Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Marij Elias
| |
[pagina 59]
| |
geciteerd of geparafraseerd: ‘Een meisje werd uitgeleend zoals een cd of een trui. Ze werd “doorgegeven” als een joint’ en ‘Je hebt twee soorten meiden: de “goede” en de “wijven”. De “goede” meiden zitten thuis [...] En dan zijn er die anderen: die net als jongens buiten rondhangen, klein tuig. Die [...] uitgaan en roken. Daar is op zich niets kwalijks aan, maar het is voldoende om je de reputatie van een “makkelijke meid”, “kelderwijf” of “hoertje” te bezorgen.’Ga naar eindnoot4 Een in het oog springend kenmerk van dit boek is het taalgebruik. Bellil schrijft zoals jongeren in Parijse voorsteden praten, een ‘cité’-taal die is doorspekt met verlan, woorden die ‘à l'envers’ (achterstevoren) worden uitgesproken: ‘beur’ (◄(a)rabe), ‘taspé’ (◄pétasse), ‘caillera’ (◄racaille), en zelfs doorgedraaid verlan: ‘rebeu’. Wat doe je daarmee in de vertaling? Kun je daar Damsko, Murks, plat Antwerps of de taalmengelmoes van sommige jongeren in Brussel voor gebruiken? Straattalen die het nadeel hebben dat ze minder wijdverbreid zijn dan de spreektaal van Bellil. Maar geen criticus die zich daar om bekreunt. Zelfs de recensent die kennelijk weet wat het Nederlands equivalent is van ‘tournantes’, een sleutelwoord in het boek, vraagt zich niet af hoe dit specifieke taalgebruik is omgezet in het Nederlands: ‘[...] het groepsgewijs verkrachten van kelderwijven (tournantes zeggen ze in Frankrijk, “meisjes ploegen” noemen Marokkaanse jongens in Nederland hen (sic), [...]’Ga naar eindnoot5 Het boek is geen roman, het is een getuigenis, een aanklacht; de inhoud is belangrijker dan de vorm. Maar dat lijkt me nog geen reden om de vertaling af te doen als niet-bestaande en tegelijkertijd het artikel stevig te stofferen met de taalvondsten van iemand die niet genoemd wordt: de vertaalster. Ik denk ook dat hier de schoen wringt. De artikelen ogen als boekrecensies, maar zijn in feite de neerslag van een ontmoeting; de indrukwekkende ontmoeting met een vrouw die door de hel is gegaan en er vlot over kan praten. Dat ze er veel minder goed over kan schrijven is tijdens de interviews niet opgevallen. Het is geen aangenaam boek om te lezen. Het moet een opgave zijn geweest om het te schrijven, een opgave die ongetwijfeld een therapeutische werking heeft gehad. Maar of dat voldoende reden is om het boek in zijn huidige vorm te publiceren, waag ik te betwijfelen. In het voorwoord stelt redactrice Josée Stoquart dat ze Samira Bellil zoveel mogelijk zelf aan het woord heeft willen laten en dat ze alleen heeft getracht haar ‘bondigheid en samenhang bij te brengen’.Ga naar eindnoot6 Daar is ze echter niet in geslaagd, want sommige passages zijn gruwelijk langdradig of dermate triviaal en slecht geschreven dat je de indruk krijgt het dagboek van een puber onder ogen te hebben. De chronologie van de gebeurtenissen is bovendien ronduit duister. Dat had gerust als kritische noot in de artikelen vermeld mogen worden, want ik denk dat je als recensent de potentiële lezer geen dienst bewijst met een lovend artikel over een middelmatige tekst, hoe schrijnend en confronterend ook. De tegenstelling tussen ‘[het] is beslist geen gelaagd of meeslepend geschreven boek [...]’ en ‘[het is] een boek dat op pakkende, professionele wijze haar belevenissen vertelt [...]’Ga naar eindnoot7 kan wellicht worden verklaard uit het tijdstip waarop | |
[pagina 60]
| |
deze uitspraken zijn gedaan: respectievelijk vóór en na Samira Bellils optreden tijdens de promotiecampagne van de vertaling.Ga naar eindnoot8 De Nederlandse uitgever kan uiteraard niet verantwoordelijk worden gehouden voor de kwaliteit van het origineel, maar wel voor de beslissing tot vertaling. Kennelijk heeft sensatiezucht het gewonnen van het streven goede boeken op de markt te brengen.
Samira Bellil, Ontsnapt uit de hel. Vertaald door Judith Wesselingh. Amsterdam: Arena, 2003. |
|