Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Frank Ligtvoet
| |
[pagina 44]
| |
Derrida stierf in de week dat in Frankfurt de Buchmesse plaatsvond, de jaarlijkse internationale uitgeversbeurs waar de vertaalrechten op boeken verkocht worden. Elk jaar verschijnt er dan gewoontegetrouw in de Nederlandse kranten een artikel over het succes van de vaderlandse literatuur, waarin opgesomd wordt welke titels aan welke uitgevers in welke landen zijn verkocht. Dat gebeurt eigenlijk sinds Nederland in 1993 gastland op de beurs was en daar met een grote manifestatie de Nederlandse literatuur onder de aandacht van een internationaal uitgeverspubliek bracht. De doorbraak van de Nederlandse literatuur op de wereldmarkt werd een succesverhaal. Dit jaar echter lazen we voor de eerste keer een kanttekening bij dat succes. Arjan Peters schreef in de Volkskrant van 5 oktober 2004: ‘Elf jaar nadat de Lage Landen eregast waren, wil onze lijst van [internationaal] erkende prominenten maar niet langer worden. Mulisch, Claus, Nooteboom, Haasse, Margriet de Moor, en Schaduwkind van Thomése kennen ze in Franfurt allemaal wel. Maar verder?’ De verkoop van rechten van Nederlandse romans, suggereert de auteur, stagneert, ondanks het werk en de vertaalsubsidies van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, dat verantwoordelijk is voor de promotie van onze literatuur over de grenzen. En is er eenmaal één schaap over de dam... Op 23 oktober schreef Erik de Vries in Vrij Nederland: ‘De duw in de rug die Nederland kreeg in 1993, toen het samen met Vlaanderen Schwerpunkt was, lijkt ruimschoots te zijn uitgewerkt.’Ga naar eindnoot1 Nu dan na ruim tien jaar het succesverhaal niet meer in zijn volle glorie jaarlijks herhaald lijkt te worden, is het wellicht tijd dat ‘verhaal’ eens te ontleden aan de hand van de vertellers van de verschillende versies. Het is misschien niet helemaal zo dat de ene versie de andere à la Derrida uitsluit, maar ze sluiten alle tezamen een bepaalde versie uit, waarop ik later zal terugkomen. De auteurs, en met hen een aantal literaire critici, zien hun succes als het gevolg van de drastisch gestegen kwaliteit van de letterkunde en de literaire cultuur sinds de jaren zeventig met tijdschriften als De Revisor en weekbladen als Vrij Nederland met de Boekenbijlage. Ze hebben aansluiting gevonden bij de internationale letterkunde. De uitgevers schrijven het internationale succes van de Nederlandse literatuur toe aan de commercialisering en internationalisering van de markt: elke bestseller - uit welk land ook afkomstig - maakt een kans op de internationale markt. Ook Nederlandse bestsellers doen dus mee. De Nederlandse overheid ziet haar eigen rol in de succesvolle subsidiëring van het Vertalingenfonds - dat inderdaad heel veel meer geld tot zijn beschikking had dan de Stichting voor Vertalingen waarvan het de opvolger was - en haar steun aan internationale literaire manifestaties, te beginnen met de Frankfurter Buchmesse via de Stichting Frankfurt '93. Het Vertalingenfonds zag het succes als het gevolg van een nieuw beleid dat niet alleen maar literaire criteria hanteerde, maar dat in de eerste plaats aansloot op de praktijk van de Nederlandse en de internationale uitgeverij.Ga naar eindnoot2 De Stichting Frankfurt '93, aanvankelijk onder leiding van Pauline Sarkar, zag | |
[pagina 45]
| |
vooral in de promotie van levende schrijvers, die hun werk in eigen persoon in het buitenland aan de man brengen, de sleutel tot het succes. Alle ‘succesverhalen’, waarvan er vermoedelijk nog wel meer in omloop zijn, zullen ongetwijfeld een beetje waar zijn, maar gaan aan één verhaal voorbij: het verhaal van Joost de Wit en zijn Stichting voor Vertalingen. Ik moest aan dat verhaal denken toen ik onlangs las over opnieuw een prijs voor de laatste P.C. Hooftprijswinnaar en het paradepaardje van de literaire internationalisering Cees Nooteboom, nu weer voor zijn poëzie in Italiaanse vertaling: de Premio Europeo di Poesia van de Fondazione Cassamarca. Er is in de Nederlandse literatuur geen auteur die - vanuit Nederlands perspectief ‘against all odds’ - zowel literair als commercieel zo'n grote internationale carrière heeft gemaakt als Nooteboom en zijn succes heeft hij niet te danken aan een van de ‘vertellers’ van hierboven. Zijn succes stamt van voor hij in Nederland door collega's en critici werd erkend als belangrijk auteur, van voor de oprichting van het Vertalingenfonds, van voor de genereuze overheidssubsidies voor internationale literaire contacten. Zijn succes stamt uit de tijd van de Stichting voor VertalingenGa naar eindnoot3, een stichting die met zijn toenmalige directeur Joost de Wit, de geschiedenis dreigt in te gaan als een mislukking, die maar beter vergeten kan worden. Als de uitsluiting van Derrida ergens zichtbaar wordt is het wel in de rol van Joost de Wit in het succesverhaal van Nederlandse literatuur. Het verhaal dat met het Vertalingenfonds of in ieder geval na de liquidatie van de Stichting ‘de victorie begon’ heeft, denk ik, overal postgevat. En toch valt er een verhaal te vertellen waarin Joost de Wit en zijn Stichting het bescheiden internationale literaire succes dat Nooteboom vanaf de jaren vijftig had, in de jaren tachtig wisten om te buigen in een literair én commercieel succes. De Wit deed dat onder meer door met handige manipulatie de roman Rituelen de Pegasus Prize te laten winnen en zodoende de aandacht van de internationale uitgevers op Nooteboom te vestigen. Bij de ‘reconstructie’ van dat uitgesloten verhaal zou ook gekeken moeten worden naar de rol van de Stichting in de carrière van andere nu succesvolle auteurs als Mulisch voor 1991 en de incidentele successen van niet in de eerste plaats literaire auteurs als bij voorbeeld Jan Cremer, Jan Foudraine en Anja Meulenbelt in de jaren zeventig en tachtig. Het zou dan wel eens kunnen blijken dat in die nieuwe versie het succesverhaal van de Nederlandse literatuur helemaal niet in 1993 in Frankfurt op de Messe begon, zoals Peters en De Vries suggereerden, maar gewoon ergens in de jaren tachtig aan het Singel in Amsterdam in het uitgewoonde kantoor van een armlastige stichting. Maar een versie van een succesverhaal heeft een stem nodig en het is de vraag of die stem ooit nog gevonden zal worden. En als dat al zal gebeuren of die stem gehoord zal worden. Misschien moet Nooteboom zijn memoires maar schrijven. |
|