Ferguut
(1982)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
[Tekst]Gehouden, daer hi groten lofGa naar voetnoot2
Eens sinxendages, hadde ontfaenGa naar voetnoot3
Ter borch die hiet Caradigaen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Daer waren ridders hovesch ende goet
Ende van ridderscepe vroetGa naar voetnoot6
Die ic wel soude connen nomen,Ga naar voetnoot7
Waendic dat mi soude vromen.Ga naar voetnoot8
Bedi alsic hebbe horen saghenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende davonturen ondervragen,Ga naar voetnoot10
Daer was mijn here Gawein
Ende sijn geselle, mijn her Ywein,
Pertsevale ende Lanceloet,
Her Keye ende Sagremort*
15[regelnummer]
Ende menech ander hoge man,
Die ic genomen niet en can.Ga naar voetnoot16
Maer na etene worpsi ten speleGa naar voetnoot17
Scaec ende worptafle in die zele.
Selc telde andren sine avontureGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die heme worden was te sure.Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 46]
| |
Mijn her Gawein nam bider hant
Sinen geselle, die hi noit vant,
Mijn her Yweine, bloede no loes,Ga naar voetnoot22-23
Sint dat hine eerstwerf coes.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Twee gesellen noit eer
Ne minden mallijc andren meer;Ga naar voetnoot26
Elc coes andren van hen beden,Ga naar voetnoot27
Hem twee conste niemen versceden.Ga naar voetnoot28
Si saten neder ende spraken
30[regelnummer]
Beide gader van menegen saken
Die hen beiden sach gescien.Ga naar voetnoot31
Die coninc es comen binnen dienGa naar voetnoot32
Ende viel neder tusschen hem tween.Ga naar voetnoot33
Mallic spranc op sine beenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ende seiden: ‘Wel moetti comen sijnGa naar voetnoot35
Here! wildi sitten een lettelkijnGa naar voetnoot36
Hier bi ons, so sit hier neder.’
‘Neen ic,’ seit hi, ‘ic sie tweder
Ga naar margenoot+Scone ende claer, in wille niet dagen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Bedi ic wille varen jaghenGa naar voetnoot40
Int foreest van Goriende
Den witten hert, die noit en kende
Dat grote geloep van minen honden.
Hi saelt weten ane dien stonden:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Canicken te velde belopen,Ga naar voetnoot45
Ic wane wel, hi saelt becopen.
Ic wille ghi minen wille doet.’
| |
[pagina 47]
| |
Sprac der Gawein: ‘Het dunct mi goetGa naar voetnoot48
Here, dat gi hebt geseit;
50[regelnummer]
Alse ghi wilt, wi sijn bereit.’
Die knapen sprongen op ter vaert;Ga naar voetnoot51
Elc sadelde sijns heren paert
Ende torsten hare somers sciereGa naar voetnoot53
Ende worper op hare fortsiere.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dat harnasch was ghereet snellijc.Ga naar voetnoot55
Die coninc spranc op hastelijc,
Hi was een scone man ende groet;
Noit was coninc sijn genoetGa naar voetnoot58
Noch die bet scheen een edel man.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Selve hi enen horen nam
Ende maecte heme uter stat wel houde,Ga naar voetnoot61
Want hi wilde sijn te woude.
Heme volchden alle die baroene*
Dier daer menech was ende coene.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Mijn her Gawein, die wel geraectGa naar voetnoot65
Was ende van hoefscheden volmaect,
Hi voer neven der coninginne fine,Ga naar voetnoot67
Die enen mantel van hermineGa naar voetnoot68
Hadde omme hare dor dat sonneschijn.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Die lijste die was sabelijnGa naar voetnoot70
Die al omme den mantel hinc.Ga naar voetnoot71
Noit man sach so rikelijc dinc;Ga naar voetnoot72
Hens niemen diet volprisen mochteGa naar voetnoot73
Jeghen die scepsterigge diet wrochte.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dus quamse ridende ant foreest.Ga naar voetnoot75
| |
[pagina 48]
| |
Die coninc was die alre meest
Meinde den hert ende sach op ende tale.Ga naar voetnoot77
Doe riep hi mijn her Pertsevale
Ende sine jagers datsi quamen.
80[regelnummer]
Mettien si den hert vernamenGa naar voetnoot80
Buten bossche op ene fonteine.Ga naar voetnoot81
Die coninc riep mijn her Yweine
Ga naar margenoot+Ende men ontcoppelde die honde.
Elc sette horen ten monde;
85[regelnummer]
Si voeren sere daer waert.Ga naar voetnoot85
Die hert spranc op ende wart vervartGa naar voetnoot86
Ende vloe neven ere rivieren.Ga naar voetnoot87
Doe liet die coninc verlaisieren.Ga naar voetnoot88
Die honde maecten groet geluut;
90[regelnummer]
Doe hadden die jagers haer deduut.Ga naar voetnoot90
Si jageden wel drie grote milenGa naar voetnoot91
Ende scoter naer met haren pylen.Ga naar voetnoot92
Doe spranc hi in een water diep
Dat daer neven den woude liep
95[regelnummer]
Ende barch hem in een lanc cruut.Ga naar voetnoot95
Die honde maecten groet geluut;
Die ridders bliesen diere na quamen.Ga naar voetnoot97
Alsi den hert int cruut vernamenGa naar voetnoot98
Redensire na metter vaert.Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Die hert spranc op ende wart vervaert;
Ten bossche waert hi hem onstalGa naar voetnoot101
Ende liep in een groet dal.
Die jagers wordens alle gram.Ga naar voetnoot103
Elc doe enen hont nam
105[regelnummer]
Ende sijn na den hert ghedoken.Ga naar voetnoot105
Die bracken hebben echt verrokenGa naar voetnoot106
| |
[pagina 49]
| |
Ende maecten een groet gedalsch.Ga naar voetnoot107
Die jagers waren herde gemalsch,Ga naar voetnoot108
Mallijc blies met sinen horne.
110[regelnummer]
Het was herde goet te horne
Vandien honden dat geloep,
Maer die hert hem allen ontsloepGa naar voetnoot112
Ende verre die honde hi leet.Ga naar voetnoot113
Doe swoer die coninc enen eet
115[regelnummer]
Dat hine sal laten die jacht
Dore bosch, dor hage, dach no nachtGa naar voetnoot116
Tes hi gevaen sal hebben den hertGa naar voetnoot117
Wien soet te pinen wert.Ga naar voetnoot118
Doe waren die ridders alle blide
120[regelnummer]
Ende hi riep ane ene zide
Alte gader sine man.Ga naar voetnoot121
Enen groten cop hi namGa naar voetnoot122
In sine hant, van roden goude
Ende seide, dat hine hebben soude
125[regelnummer]
Die den witten hert mochte vaen.Ga naar voetnoot125
Doe ginc elc met sporen slaenGa naar voetnoot126
Ga naar margenoot+Naden hert, soe hi best mochte.Ga naar voetnoot127
Die hert vloe sere, want hi dochteGa naar voetnoot128
Die vrese sere van der doet.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Deen blies, dander scoet.
