook heb je het geduld nodig om op een komma te staren, omdat je het gedicht beter begrijpt (vorm). Een eind kom je ook met de zekerheid dat je als vertaler een poging kunt wagen tot een veelomvattende interpretatie in de vreemde taal als de metaforen in de oorspronkelijke taal daarom vragen, gecombineerd met een gezond wantrouwen tegen de ‘sluitende interpretatie’.
Bovendien moet de goede poëzievertaler bereid zijn om naar zijn auteur te ‘luisteren’ en niet haar gedichten gaan ‘verbeteren’. Poëzie wordt ontcijferd uit de moedertaal en in een nieuwe taal tot totaalsom berekend. Een goede vertaling is als een doorlopende weerlegging van het kleinzielige gevit waarmee de lezer, dat verscheurende dier, zijn lectuur begint. Poëzie heeft immers niet een min of meer duidelijke inhoud, maar is een gewichtloze constructie van letter, klank,