Ferguut
(1982)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Bijlage I PersoonsnamenDe gegevens uit de Franse bronnen zijn ontleend aan het werk van Louis-Fernand Flutre, Table des Noms propres avec toutes leurs variantes figurant dans les Romans du Moyen Age écrits en français ou en provençal et actuellement publiés ou analysés (Centre d'Etudes supérieures de Civilisation Médiévale, II). Poitiers, 1962. Eventuele andere bronnen worden in de tekst zelf vermeld.
Aglentine (Aglentinne), 5173, 5529, A. van Caudie (→ Plaatsnamen). In de Franse hoofse literatuur komen tal van adellijke dames van die naam (Aiglentine, Englentine) voor, maar geen enkele met de aanduiding van de streek van herkomst. Een is zelfs de heldin van een ‘chanson’: ‘Belle Aiglentine’. Hier zal wel bedoeld zijn een adellijke dame, die optreedt in het gevolg van Genovere; als zodanig komt zij ook voor in ‘Le Roman du Hem’ van Sarrasin. Agravein, 4321, 5404, een ridder uit het gevolg van koning Artur, die door Ferguut overwonnen wordt. In een aantal Franse romans is hij de broer van Gauvain, Guerrehet en Gaheriet. Zulk een verwantschap is uit de Ferguut niet op te maken. In de Lanceloet wordt deze ridder meermaals genoemd. Alaert (Sente), 5392 (of Adelaert)Ga naar voetnoot1. Een Sint Adalard was abt te Corbië in Picardië (822). Alemandine, ‘uute Grieken’, 5174, adellijke dame uit het gevolg van Genovere. Ze treedt o.a. ook op in Li romanz d'Athis et Prophilias ou l'Estoire d'Athenes, waar ze de dochter is van Theseus. Haar bijnaam ‘uute Grieken’ is dus verantwoord. Alene (Allene), (Sente), 3201, 4534, 4839, de moeder van Constantijn de Grote. Ook in enkele Franse romans, bij voorkeur klassieke, komt haar naam voor als Hélaine, Hélène, met de varianten Elaine, Elene, enz. Een speciale betekenis krijgt die naam in de Ferguut evenwel in de woordspeling met ‘allene’: enen sinte Allenen bevelen vs. 4534: iemand alleen laten, weggaan van iemand. Deze bijzonderheid maakt het waarschijnlijk dat hier toch een andere heilige bedoeld wordt, nl. de heilige Alena van Dilbeek bij Brussel, die in de 7e eeuw leefde en na haar gewelddadige dood in de Brusselse omgeving als martelares werd vereerd. Buiten medeweten van haar heidense vader, de heer van Dilbeek, die de christenen niet genegen was, ging zij geruime tijd elke nacht geheel alleen van Dilbeek naar Vorst om aldaar het kerkelijk officie bij te wonen. Zie hierover: L. Indestege, Het Leven van de Heilige Alena, Dilbeek, z.j. Artuer (Artur), passim.; ‘A. die coninc’, ‘den coninc rike’. Artur, de held der Brits-Keltische romans, zoon van Uterpendragon en van Igerne, echtgenoot van Genovere, koning van Logres en hoofd van de Tafelronde. In de Ferguut wordt zijn af- | |
[pagina 229]
| |