Hi liep al gapende in dat wout,Ga naar voetnoot131
Heme volchde menech ridder stout;Ga naar voetnoot132
Die honde daden hem groten pant.Ga naar voetnoot133
Hi liep neder doe al te hantGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
In enen broec. Hem ginc daer dorsten,Ga naar voetnoot135
Van hitten was hi bi na te borsten.Ga naar voetnoot136
| |
[pagina 50]
| |
Doe quam Pertsevale ter vaertGa naar voetnoot137
Ridende op een hoge paertGa naar voetnoot138
Dat hi den roden ridder nam.
140[regelnummer]
Den hert jagende hi vernam.Ga naar voetnoot140
Sinen spiet heft hi verdregenGa naar voetnoot141
Ende waenden wel hebben geslegen,Ga naar voetnoot142
Maer hine wilde noch sterven niet.Ga naar voetnoot143
In een dal hi zeere vliet,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Ne waer mijn her PertsevalGa naar voetnoot145
Volchde heme al over al,
Die hert voren een deel; hem lustGa naar voetnoot147
Te lopene: hi was gherust.Ga naar voetnoot148
Des was die coninc erre dan.Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hi was moede ende sine man
Wilden weder te samen gaen;
Den hert en constense niet gevaen.
Die coninc hefse wel gehort,Ga naar voetnoot153
Een lettelkijn reet hi bet vortGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Ende seit dat hi nemmermeer bi karitatenGa naar voetnoot155
Goet doet, die den hert sal laten!Ga naar voetnoot156
Doe reden si mee dan haren teltGa naar voetnoot157
Naden hert, die vor hem heltGa naar voetnoot158
Ende sere liep dan si consten gehogen.Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Si hilden heme over bedrogenGa naar voetnoot160
Alle die gene diere waren:Ga naar voetnoot161
Die hert was hem allen ontfarenGa naar voetnoot162
Wel na groter milen twee.Ga naar voetnoot163
| |
[pagina 51]
| |
Ic wane, sine hadden nemmermeeGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ghevaen, si hadden verloren;
Die coninc hadde geweest versworenGa naar voetnoot166
Maer dore mijn her PertsevaleGa naar voetnoot167
Die hem volget berch ende dale.Ga naar voetnoot168
Die hert ontliep hem uten woude
170[regelnummer]
Wilde Pertsevale of en woude.Ga naar voetnoot170
Ga naar margenoot+Int wout van Gladone hi hem dedeGa naar voetnoot171
Ende Pertsevale algader mede.
Hi liep op den foreeste sciereGa naar voetnoot173
Drie grote milen, so dede hi viereGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Ende maecte hem in een vremt lant
Daermen Gode niet en kant:Ga naar voetnoot176
Dat lant heet Indegale.
Een bracke liep met Pertsevale
Diet spoer vanden hert hilt.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Doe sach Perchevael waer hi hilt*Ga naar voetnoot180
Int ende van ere holre straten.
Doe riep Perchevale utermatenGa naar voetnoot182
Lude ende vertroeste sinen hont.Ga naar voetnoot183
Die tonge hinc hem uter mont,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Hi was herde moede ende slanc;Ga naar voetnoot185
Nochtan verlichte hi hem ende sprancGa naar voetnoot186
Ende tande den hert in sijn vleesch.Ga naar voetnoot187
Pertsevale hads sinen eeschGa naar voetnoot188
Ende riep: ‘En laetten di niet ontgaen,Ga naar voetnoot189
| |
[pagina 52]
| |
190[regelnummer]
Ic comdi bescudden saen.’Ga naar voetnoot190
Doe spranc in een marasch te handenGa naar voetnoot191
Die hert ende die hont metten tanden
Dwanckene ende maecten moede.Ga naar voetnoot193
Thoeft was hem al roet van bloede,
195[regelnummer]
Het ginc den hert al uten spele;Ga naar voetnoot195
Hi doec ende ontede sijn kele.Ga naar voetnoot196
Nu mach hi drinken, dorst hem sere.Ga naar voetnoot197
Maer hem liep des waters mere
Dan heme lief was in sine kele.
200[regelnummer]
Hi spranc ute; hi hads te vele
Ende waende wel sinen wech gaen;Ga naar voetnoot201
Maer die bracke greepen saen.Ga naar voetnoot202
Doe spranc hi weder wel sciereGa naar voetnoot203
Herde diep indie riviereGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
Ende voer in gront ende verdranc.Ga naar voetnoot205
Doe quam hi boven eer iet lancGa naar voetnoot206
Die bracke dede hem groten pant,Ga naar voetnoot207
Hi swam na ende tracken ant lant.Ga naar voetnoot208
Doe quam Pertchevale toe geslegenGa naar voetnoot209
210[regelnummer]
Ende vint den hert ant lant gedreven:
Hem wonderde dat hi was doet.Ga naar voetnoot211
Van sinen orsse dat hi scoetGa naar voetnoot212
Ende blies driewerf ende dede verstaen
Dat hi den hert hadde gevaen.
215[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hi wiste meer ane dat geblasGa naar voetnoot215
Dan enech ridder diere was.*Ga naar voetnoot216
Die coninc kende sinen horen,
Hi riep ende noepede dors met sporen:Ga naar voetnoot218
‘Die hert es gevaen, ic hort wale,Ga naar voetnoot219
| |
[pagina 53]
| |
220[regelnummer]
Nu toe ende helpe wi Pertsevale!Ga naar voetnoot220
Hi heft den witten hert verslegenGa naar voetnoot221
Perchevale, alse een coene degen!’Ga naar voetnoot222
Doe reden si vort ende sagen staenGa naar voetnoot223
Te voet ende hadde den hert ondaen;Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Met sire sleppen drogedi sinen hont.Ga naar voetnoot225
Doe quam die coninc daer hi stont
Ende groetene alse sinen vrient.Ga naar voetnoot227
Hi seide: ‘Gi hebt mi wel gedient.’
Perchevale groetene weder
230[regelnummer]
Ende seide: ‘Here, beet nederGa naar voetnoot230
Ende rust u, wi moeten hier bliven.
