[6]
meer zijn dan een zuivere beschrijving van een gebeurtenis. De kamera registreert. Daartegenover subjectief - de Ik-film. De kamera als acteur. Hiertusschen in de huidige film, noch zuiver objectief, noch zuiver subjectief. Soms is de kamera indifferent toeschouwer, soms acteur. Maar willekeur is regel. Voorbeeld: de man rijdend in de auto. Objectief: de kamera staat aan den weg, dichtbij of veraf. Subjectief: de kamera in de auto, het voorbij snellen der boomen, de weg die onder de raderen doorvliegt. Semi-subjectief: de kamera in de auto registreert het acteeren van den hoofdpersoon. Zoodat het publiek in enkele oogenblikken om de twintig beelden een nieuwe rol toebedeeld krijgt: het wordt van acteur tot buitenstaander en van buitenstaander tot medeplichtige. Subjectief wordt objectief en omgekeerd. Het gevolg is discontinuiteit.
Discontinuïteit is een constructiefout in de film - een fout, die thans niet meer te verontschuldigen is. Een scène, die subjectief werd opgezet, moet geheel van dezen gezichtshoek uit worden doorgewerkt. Wanneer een juffrouw onmachtig langs de deurpost ineenzijgt en de beelden over het doek fladderen, zoodat het publiek eigenlijk de juffrouw is, mag ik de juffrouw niet eerder zien, voordat dit proces - in dit geval het flauwvallen - zich geheel voltrokken heeft. Hoogstens mag ik door die beelden even een gros-plan van haar gezicht zien, omdat een gros-plan in dit geval subjectief werkt. Een kleinigheid? Neen - een zondigen tegen het beginsel.
Ander voorbeeld: Een brug, die opgevijzeld wordt. Subjectief-direct-werken de détails - datgene van de machineriën, dat het opvijzelen bewerkstelligt. Direct werken ook de beelden, waarin de kamera a.h.w. de op- of neergaande brug zelf is. Indirect is het panorama, een opname op eenigen afstand genomen van deze brug. Wanneer nu deze laatste opname in het midden van de subjectieve beeldgroepeering verschijnt, wordt de handeling onderbroken. De objectieve beelden kunnen het subjectieve gedeelte omsluiten, maar mogen deze nooit onderbreken.
Men heeft zich van de objectieve-beschrijvende film afgewend. Terecht, want zoo kwam de film nooit uit boven de ‘machine à refaire la vie’. Aan de Ik-film zijn wij nog niet toe, daartoe zijn de kinematografische uitdrukkingsmogelijkheden nog te beperkt. Maar wel is het thans den tijd den toeschouwer een eerlijke rol te geven en hem niet langer te misbruiken, nu eens als subject, dan weer als object.
Alleen door de zuivere toepassing van de kinematografische uitdrukkingsmogelijkheden is een verdere ontwikkeling van de film als zelfstandige kunstuiting op dit oogenblik te verwachten.