stamming en zijn koningschap van Logres nooit vermeld; wel het koningschap ‘van Bertaengen’ (2741). Barlebaen, 1754, 2372, 3763 (ook Baerbelane in vs. 1754), een zwart en lelijk hels spook, een duivel. Bohort (Bohoert, Boört), 2994, 4320, 5246, 5397, ridder uit het gevolg van koning Artur en volgens vs. 2994 neef van Lancelot; wordt door Ferguut overwonnen. Treedt in een aantal Franse Brits-Keltische romans op als Bohor(t), Bohour(t), Behort of Boor(t). Flutre vermeldt o.a. een B. l'Essilié of B. de Gaunes = (Gaunes of Gannes, stad en landstreek in westelijk Gallië), die neef is van Lancelot en met Galaad en Perceval de tocht naar de Graal tot een goed einde brengt. Daneel (Daneele), (Sente), 3762, 4783 (2 maal in rijmpositie!), de profeet Daniël, als heilige beschouwd en als zodanig aangeroepen, wat veelvuldig gebeurt in de Brits-Keltische romans; volgens Langlois, Table des Noms propres de toute nature compris dans les Chansons de geste. 1904 [Reprint 1971], is dit ook het geval in de ‘chansons de geste’. Denijs (Sente), 2138, 3832, 5275 (telkens in rijmpositie!), de Franse nationale heilige Saint-Denis, bisschop van Parijs in de 3e eeuw, ten onrechte vereenzelvigd met Dionysius de Areopagiet. In aanroepingen komt Saint-Denis ook veelvuldig voor in de Franse Brits-Keltische romans en in de ‘chansons de geste’. Erec (Herec, ook Heerecke) ‘dien ridder metten baerde’, 1772, 4322, 5246, 5402, een der meest bekende ridders aan het hof van koning Artur, wordt de 7de dag van het groot toernooi overwonnen door Ferguut. In de Franse romans is hij de zoon van koning Lac en van koningin Ocise. Chrétien de Troyes koos hem tot de held van zijn eerste eigenlijke Britse roman: Erec et Enide. Zie hierover: J. Frappier, Chrétien de Troyes, L'homme et l'oeuvre (Connaissance des Lettres, nr. 50). Parijs, 1961, blz. 85-105. De bijnaam ‘ridder metten baerde’, aan Erec hier gegeven, heb ik in geen enkele Brits-Keltische roman en ook in geen enkele studie over Chrétien de Troyes teruggevonden. Is die soms een reminiscentie aan het bekende epitheton ornans van Karel de Grote in het Chanson de Roland: Charlemagne à la barbe fleurie? Faussette (van Tudele), 5179, 5528, ook genoemd ‘die scone van Tudele’ (5179) (→ Plaatsnamen), adellijke dame in het gevolg van koningin Genovere tijdens het grote toernooi. Wordt niet vermeld door Flutre; wel door Langlois als Faussette, Faussetain, jonkvrouw uit het gevolg van Anfélise, moeder van de ‘Povre Veü’. Verder treedt een Faussette (nergens van Tudele genoemd) op in het ‘chanson de geste’: Foulques de Candie. (Langlois, blz. 214). Ferguut, passim. (ook Ferragute, 1357 en Ferraguut, 5597), de held van dit verhaal, zoon van Somilet; Fergus in de Franse roman. Zie over die naam: E. Martin, Einl., XXIII. Fortune, 2406, de godin Fortuna, hier zoals vaak in de Middeleeuwen en ook nog in latere tijd verwisseld met de Occasio (de gunstige gelegenheid die moet worden aangegrepen). Meestal wordt zij voorgesteld met haarlokken, die naar voren waaien en met het achterhoofd kaal. Volgens Horst Rüdiger, Göttin Gelegenheit. Gestaltwandel einer Allegorie in Arcadia, 1966, 121-166 (vooral de blz. 130-33) gaat de verbinding of de verwisseling van Fortuna en Occasio in hoofdzaak terug op het tweede vers van distichon II, 26 uit de Disticha Catonis: ‘Fronte capillata, post haec Occasio calva’ (zie voor de juiste tekst en interpretatie: Ps. Cato, Dist., ed. M. Boas, Amst. 1952, blz. 134). De Fergus heeft reeds dezelfde voorstelling (zie uitg. Martin, blz. 83, vzn. 3-5. - Zie ook: M.J.M. de Haan, Is Ferguut's geluk spreekwoordelijk? in Feestbundel opgedragen aan Prof. Dr. G.A. van Es. | |
