Neem versje xii: ‘The river is moving. / The blackbird must be flying.’ De vogel is niet ‘opgevlogen’, zoals de vertaling ons wil doen geloven, maar hij is in de lucht. Dus heeft hij daarvoor logischerwijs moeten opvliegen, zou men kunnen tegenwerpen. Maar juist met dit soort mechanisch voorttikkend tijdsbeeld wil Stevens' poëzie niet veel van doen hebben. Geen wonder dat de rivier niet voortstroomt (zoals de vertaling stelt) maar bewogen is én beweegt oftewel ontroert.
Dezelfde reeks in vertaling biedt nog meer jammerlijkheden. Stevens is een zeer visueel ingestelde dichter. Dit ziet hij met gedichtje ix: ‘When the blackbird flew out of sight, / It marked the edge / Of one of many circles.’ In de vertaling trok ‘ze’ (?) de ‘omtrek’ van een van vele cirkels. Nog afgezien van het redundante gebruik van twee keer ‘trekken’ (in ‘trok’ en ‘omtrek’): bij Stevens staat iets heel anders. De merel markeert niet een complete omtrek maar een raakpunt, een punt van een raaklijn, een tangente: dat ziet er op het projectieblad van een meetkundige heel wat interessanter uit.
Er is op de vertaling van vrijwel elk gedichtje van ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird’ iets aan te merken dat te maken heeft met het ontbreken van sensibiliteit en concentratie voor Stevens' zintuiglijkheid. Nummer ii is wellicht het meest door Stevens-lezers aangehaalde gedichtje:
In which there are three blackbirds.
Simpeler kan het niet, duizelingwekkender evenmin. Dit gedichtje laat zich telkens anders uiteen- en bijeenlezen. Alle mogelijkheden, alle snijpunten en dwarsverbindingen tellen als het erom gaat nieuwe figuren in deze Gestalt te zien. ‘I was’ - ‘there are’, ‘three - tree - three’, zo wil het lezen ervan worden begonnen. Dat de ik in regeltje 1 drie gedachten had, is de meest voor de hand liggende mogelijkheid die zich aandient. In de mooiste van-vertaling blijft het hier ook meteen bij: ‘Ik hinkte op drie gedachten, / Zoals een boom / Waarin drie merels zitten.’ Maar precies het eendimensionale van deze vertaling laat, in vergelijking met het origineel, zien wat de rijkdom van Stevens' eenvoud is. De vertaler voert meteen en ongemotiveerd een nieuwe vergelijking in, die van het hinken, en verbindt die dan aan de vergelijking van de ‘ik’ met een boom. Dat levert onbedoeld een even hilarische als onstevensiaanse absurditeit op: een hinkende boom! De werkwoordsvorm ‘are’ wordt in het Nederlands ‘zitten’, maar als Stevens in deze reeks de merels wil laten ‘zitten’ zegt en doet hij dat ook (‘The blackbird sat / in the cedar-limbs’). Deze vertaling is er om onmiddellijk vergeten te worden, want ze zet de deur naar andere opties niet eens op een kier.
‘I was of three minds’: als je dat hardop leest, lees je (ook) ‘I was of tree minds’. Ha! zou je dan op zijn minst moeten denken. Opeens openen zich ver-