Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[De reuzin Pantasale]Ferguut zette zich in gang en bleef rijden tot het ochtend werd. Toen zag hij de donjon waarin het Witte Schild zich bevond. Hij gaf zijn paard de sporen, en blij en onbezorgd als hij was reed hij naar het kasteel. Om het kasteel liep een breed water. Op de brug over het water naar het kasteel zag hij een grote reu- | |
[pagina 68]
| |
aant.zin, die daar altijd zat. Ze was wel achttien voet lang! En ze had een erg kromme rug. Ze zat daar op een bank en bewaakte het Schild en het kasteel. Ze was zo lelijk als de nacht! Haar huid was ravenzwart en haar wenkbrauwen hingen een halve voet over haar ogen. Ik zou u niet kunnen zeggen hoe die vrouw eruitzag. Lelijker zie je ze nergens! Ze had twee oren als van een brak, die tot in haar nek hingen. Haar tanden groeiden haar mond uit als bij een mannetjeszwijn. Ik zou geen angstaanjagender vrouw weten. Ze bewaakte daar in haar eentje het Schild, en deed dat al jaren. Nooit kwam daar een ridder of zij beroofde hem van het leven. Ze had een stevige zeis op haar knieën liggen.o Toen ze Ferguut aan zag komen, werd ze razend, kwam overeind en greep woedend met beide handen haar zeisje. Echt waar, ik denk niet dat een paard haar kon verslepen!o Terwijl Pantasale opstond trilde de brug.
Ferguut was er niet gerust op en riep luidkeels: ‘Moge God onze Heer u lonen, schone vrouw, geef mij het Schild dat ik hebben wil!’ De vrouw zei: ‘Ik zal het pakken, galgenbrok! God weet, u zult mij niet ontkomen, onderkruipsel. Ik zal u in mootjes hakken. De duivel zelf bracht u hier. Ik zal u het lachen doen vergaan!’ Ferguut liet zijn paard lopen wat het kon, en stak zo hard mogelijk de vrouw met zijn lans. Het leek alsof zij er niets van voelde. Ze gaf er geen zier om! Wel hief ze haar zeis en wilde daarmee Ferguut doormidden hakken, maar zij sloeg een groot stuk uit een pilaar. De zeis brak. Ferguut was als de dood. Had ze die pilaar niet geraakt, dan had ze Ferguut in tweeën geslagen!
De ridder was goed geschrokken. Vlug trok Ferguut zijn zwaard, en sloeg de vrouw zo hard op haar hoofd dat hij dacht haar schedel te klieven. Maar het deed haar niets... Ze opende | |
[pagina 69]
| |
haar mond en beet hem dwars door zijn wapenrusting in zijn schouder. Dat deed pijn! Hij viel achterover, maar krabbelde snel overeind. Hij nam het zwaard met beide handen en sloeg haar rechterarm van haar romp af, zodat die op de grond viel. Ferguut raakte in een juichstemming. Hij legde al zijn kracht in een slag en raakte haar exact waar hij haar raken wilde: hij kliefde haar schedel tot op haar tanden! Aldus bleef Pantasale dood. Ferguut steeg van zijn paard en ging te voet verder. Hij zag de donjon voor zich, waarin het Witte Schild hing, alsook de afgrijselijke waakdraak die ervoor in slaap lag. Ferguut liep naar het Schild, pakte het, omhelsde het innig, dankte onze Heer dat hij het Schild verkregen had, en hing het om zijn nek. |
|