[pagina 230]
| |
Galarant (Galarent, Galerant), 4193, 4208, 4244, 4276, 4595, 4614, enz., koning van Amarië. (→ Plaatsnamen). Flutre vermeldt een Galanan(t) de Benoïc, die in Le roman en prose de Tristan ... optreedt en gedood wordt door Gauvain. Langlois noemt een aantal personages op met de naam Galerant (Gallerant, Galeran), maar geen enkele voert de titel: ‘koning van Amarië’; een paar van hen behoren tot het geslacht der verraders (Langlois, bl. 248). Galiene, 1171, 1201, 1213, 1217, 1249 enz., koningin van Rikenstene (→ Plaatsnamen); in de Fergus draagt ze dezelfde naam. Haar naam komt verder niet voor bij Flutre, wel bij Langlois, die (blz. 83) een paar Galiene's vernoemt, van wie evenwel geen te vereenzelvigen is met de geliefde van Ferguut. Gariët, 4321, ridder uit de hofhouding van koning Artur, wordt samen met Agravein vermeld. In de Franse Brits-Keltische romans is Gariet (var. Garriés, Gaharié, Gahariet) doorgaans de jongste van de vier zonen van koning Loth van Orcanië en van de schoonzuster van koning Artur; zijn drie andere broers heten: Gauvain, Agravain en Guerrehet. Gawein, 11, 21, 48, 65, 248 (Walewein, 4325). - Kort na elkaar komen de beide namen in hetzelfde verband voor, waaruit kan blijken dat de Nederlandse bewerker van de Ferguut hier aan twee verschillende ridders dacht. De hoofse ridder bij uitstek en neef van koning Artur. In de Franse Brits-Keltische romans treffen we de naam van dit personage in hoofdzaak aan als: Gawain, Gauvain of Gavain; een enkele keer als: Walwain in de Brut van Wace. Genovere, 4976, 5035, 5058, 5169, 5330, 5441, 5530, 5571, 5573, de gemalin van koning Artur. In de Franse Brits-Keltische romans heet ze doorgaans Genevre of Guenievre (var. Gennevere, Genuevre of Genovre) en is ze de dochter van koning Leodegan van Carmelide. Gosengoot, 5405, 5583, ridder behorend tot het gevolg van koning Artur, díe de 10de dag van het toernooi overwonnen wordt door Ferguut. Flutre vermeldt 3 personages met de naam: Gosaingos, Gosaingot, Gozaingot, van wie alleen de derde, een gewoon ridder, kan vereenzelvigd worden met de figuur uit de Ferguut. In de Franse bronnen wordt Gosaingot niet tot de ridders van koning Artur gerekend. - Komt insgelijks voor als Gosengoes in Jacob van Maerlants Merlijn (uitg. Van Vloten, 1880-82), vs. 15588 en in de Riddere metter Mouwen, vs. 2915 (A.M.E. Draak, The second part of the Dutch Ferguut ..., blz. 109). Herec. Zie Erec. Isaude (Ysaude), 5178, 5529 ‘des conincs wijf van Spanie’ (5178), aanwezig als eregaste op het grote toernooi (→ Plaatsnamen). De naam Isaut of Iseut is een zeer verspreide in de wereld van de hoofse literatuur; de meest befaamde draagster van die naam is wel Iseut la Blonde, de dochter van de Ierse koning Anguin, vrouw van koning Marc van Cornwales en geliefde van Tristan. Geen enkele staat bekend als koningin van Spanje (de naam van dit land staat in rijmpositie!). Iwein (Ywein, Ywain), 12, 23, 82, 1105, 1772, 2992, 4318, 5248, 5403; ‘geselle van Gawein’, ‘metten witten handen’ (4318), ridder uit de hofhouding van koning Artur, op de 8ste dag van het toernooi overwonnen door Ferguut. In de Franse romans is deze held (Yvains, Iwain of Ivain) een bekende figuur. Chrétien de Troyes maakte hem tot hoofdpersonage van zijn verhaal Le Chevalier au Lion ou Yvain. Hierin speelt het motief van het ‘wapenbroederschap’ (le compagnonage) van Iwein en Gawein een grote rol. (Zie hierover de inleiding, bl. 23). | |