Wi[e] soude ons nu henen driven?
Mi duncke dat wel bider nacht si.’Ga naar voetnoot233
‘Ghi segt waer, dat duncke mi’
235[regelnummer]
Sprac die coninc; hi beette saen.
Doe gincmen pawelioene slaen.Ga naar voetnoot236
Die mane scheen scone ende claer.
Alden nacht bleven si daer
Ende aten daer; daer was spisen
gnoech*
240[regelnummer]
Ende alles dies si hadden ghevoech.Ga naar voetnoot240
Achter etene si slapen gingen.Ga naar voetnoot241
Doe dede die coninc den cop bringen
Ende gaffene mijn her PerchevaleGa naar voetnoot243
Ende seide: ‘Vrient, ic ans u wale.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Ghi hebt den witten hert gevaen,
Van allen hebdi den prijs ontfaen.’
Mijn her Perchevale wart opGa naar voetnoot247
Ende gaf mijn her Gaweine den cop;
Dat was hem allen wel bequameGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Dat hi ontfinc den groten name.Ga naar voetnoot250
Dien nacht rusten si met gemake.
| |
[pagina 54]
| |
Tierst dat die dach grake
Was, wart op die goede manGa naar voetnoot252-53
Ende dede sine cleder an.
255[regelnummer]
Alse hi gereet was, wildi dwaen.Ga naar voetnoot255
Men brochte hem dat water saen
In twee guldine beckineGa naar voetnoot257
Ende ene dwale purperine.Ga naar voetnoot258
Ga naar margenoot+Hi dwoech ende hiet al op doenGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Sine tenten ende sine pawelioen.
Doe warpmen omme die somers sciereGa naar voetnoot261
Ende loet pauwelione ende fortsiere.Ga naar voetnoot262
Den hert en heeftmen niet vergeten,
Die coninc hi hadt wel geweten.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Een knape op enen zomere hine leide.Ga naar voetnoot265
Daer en was nemmer geen beide;Ga naar voetnoot266
Si saten op alle ter vaert
Ende reden alle te Cardoel wart.
In een dal si gereden quamen.
270[regelnummer]
Enen casteel si vernamen,
Daer woende een dorpere van Pelande,Ga naar voetnoot271
Die op die zee van IngelandeGa naar voetnoot272
Op ene roetsche hadde gemaectGa naar voetnoot273
Sine husinge ende al omme gestaectGa naar voetnoot274
275[regelnummer]
Met groten ende met langen bomen.Ga naar voetnoot275
Hine wilde daer hebben niemens comen.Ga naar voetnoot276
Ene hoge torre stont ane deen ende.Ga naar voetnoot277
Hine ontsiet assaut no meswende.Ga naar voetnoot278
Wel was die dorpere gheaisiertGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
Die den torre gebatalgiertGa naar voetnoot280
| |
[pagina 55]
| |
So wel hadde op die hoge zee.
Dertich milen ende meeGa naar voetnoot282
Soe mach hi omtrent hem sien.Ga naar voetnoot283
Dier in es darf nieman ontsien.Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Van hem en willic niet vertrecken.Ga naar voetnoot285
Al tlant was sijn; hi moest berecken;Ga naar voetnoot286
Men mochte tlant niemen els geven:Ga naar voetnoot287
Het was hem van sinen oer bleven.Ga naar voetnoot288
Die dorpere hiet Somilet.
290[regelnummer]
Een wijf haddi, die vele bet
Was geboren dan hare man:Ga naar voetnoot290-91
Dor sgoets wille sine ghewan.Ga naar voetnoot292
Drie sonen haddi bi sinen wive
Die scone waren van haren live
295[regelnummer]
Ende van leden wel geraect:Ga naar voetnoot295
Nature hadse volmaect.Ga naar voetnoot296
Die dorpere hietse pinen gaenGa naar voetnoot297
Alden dach ende vroech op staen.
Die twee dedi driven veeGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Verre van husen op die zee.
Die derde ginc in die ploech.
Van calf vellen hi ane droech
Ga naar margenoot+Enen roc cort toten knie
Ende twee hoselen gebonden ant die.Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Ter pinen was hi wel gewone,Ga naar voetnoot305
Hi scheen qualic eens rijcs mans sone.
Die coninc leet biden castele.Ga naar voetnoot307
Sere besach hi die tornele.Ga naar voetnoot308
Dat hordijs, die hoge zaleGa naar voetnoot309
310[regelnummer]
Die bequam hem herde wale.Ga naar voetnoot310
| |
[pagina 56]
| |
Hine voer niet sere, waer den teltGa naar voetnoot311
Quam hi gereden ane een velt,
Daer des dorpers sone dreef di[e] ploech.
Die knape versachse, niet sere hi loech,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Herde sere was hi vervaert;
Vlien en wiste hi waer waert.Ga naar voetnoot316
Hi waende sine wech wilden voeren;Ga naar voetnoot317
Een let endorsti niet verroeren.Ga naar voetnoot318
Hi stont ende sweette alse een das
320[regelnummer]
Tes die rote leden was.Ga naar voetnoot320
Achter die ploech die knape lach.Ga naar voetnoot321
Van verren dat hi comen sach
Enen zomere met gemakeGa naar voetnoot323
Die was gehort ane enen stake.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Een knape dreefne met ere roedenGa naar voetnoot325
Dat heme die lanken gingen bloeden;Ga naar voetnoot326
Hine consten niet vort gedriven,Ga naar voetnoot327
Bedi moesti achter bliven.Ga naar voetnoot328
Alse dit des dorpers sone vernam,
330[regelnummer]
Sine ploech liet hi ende quam
Ten knape wert, so hi seerst mochte.Ga naar voetnoot331
Sine grote colve dat hi brochte;Ga naar voetnoot332
Sijn hant in sknapen togel hi sleet.Ga naar voetnoot333
‘Vrient,’ seit hi, ‘dat di God al leet
335[regelnummer]
Moete verden, segt mi, wie si sijnGa naar voetnoot335
Die heren, die hier leden sijn.’Ga naar voetnoot336
‘Hets die coninc ende sine vrientGa naar voetnoot337
Die hem dicke hebben gedient.
Si hebben heme verwonnen tlant,
| |
[pagina 57]
| |
340[regelnummer]
Soe dat hi keyser es te hant.’Ga naar voetnoot340
‘Nu sech mi noch, lieve caren,Ga naar voetnoot341
Die daer naest den coninc varen
Wie sijn si? bestaen si hem iet?’Ga naar voetnoot343
‘Jasi, vrient, en twifels niet,Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Het sijn die vander tafelronden.
Menige avonture hebsi vonden.Ga naar voetnoot346
Ga naar margenoot+Het sijn die gene van sconinx rade
Lude, stille, vroe ende spade.’Ga naar voetnoot348
‘Het mach wel sijn, bi mire trouwenGa naar voetnoot349
350[regelnummer]
Ic wane den coninc dan noch scouwen.Ga naar voetnoot350
Ic hebbe horen tellen soe veleGa naar voetnoot351
Van heme dogeden in menegen speleGa naar voetnoot351-52
Ende vanden ridders die hi heeft:
Hets wel bestaet dat hi leeft.Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Te hove waert willic mi maken.
Ic hope ic salre wel geraken,
Soudicken soeken op den Rijn;Ga naar voetnoot357
Ic sal van siere meysnieden sijnGa naar voetnoot358
Ende van sinen nausten rade,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Ic sal van hem jagen die quade.’
‘Ghi hebt recht,’ sprac die seriant,Ga naar voetnoot361
Te hove werdi saen bekant.’
Hi nam orlof ende keerde saen;
Te sire ploech quam hi gegaen,
365[regelnummer]
Sine perde hi ontspien.Ga naar voetnoot365
Ten castele liep hi mettien;Ga naar voetnoot366
Soe vele liep hi, dat hem tsweet
Pisselinge over die ogen leet.Ga naar voetnoot368
| |
[pagina 58]
| |
Hi liep so sere indat gras,
370[regelnummer]
Welna hi te borsten was;Ga naar voetnoot370
Utermaten sere hi ran.Ga naar voetnoot371
Mettien hi ten castele quam an,
Sinen vader hi daer vint;
Hine groeten niet een twint.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Sijn ploech yser hi brochte;
Ter erden waerp hijt, hine rochteGa naar voetnoot376
Nemmer te gane metter ploech.Ga naar voetnoot377
Sijn vader sagene, sere hi loech.Ga naar voetnoot378
Hi seide: ‘Wat hefstu vernomen?Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Waer bi bestu so tilec comen?Ga naar voetnoot380
Du hebst tilec werc gelaten.
Qualec hebstu verdient dijn haten.’Ga naar voetnoot382
‘Here’, sprac die cnape, ‘bi God!
Mi dunct, gi hout met mi u spod.
385[regelnummer]
Geeft mi wapene, laet mi varen
Te hove; in wils niet ontbaren.’Ga naar voetnoot386
Die dorpre horet ende wart erre daer af,Ga naar voetnoot387
Hi begreep enen groten staf.*Ga naar voetnoot388
Ic wane hi hadde hem te broken thoeft,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Maer sijn moeder quam, des gelceft,
Ga naar margenoot+Ende greep den dorpere in haer arme.
Si seide: ‘Lieve here, wacharme!Ga naar voetnoot392
Gi doet quaet te minen trouwenGa naar voetnoot393
Dat gi uwen sone wilt blouwen.’Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Die dorpre versprac sinen sone.Ga naar voetnoot395
‘Ja!’ seit hi, ‘quaet hoeren sone,Ga naar voetnoot396
Wildi wesen ridders genoet?Ga naar voetnoot397
Gaet ende hoet u queckenoet.Ga naar voetnoot398
| |
[pagina 59]
| |
Oft gi metter ploech niet wilt gaen,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
So draget mes met berien saen.’Ga naar voetnoot400
‘Here,’ sprac die vrouwe, ‘gi hebt onrecht.Ga naar voetnoot401
Ghine saget noit bi mi liggen knecht;
Ghi scelt mi hoere ende quade schite:Ga naar voetnoot403
Van hoerdome willic wesen quite.Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Hens man geen diet mi op tienGa naar voetnoot405
Wilde, ic ensout hem doen lienGa naar voetnoot406
Dat logene ware ende sceren:Ga naar voetnoot407
S[t]appans stede wildix mi werenGa naar voetnoot408
Oec secgic u van uwen zone:
410[regelnummer]
Al hebdine ter pinen gewone,Ga naar voetnoot410
Ne wondere u niet dat hi gedachteGa naar voetnoot411
Ten wapinen heft; in mijn geslachte
Es noch menech riddere goet.
Here, mi dunct dat gi wel doet:
415[regelnummer]
Latene te hove varenGa naar voetnoot415
Want ghi moges wel ontbaren.Ga naar voetnoot416
Hier bliven twee sire broederkine;
Hi es doutste, geeft hem wapine,
Latene varen dienen te hove.
420[regelnummer]
Hi mach noch wel te groten loveGa naar voetnoot420
Comen ende prijs ontfaen.
Hi es een scone man ende wel gedaen.’Ga naar voetnoot422
Die dorpre sijn wijf wel verstoetGa naar voetnoot423
Ende peinsde wel in sinen moetGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
Dat hi hare hadde messeit.Ga naar voetnoot425
Het was heme utermaten leit
Ende riep: ‘Vrouwe, vergeeft mi nu
| |
[pagina 60]
| |
Dat ic messeide jegen u.’Ga naar voetnoot428
‘Here, ic vergeeft u gerne:
430[regelnummer]
Aldat ghi seit, nemic in scherne.’Ga naar voetnoot430
‘Vrouwe,’ seit hi, ‘dat lone u God!
Ic seide als een die was sod;
Al uwen wille willic doen.’
Hi sach vore hem staen enen garsoen,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hi hiet heme dat hi vollec brochteGa naar voetnoot435
Sine wapine, die in dagedochteGa naar voetnoot436
Hadden gelegen menich jaer.
Die garsoen liep vollec daer,
Die wapine brachte hi algader;
440[regelnummer]
Si behageden wel sknapen vader.
Die halsberch was roet als een bloetGa naar voetnoot441
Van rostecheden, maer herde goetGa naar voetnoot442
Ende vast haddi die maelgie.Ga naar voetnoot443
In al tlant van Cornuaelgie
445[regelnummer]
En soudemen niet vinden enen smetGa naar voetnoot445
Die enen soude maken bet.Ga naar voetnoot446
Die helm was van finen stale
Getempert ende vergult wale.Ga naar voetnoot448
Alse die knape die wapine sach
450[regelnummer]
En sach hi nie so bliden dach.Ga naar voetnoot449-50
Hi wilde wel hebben orlofGa naar voetnoot451
Van sire moeder ende hi int hofGa naar voetnoot452
Ware, gewapint op sijn pert:
Hi waende onthouden sijn ter vert!Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Die dorpre en wilde nemmer beiden.Ga naar voetnoot455
In die zale dede hi spreiden
| |
[pagina 61]
| |
Een utermaten swarte cleet.