[pagina 231]
| |
Het middelengelse gedicht Yvain and Gawain, dat op Chrétien's roman teruggaat, plaatst de twee helden ook in een gelijkaardig verband. (Zie: Stefan Hofer, Chrétien de Troyes. Leben und Werk. Graz-Köln, 1954, blz. 176). Het epitheton ‘metten witten handen’ wordt in de Franse literatuur ook toegekend aan een Ivain as Blanches Mains, die volgens Flutre, de zoon is van ‘Daire 3, hommelige du roi Loth’ (blz. 110). Een Ywen metten witten handen treedt ook op in Jacob van Maerlants Merlijn (uitg. Van Vloten, 1880-82), vzn. 21214 e.v. - Volgens A.M.E. Draak, The second part of the Dutch Ferguut ..., blz. 109-110 zou deze niet hetzelfde personage zijn als ‘Ywein, son of Urien’. Zulks blijkt niet uit de Ferguut. Keye (Keie), 14, 605, 657, 666, 669, 672, 1018, enz., de ‘drossate Keye’ (2829), ridder uit de hofhouding van koning Artur, als spotter en twistzoeker een vaste figuur in de Brits-Keltische romans. In de Franse verhalen heet hij Kei, Keu of Kex en is hij ‘sénéchal’ van koning Artur. Lanceloot (Lanceloet, Lancelot), 13, 1083, 1772, 2994, 4320, 5406, 5244, 5584, voornaam ridder uit de hofhouding van koning Artur, treedt hier evenwel niet op de voorgrond. Chrétien de Troyes liet hem de hoofdrol spelen in zijn roman Le Chevalier de la Charette ou Lancelot. Zijn grote bekendheid in de middeleeuwse Europese letterkunde verwierf deze ridder evenwel pas door de proza-Lancelot in de XIIIe eeuw (St. Hofer, Chr. de Troyes, blz. 147). Laquis (van Portegale), 4324, 5248, 5399, ridder aan het hof van koning Artur; op de 5de dag van het toernooi door Ferguut overwonnen (→ Plaatsnamen). Flutre kent alleen een Laquins of Laquis de Lampagres, een ridder die overwonnen wordt door Meraugis. Van een heer ‘van Portegale’ met die naam blijkt verder geen spraak te zijn in de Franse bronnen. Leyvale, 4323, ridder aan het hof van koning Artur. Meer dan één ridder met de naam Lenval of Lanval komt voor bij Flutre, maar geen van hen is te vereenzelvigen met ons personage. Een Lynvael treffen we ook aan in de Riddere metter Mouwen (v. 2913). Zie hiervoor: A.M.E. Draak, The second part of the Dutch Ferguut ..., blz. 109. - Volgens Prof. Draak moet deze ridder een bekende figuur geweest zijn in de Middeln. letterkunde ‘as Maerlant uses his name to specify a class of romances. Sp. Hist. I1, v. 60’ (blz. 109). Lidone (uut Almanië), 5177, een dame als eregaste aan het hof van koning Artur (→ Plaatsnamen). In de Franse romans dragen volgens Flutre zowel mannen als vrouwen de naam Lidoine. Enkele vrouwelijke personages met die naam komen bij hem voor, maar geen enkele heeft de bijnaam ‘d'Almaigne’ of is te vereenzelvigen met de hier besproken figuur. Lyonel, 5247, ridder aan het hof van koning Artur. In de Franse romans geniet deze ridder (Leonel, Lion(n)el) meer bekendheid: hij is er de zoon van koning ‘Bohort de Gaunes’, de broer van ‘Bohort l'Essilié’ en neef van Lanceloot; zijn naam dankte hij aan een moedervlek