Die wapine warp hire up ghereet.Ga naar voetnoot458
Een witte bronie daer mede was.Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Die knape dedese an ende na dasGa naar voetnoot460
Twee cousen ende den halsberch groet,Ga naar voetnoot461
Wel dapperlike hine ane scoet.Ga naar voetnoot462
Den helm so letste hi wel schiere.Ga naar voetnoot463
Een swert gordi ende een ors diereGa naar voetnoot464
465[regelnummer]
Brochtemen vor den jongelinc.
Ic wane grave no coninc
Noit beter met ogen sagenGa naar voetnoot467
Om enen ridder gewapint te dragen
Ofte twee, alst was te doene.Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Het was dapper ende coene.
Daer jegen hem cume een vogel hilde
Te vliegene, daert lopen wilde.Ga naar voetnoot471-72
Die knape gaf enen lach
Daer hi den wrene comen sach.Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Hi greepene, int ghereide hi spranc;Ga naar voetnoot475
Den stegereep wistijs clenien danc.Ga naar voetnoot476
Ene scorgie nam hi in sine hant,*Ga naar voetnoot477
- Men wiste van sporen niet int lant -
480[regelnummer]
Enen ouden scilt heftmen hem brochtGa naar voetnoot480
Ende ene spere, die inden roecGa naar voetnoot481
Gehangen hadde seven jaer ende oec
Doe vragedi omme sijn gavelot.Ga naar voetnoot483
Gi moget wel weten, hi was sot.
| |
[pagina 62]
| |
485[regelnummer]
Men brocht hem vollec, hi hiet langen,Ga naar voetnoot485
Ane sijn aertsoen heft hijt gehangen.Ga naar voetnoot486
Om sijn bijl hiet hi oec lopen.
Men halet heme, ende hi ginc knopenGa naar voetnoot488
Ane daertsoen van sinen gereide.
490[regelnummer]
Doene was daer engene beide:Ga naar voetnoot490
Hi was gereet, hi wilde varen.
Die moeder dreef groet mesbaren,
Si helsdene ende custene sere;*Ga naar voetnoot493
Die knape bevalse onsen Here.
495[regelnummer]
Hi nam orlof an sinen vader,
Hi weende ende die mesniede algader.Ga naar voetnoot496
Sijn moeder so mesliet haer sereGa naar voetnoot497
Ende seide, sine sagen nemmermere!Ga naar voetnoot498
Sone dedse, si seide waer die vrouwe.Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Om haren sone hadsi rouwe,
Maer hare sone peinsde al el;Ga naar voetnoot501
Watsi weenden, hi hads spel.Ga naar voetnoot502
Harde saen was hi te daleGa naar voetnoot503
Alle trappen vander zale.
505[regelnummer]
Tors maectem dapperlijc daer of.Ga naar voetnoot505
Den casteel ruemdi ende dat hofGa naar voetnoot506
Ende voer danen hi was comen.Ga naar voetnoot507
Mettien so heft hi vernomen
Die trache daer si waren leden.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
So vele heft hi na hen gereden,
Dat hi vanden wege meste meestGa naar voetnoot511
Ende reet in een groet foreest.
Hine wiste welc hi varen soude.Ga naar voetnoot513
| |
[pagina 63]
| |
Den wech verloes hi buten woude.Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Hi sach al omme ende hem bedochteGa naar voetnoot515
Welken wech hi riden mochte.
Hi sach waer quamen verlaisiertGa naar voetnoot517
Viere dieve, die helme gelachiert.Ga naar voetnoot518
Si riepen: ‘Ribaut, pautenier!Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
Die leede duvel droech u hier!Ga naar voetnoot520
Ghi selt ons laten den goeden wrene
Ende al u wapine groet ende clene
Ga naar margenoot+Ende daer toe selen wi nemen u lijf.Ga naar voetnoot523
Wat daedi hier, onsalech keytijf?’Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Alse die knape die dieve versietGa naar voetnoot525
Hine duchtese alle niet een riet;Ga naar voetnoot526
Een twint was hi niet vervaert.Ga naar voetnoot527
Die een quam sere te hem waert
Ende riep: ‘Her joncman, beet neder!Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Ghi moet ons laten pert ende cleder;
In wille niet dat gijt vort mere.’Ga naar voetnoot531
Die knape sprac: ‘Lieve here
Te Cardoel waert, waer varic daer best?Ga naar voetnoot533
Wiset mi, (want ic hebbe den wech gemest)Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Welc ic best te hove gherake.Ga naar voetnoot535
Herde gerne ic den coninc sprake;
Ic wille mi met hem aconiscierenGa naar voetnoot537
Ende varen met hem in rivieren.Ga naar voetnoot538
Ic wille dat hi houde den raet mijn.’Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
‘Dat moet in duvels name sijn’Ga naar voetnoot540
Sprac die dief, ‘her drieten sone!Ga naar voetnoot541
U vorders sijns qualic gewoneGa naar voetnoot542
Te varne in sconinx sout.Ga naar voetnoot543
| |
[pagina 64]
| |
Si connen vele bet sciden houtGa naar voetnoot544
545[regelnummer]
Ende ploege driven ende laden mes.
Sijt wel seker ende gewes,
Ic sal u stappans doet slaen;Ga naar voetnoot547
Ghi waert bet in u ploech gegaen.’Ga naar voetnoot548
Die knape vererret ende wart gram.Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Met beiden handen dat hi nam
Sinen scacht ende sloegen op thoeft.Ga naar voetnoot551
Hi wart herde sere verdoeft
Ende viel ende gaf enen quac;Ga naar voetnoot553
Sinen die schinkel hi brac.*Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Alse dander drie dit versagenGa naar voetnoot555
En wilden sijt langere niet verdragen.
Die knape en conste hem niet wachten*Ga naar voetnoot557
Si quamen toe ende staken bachtenGa naar voetnoot558
Op den rugge met haren speren;
560[regelnummer]
Maer en mochte heme al niet deren,
Hi versat cume van haren steken.Ga naar voetnoot561
Dies dochtem allen haer herte breken.
Alse dus gesteken was die knape
Was hi sere tonghemakeGa naar voetnoot564
565[regelnummer]
Ende gegreep sijn gaveloet.Ga naar voetnoot565
Sere swanc hijt ende scoetGa naar voetnoot566
Ga naar margenoot+Den enen dief dore den lichame.