op de borst: een bloedvlek in vorm van een gekroonde leeuw. Lockefeer, 3607, een reus, man van Pantasale. Zijn naam komt in de Fergus niet voor; een reus met die naam treffen we niet aan bij Flutre, wel bij Langlois: ‘Loquifer, géant sarrasin, tué par Renouart’, in het chanson de geste: Aliscans (blz. 404). Lunette, 4338, 4344, 4348, 4354, enz., jonkvrouw in dienst van Galiëne. In de Ivain van Chrétien de Troyes treedt insgelijks een Lunette op in de dienst van Laudine. Lunette (van Brabais), 5181, wel niet dezelfde als de vorige, want zij wordt vermeld bij de hoge eregasten, onder wie vorstelijke personen, die aan het hof van koning | |
[pagina 232]
| |
Artur het groot toernooi bijwonen (→ Plaatsnamen). Macedone (Macedoene), 4279, 4290, 4368, 4601, 4639, 4720 enz., neef en medestrijder van koning Galarant (in de Fergus heet dit personage Arthefilas). Is de naam van deze ridder een herinnering aan Alexander van Macedonië, die door de antieke romans in de Middeleeuwen een grote bekendheid verwierf? Best mogelijk. Flutre vermeldt in ieder geval een Griekse ridder Macedor, die in de Roman d' Alexandre optreedt. In datzelfde soort verhalen komt Macedone geregeld voor bij aanduiding van het koninkrijk van Alexander. Marie (Sente Mariën sone), 3284, 3493, 4709. O.L. Vrouw en haar zoon worden vaak in de Ofr. literatuur in aanroepingen en gebeden vermeld; de eerste als ‘sainte Marie’, zoals o.a. in de Fergus, 6658 en Christus als ‘le fils Sainte Marie’ (zie o.a. Langlois, blz. 435). Martijn (Sente), 2508, Sint-Maarten (naam in rijmpositie!). Blijkbaar een zeer populaire heilige die, volgens Flutre en Langlois (blz. 439-440), vaak vermeld wordt in aanroepingen, zowel in de Brits-Keltische romans als in de ‘chansons de geste’. Meye (Sente Meye), 2830; ‘die goede Meye’, 658 (telkens in rijmpositie!). In de Fergus staat op deze plaats ‘Saint Mangon’, door E. Martin (Einl. XXII-XXIII) vereenzelvigd met de Schotse nationale heilige S. Mungo, die te Glasgow vereerd wordt. Volgens Overdiep (uitg. Ferguut, 1924, blz. 175) zou Halbertsma Meye beschouwd hebben als een vervorming van de naam ‘Maria’. Voor deze hypothese valt wel iets te zeggen, vooral als men de vertrouwelijke naam Maeye of Maeyken hiernaast plaatst. De aanpassing Maeye: Meye kan wel in rijmdwang zijn oorzaak vinden. Het voorkomen van die ietwat gemeenzame naam in een uitroep tot Maria behoeft ons in de Middeleeuwen geenszins te verwonderen: vertrouwelijke omgang met de heiligen was toen immers zeer gewoon. Mereagis, 4332, 5247, 5400, ridder uit de hofhouding van koning Artur, op de 6de dag van het toernooi verslagen door Ferguut. In de Franse romans komen tal van voorname figuren met die naam (Meraugis, Meragis, Merangis, enz.) voor, maar geen enkele van hen verblijft aan het hof van koning Artur. Merlijn, 635, de tovenaar in de Brits-Keltische romans, zoals Malegijs in de vóór-hoofse, Frankische. Hij is de aangewezen helper en raadgever van Uterpendragon en van Artur. Volgens vzn. 634-35 woonde Merlijn ‘menech jaer’ ‘Ter swerter roken inden woude’. Zie voor deze bijzonderheid de inleiding, blz. 16. Pantasale, 3368, 3411, 3500, naam van een reuzin, vrouw van Lockefeer. Herinnering aan