Den andren tween waest onbequame:Ga naar voetnoot568
Si vloen sere, si sagen welGa naar voetnoot569
570[regelnummer]
Dat die knape hadde leelic spel;Ga naar voetnoot570
Daer en was geen achter sien.Ga naar voetnoot571
Die knape es omme ghekeert mettien
Ten andren tween die daer lagen,
| |
[pagina 65]
| |
Want hine conste vlien no jagen.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Hi sloech hem af die hoefde beide
Ende hincse ane sijn gereide.
Herde sere reet hi emmertoeGa naar voetnoot577
Tes hi quam in sinen woech doe.Ga naar voetnoot578
Sine dachvarde hilt hi waleGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
Ende reet so lange berge ende daleGa naar voetnoot580
Dat hi quam te Cardoel in Galen.
Achter etene in der zalen
Speelde Artuer die coninc
Ende met hem menech jongelinc,
585[regelnummer]
Die pine gehadt hadden vele.Ga naar voetnoot585
Die knape quam tote in die zele
Gereden, daer hi den coninc sach.
Hi groetene ende bat hem goeden dach.Ga naar voetnoot588
Die ridders loegen ende maecten spotGa naar voetnoot589
590[regelnummer]
Omme dat so verre reet die sot.Ga naar voetnoot590
Die coninc groetene hoveschelike
Weder ende vriendelike
Ende seide: ‘Vrient, God moet di horen,Ga naar voetnoot593
Uut wat lande bestu geboren?
595[regelnummer]
Waer wiltu? Sech mi dine mesquameGa naar voetnoot595
Ende dinen gerechten name.’Ga naar voetnoot596
‘Here,’ sprac die knape, ‘ic hete Ferguut,
Om uwen wille quamic uut.Ga naar voetnoot598
Vader ende moeder maectic erre
600[regelnummer]
Dat ic u volchde dus verre.Ga naar voetnoot600
Here, nu wetti mine gesciente.Ga naar voetnoot601
Onthout mi op grote verdiente:Ga naar voetnoot602
Ic wille u geven goeden raet
| |
[pagina 66]
| |
Die u niet en sal sijn quaet.’
605[regelnummer]
Mijn her Keye mocht niet geswigen,
Hine wilde niet achter laten blivenGa naar voetnoot606
Sine gewoente no sine tale.Ga naar voetnoot607
Hi sprac: ‘Knape, gi scijnt wale
Soe ic best ane u versien can
610[regelnummer]
Eens coninx tale man.Ga naar voetnoot610
Ga naar margenoot+Die u hier sende moet wel varen,
Bedi wi sijn sonder raet te waren.Ga naar voetnoot612
Hets waer datmen gescreven siet:
“Dien God wille helpen en gebrect niet.”Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Behout u God onse Here u leven,
Wel goeden raet seldi ons geven!Ga naar voetnoot616
Hoe wel gelijcti enen ridder vroet
Ende ten wapinen schijndi goet.
Ic en sach noit in enegher statGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Enen ridder ghemaect bat:Ga naar voetnoot620
Van allen leden sidi volmaect
Ende van vroescepen geraect.Ga naar voetnoot622
Die helm staet u so scone,
Ic wane gi sijt eens coninx sone.
625[regelnummer]
In sach noit prince die bet hilt
Den scacht noch die bet droch den scilt.Ga naar voetnoot626
Deus, hoe wel sit u dat swert!
Die riddere heft hem harde onwertGa naar voetnoot628
Die jegen u comt; waert een gygant,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Ghi sloeget hem thoeft af al te hant.Ga naar voetnoot630
Die sot seide waer hier vormale,Ga naar voetnoot631
Dat hier soude comen indie zale
Een ridder, die varen soude
Ter swerter roken inden woude,Ga naar voetnoot634
| |
[pagina 67]
| |
635[regelnummer]
Daer Merlijn woende menech jaer.
Die riddere hi soude winnen daer
Dat hoeft laken ende dien horen,Ga naar voetnoot637
Die menegen man doen hebben toren.Ga naar voetnoot638
Si hangen anden hals ere liebardinnen;Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Noit man contse gewinnen.Ga naar voetnoot640
Hi soude driewerf blasen den horen,
Dan sout die swerte ridder horen;
Daer soude hi hem wijch moeten geven.Ga naar voetnoot643
Behout u God tien jaer u leven,
645[regelnummer]
Gi selt sien waer die roke staet.
Here, onthoutene, hets mijn raet,
Updat dat hi wille morgen vroeGa naar voetnoot647
Heme maken ter roken toe.
Her knape, ghi sult den horen halenGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
Ende bringene ons doet ofte in qualenGa naar voetnoot650
Den fellen ridder, swert alse een cleet,Ga naar voetnoot651
Die menigen gedaen heft leet.
Ghi seles ontfaen groten lofGa naar voetnoot653
Ende sult wel comen sijn in elc hof.’
655[regelnummer]
Ga naar margenoot+Mijn her Gawein was na verwoet;Ga naar voetnoot655
Hi siet wel dat hi niet en vroetGa naar voetnoot656
Die knape, ende sprac: ‘Her Keye,*
Sem mi die goede Meye!Ga naar voetnoot658
Hets waer ende hets dicke geseit:
660[regelnummer]
Die mont sprect dat int herte leit.
Ghi hebt int herte nidechede;Ga naar voetnoot661
Ghi wart te borsten op die stede
Gine hadt den cnape gereden op.Ga naar voetnoot663
Alte naghingel es u scop:Ga naar voetnoot664
| |
[pagina 68]
| |
665[regelnummer]
Van spraken gelijcti enen putier.’Ga naar voetnoot665
Her Keye onstac als een vier,Ga naar voetnoot666
Nochtan dorste hijs togen niet,Ga naar voetnoot667
Want hi mijn her Gaweine ontsiet.Ga naar voetnoot668
Keye seide: ‘Ic en seit om gene sake
670[regelnummer]
Maer dat ic speelde metten knape.’Ga naar voetnoot670
Die knape verstont herde wale
Keys sceren ende sine tale.Ga naar voetnoot672
Herde gram was die jongelinc;
Hi swoer: ‘Ne waer die coninc,Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Her meester metten gevlochten hare!
Gi sout uwes lijfs sijn in vare,Ga naar voetnoot676
Ic soude uwes scops wel sijn gewroken!’
Mettien heft die coninc gesproken:
‘Neen vrient, het waer quaet gedaenGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
Wildine hier vore ons allen slaen.Ga naar voetnoot680
Maect ons hier af een gestille;Ga naar voetnoot681
Hi saelt u betren tuwen wille.Ga naar voetnoot682
Segt mi, dat u God verde van lede!Ga naar voetnoot683
Waer naemdi die hoefde bede
685[regelnummer]
Die ghi achter u hebt geknocht?’Ga naar voetnoot685
‘Here, ic loeft, ic beens bedocht:Ga naar voetnoot686
Viere dieve quamen naesten ane miGa naar voetnoot687
In een foreest niet verre hier bi
Ende wilden hebben mijn part.
690[regelnummer]
Si waenden mi hebben vervaert.Ga naar voetnoot690
Si staken mi met haren speren
Ende doen begonstic mi weren.
| |
[pagina 69]
| |
Here, dese twee sloegic te doet
Ende dandere ontfloen dore die noet.Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Dus ben ic hier comen vore u.
Suldi mi onthouden nu?
Ic wille u raetsman sijn twarenGa naar voetnoot697
Ende morgen vroe so willic varen
Halen den wimpele ende dien horen.’Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Ga naar margenoot+‘Vrient,’ seide die coninc, ‘du waers verloren
Ende du en waerst die ierste niet.
Hen was noit man die danen scietGa naar voetnoot702
Noch die den ridder conste ontgaen;
Up dat en willic di niet ontfaen.’Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
‘Here,’ sprac die cnape, ‘wete God
U riddere hout met mi sijn spot.
Soe hulpe mi God uut alre noet,
Ic salre varen, in blive doet.’Ga naar voetnoot708
‘Ja, vrient, ic sal di onthouden;
710[regelnummer]
Onse Here moete di behouden.’
Harde blide was die knape
Datmen onthilt ende te gemake.Ga naar voetnoot712
Orlof hi den coninc bat,
Hi wilde herbergen varen in di[e] stat.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Die coninc gafne hem blidelike,Ga naar voetnoot715
Want hi waende sekerlike
Dat hi geherbercht wareGa naar voetnoot717
Ende seide: ‘Vrient, alse du wils, vare.’
Die knape keerde uten hove sciere,
720[regelnummer]
Hine hadde gene dode chiere.Ga naar voetnoot720
Hi reet blide achter die portGa naar voetnoot721
Up ende neder, weder ende vort;Ga naar voetnoot722
Daer en sprac niemen jegen henGa naar voetnoot723
| |
[pagina 70]
| |
No enseide: ‘Comt herbergen’,
725[regelnummer]
No hi en bat niemen sijn huusGa naar voetnoot725
Ende voer stille alse een muus
Achter straten, sijn spere up heven.Ga naar voetnoot727
Doe viel een herde groet regen
Ende maecten nat al toter huut.
730[regelnummer]
Hi voer emmer alse een bruut;Ga naar voetnoot730
Van watre hi algader seep.Ga naar voetnoot731
Tachterst hi sinen scacht gegreepGa naar voetnoot732
Ende stacken onder enen ouden boem.
Die regen nam sijns goeden goem.Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Van vake heldi thoeft mettien.Ga naar voetnoot735
Ene joncfrouwe heften versien;
Met vake sachsine bevaenGa naar voetnoot737
Ende es vollec tote hem gegaen
Ende groeten ende vragede watti sochte,
740[regelnummer]
Waer omme hi daer den regen vlochte.Ga naar voetnoot740
‘Joncvrouwe, hadde mi yeman geleentGa naar voetnoot741
Sijn huus, in ware dus niet bereent.Ga naar voetnoot742
Herbercht mi, joncfrouwe scone
Ga naar margenoot+Tameer, dat u God lone!’Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Al lachende sprac die joncfrouwe:
‘Here,’ sprac soe, ‘bi mire trouwe,Ga naar voetnoot746
Te herbergene mi niet en besteet.Ga naar voetnoot747
Dore uwen wille eist mi leet.Ga naar voetnoot748
Dit huus es sconinx camerlinc,Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
Het es mijn vader, ic ben sijn kint.
Up ene vorworde blijft hier tamere:
Ic ans u wel, willet mijn here.Ga naar voetnoot752
Hi sal van hove comen saen;
| |
[pagina 71]
| |
Eest heme leet, gi sult wech gaen,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Want waert minen vader leet,
In mochte u houden niet, Godweet.’Ga naar voetnoot756
‘Joncfrouwe, in bidde nemmer twaren:Ga naar voetnoot757
Ic sal gerne henen varen
Eest heme leet, alse hi comt;
760[regelnummer]
In wille niet dat hijs u veront.’Ga naar voetnoot760
Ferguut beette neder saen
Ende quam in dat huus gegaen
Daermen heme dede ere groet.
Die joncfrowe in die camere scoet,Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Enen mantel si halen ginc
Dien si omme den knape hinc
Alse hi uut hadde sine wapine al.
Twee knapen daden inden stalGa naar voetnoot768
Sijn ors ende daden hem af tgereide.
770[regelnummer]
Doe versagen si die hovede beide
Die ane daertsoen gehangen waren.Ga naar voetnoot771
Sere begonsten si hen vervaren;
Tote Fergute sijn si comen
Ende vrageden, waer hi hadde genomen
775[regelnummer]
Die hovede, die hingen ant gereide.
Ferguut hem algader seide
Hoe hi den dieven tleven nam
Ende hoe hi inden woude quam.
Die joncfrouwe ende die knapen bedeGa naar voetnoot779
780[regelnummer]
Seiden dat hi stoutheit dede.Ga naar voetnoot780
Ferguut was wel te gemake:Ga naar voetnoot781
Heme en lette geene sake,Ga naar voetnoot782
Hi sat bi enen groten viere
Ende hadde omme heme den mantel diere.Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
Si hadden onder hem tween groet spel.Ga naar voetnoot785
Hi bequam der joncfrouwen wel.Ga naar voetnoot786
Haer dochte, datsi nie hadde bekantGa naar voetnoot787
| |
[pagina 72]
| |
Ga naar margenoot+Scoenre ridder in enech lant,
Haddire hem gehouden naer.Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Ene witte broec, ru alse een haerGa naar voetnoot790
Haddi ane ende twee quade scoen,Ga naar voetnoot791
Die heme sijn vader hiet anedoen.
Nie sint dat hi van huus sciet
En waren si verporret niet.Ga naar voetnoot794
795[regelnummer]
Dus hebben si onder hem tween geseten
Tote gereet was dat eten.