Penthesilea, de koningin van de Amazonen en bondgenote van de Trojanen, een bekende figuur in de Franse klassieke romans. Daarin komt haar naam o.a. voor als: Pantaselie, Pantasilie, Panteselee, enz. Pertsevale, Pertchevale, Pertseval, enz., 13, 78, 137, 145, 167, 170, enz., een van de beroemdste ridders aan het hof van koning Artur. Hij heet ‘Pertsevale die Walois’ en is, volgens de voorstelling van onze dichter, de vinder van het ‘precioes grael’ (5334); wordt op de 2de dag van het grote toernooi door Ferguut verslagen. ‘Perceval le Gallois’ is een bekende figuur in de Franse hoofse romans, inzonderheid in de Graalromans. Deze bekendheid verwierf hij vooral door Chrétien de Troyes, die van hem het hoofdpersonage maakte in zijn onvoltooid werk Le Conte du Graal. Philomene, 5170, 5528, ‘des conincs wijf van Avalons’ (5170), eregaste aan het hof van koning Artur (→ Plaatsnamen). Geen overeenkomstige naam in de Franse literatuur. | |
[pagina 233]
| |
Pucelle (die Male -), 5180, de kwaadaardige jonkvrouw. In de Fergus komt geen personage met die naam voor, wel in Le Conte du Graal ou Perceval van Chrétien de Troyes, waarin zij Gauvain ontmoet. In de Ferguut wordt zij alleen vermeld als eregaste van koning Artur bij het grote toernooi. Sagramort (Sagremort, Sagrimort), 14, 1773, 2993, 4319, 5245, 5398, ridder uit de hofhouding van koning Artur. In de Franse hoofse romans wordt een ridder met die naam (Sagremor, Sagramor, Saigremort) vermeld, die wel tot het gezelschap van de Tafelronde behoort; in de Conte du Graal (vzn. 4216-4279) van Chrestien de Troyes gaat Saigremort Perceval te lijf, wanneer die in vervoering staat te staren naar de drie bloeddruppels in de sneeuw en geen gehoor geeft aan zijn bevel om zich bij koning Artur aan te melden. Sibilie (van Rome), 5175, eregaste van koning Artur op het toernooi (→ Plaatsnamen). De naam Sibile of Sébile is zeer gewoon in de Franse ‘chansons de geste’ en in de hoofse romans, hij wordt er zelfs gedragen door vorstinnen, zoals bv. Sibile, de echtgenote van Karel de Grote. Geen enkele van die hooggeplaatste dames draagt evenwel de bijnaam ‘van Rome’. Symoen (Sente), 2908 (in rijmpositie voorkomend!), de heilige Simon. Blijkbaar een zeer populaire heilige, die als Saint Simon vaak aangeroepen wordt in de Franse literatuur, zowel in de vóór-hoofse als in de hoofse. Somilet, 289, 871, 924, 2102, de vader van Ferguut (zie over hem en zijn naam ook de inleiding, blz. 11. In de Fergus komt zijn naam voorals: Soumeillet, -millet, -milloit. Thomaes (Sente), 4749 (in rijmpositie voorkomend!), de apostel Thomas. Ook zijn naam treft men vaak aan in aanroepingen in de Franse epische literatuur. Venus, 1179, 2157, 2463, de godin van de liefde. Walewein, 4325, zie op Gawein. Walois, 5346, bijnaam van Perceval ‘li Gallois’ (uit Wales afkomstig), zie op Pertsevale. | |
DierennaamPennevare, 3707, 3726, 3796, 3800, 3804, 3807, enz., naam van het paard van de reus Lockefeer, dat Ferguut moet temmen alvorens het te kunnen berijden. Als naam van een paard bekend in de Franse literatuur; in de Roman de Thèbes: Panevaire, Pennevaire; in de Ogier de Danemarche: Pennevaire, Penevaire (voor dit laatste, zie Langlois, blz. 517). |
|