Van ere fonteinen hietmen bringenGa naar voetnoot797
Water dien tween jongelingen.Ga naar voetnoot798
Si dwoegen ende gingen sittenGa naar voetnoot799
800[regelnummer]
Neder op een pellen witten.Ga naar voetnoot800
Voer heme stont ene tafle gerecht,Ga naar voetnoot801
Daer op een nap die sere lecht;Ga naar voetnoot802
Want inden cop stont menech steen
Die bi nachte claerre scheen.Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Men brochte heme wijn ende clarheitGa naar voetnoot805
Ende die gerechten wel bereit,
Dier es hem so menech comenGa naar voetnoot807
Dat icse u niet en wille nomen.
Ten etene saten si soe vele,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Tes die camerlinc in die zeleGa naar voetnoot810
Es comen, die van hove quam.
Sine dochter hi vernam
Etende mettien jonchere.
Het wonderde heme herde sere,Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Want sine was gewone niet.Ga naar voetnoot815
Tierst datten die joncfrouwe siet
In hare ansichte wart si roet.
Vollec si jegen hem op scoetGa naar voetnoot818
| |
[pagina 73]
| |
Ende Ferguut heftene versien
820[regelnummer]
Ende wart oec op mettien.
Die hoge man ende die vroede
Hietse beide sitten met goede.Ga naar voetnoot822
Si gingen beide sitten neder.
Die camerlinc viel met hen weder.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Hi was een harde hovesch man.
Den knape hi vragen began
Of hi die herberge wan met crachte.Ga naar voetnoot827
‘Here, neen ic, in hads gedachte;Ga naar voetnoot828
In dede noit man no wive quaet
830[regelnummer]
Noch dus gedane overdaet.Ga naar voetnoot830
Op ene vorwerde quamic hare:Ga naar voetnoot831
Ga naar margenoot+Waert dat u bequame ware
Alse gi quaemt, so mochtic bliven;
Men soude mi niet verdriven.
835[regelnummer]
Maer es dat sake dat u es leet,
Ic rume u herberge gereet.Ga naar voetnoot836
Dus hiet mi bliven dese joncfrouwe.’Ga naar voetnoot837
‘Vrient,’ sprac die here, ‘op mijn trouwe!
Mine herberge ontseggic u niet,
840[regelnummer]
Ic wille, men doe dat gi gebiet.
Ic weets hare danc in minen sinne,
Datsi u herberchde hier inne.
Ic wille datsi u eere daer si mach.Ga naar voetnoot843
Waer di die knape, die ic sach
845[regelnummer]
Heden voer den coninc?’
‘Jaic, here,’ sprac die jongelinc,
‘Een ridder hilt daer met mi sijn scheren.
Moetic leven, het sal hem derenGa naar voetnoot848
Ende segt, dat ict hem ontbiede,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Dat hijs sal hebben sine miedeGa naar voetnoot850
Ende datse hem sdorpers sone sal geven,Ga naar voetnoot851
| |
[pagina 74]
| |
Dat hine bescopte, moet hi leven.’Ga naar voetnoot852
Dus sprac die cnape te sinen wert.
Die taflen dedemen op ter vert;Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Si waren blide ende loegen.
Men brochte hem water ende si dwoegen.
Doe brochtemen hem den goeden wijn
Ende elc dranc een lettelkijn.
Daer na soe brochtemen hem dat cruut.Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Die joncfrouwe naems ende Ferguut,Ga naar voetnoot860
Die here nam oec, ende mettien
Gingen si sitten onder hen drien
Ende spraken omme meneger hande sake.
Die camerlinc vragde den knape
865[regelnummer]
Hoe hi ten hove was geraect,
Ofte hi noch ridder ware gemaect.Ga naar voetnoot866
Die knape swoer: ‘Semmi togen mijn!Ga naar voetnoot867
Here, ic wane wel ridder sijn.
Mi wapende die dorpemanGa naar voetnoot869
870[regelnummer]
Alsic te hove dienen quam.
Sijn ors gaf mi Somilet;
En es geen beter tote Market.
Hi gaf mi helm, swert ende scilt;
Ic wane noit coninc beteren hilt.
875[regelnummer]
Here, dus quamic hier gevaren.
Ga naar margenoot+Ic wane ridder sijn te waren:
Hen es ridder in sconinx zale,
Ware wi gewapent even wale
Ende ic ware op grauweele,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Ingaver niet omme enen caneleGa naar voetnoot880
Haddic mijn strael ende mijn gysarme.’Ga naar voetnoot881
Die goede man greepen in sinen arme,
Hi hoerde wel dat hi dom van sinne
Was ende sprac: ‘Lieve minne,Ga naar voetnoot884
| |
[pagina 75]
| |
885[regelnummer]
Wildi horen na minen raet,
Hine sal u niet sijn quaet
Ende gine comt nemmer in die stat,
U en saels wesen te bat.’Ga naar voetnoot888
Ferguut sprac ten camerlinc
890[regelnummer]
Ende seide: ‘Wildi enege dinc
Te mi wart, die ic doen mach,Ga naar voetnoot891
Dat willic doen nacht ende dach.
Of ghi iet wilt, segt uwen wille,Ga naar voetnoot893
Ic sal u horen ende swigen stille.’
895[regelnummer]
‘Ghi hebt recht, het sal u vromen,Ga naar voetnoot895
Daer sal u alle doget af comen.Ga naar voetnoot896
Morgen seldi sijn ridder nuwe:Ga naar voetnoot897
Men sal u nemen die cledere uwe
Ende geven u andre, die beter sijn
900[regelnummer]
Ende scoenre ten trouwen mijn.
Dan selen wi vore den coninc gaen,
In uwen hals sal hi u slaenGa naar voetnoot902
Ende gorden u tswert met sinen handen;
Dan suldi ridder sijn te handen.Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Dus es die sede in dit lant.
Ic sal u selve metter hant
Spannen u sporen ane uwen voet
Morgen vore menegen ridder goet.
Sijt goedertieren ende wijs.
910[regelnummer]
God meerre uwen prijs!’Ga naar voetnoot910
Harde serich was FerguutGa naar voetnoot911
Datmen hem sine cleder uut
Doen soude, die hi van huus brochte;
Droeve was hijs in sijn gedochte.
915[regelnummer]
Ferguut sprac te sinen wert:
‘Trouwen, mi waers liever ontbert
Dan gijt mi heden daet gelovenGa naar voetnoot916-17
Datmen mi sal mine cleder roven.Ga naar voetnoot918
| |
[pagina 76]
| |
Het sal mi seker leet sijn
920[regelnummer]
Nemt men die cleder mijn,
Ga naar margenoot+Die mi mijn vader ane dede;
Ic waenre speelt die duvel mede.
Mi maecte ridder, alsic hier quam
Somilet die dorp man.Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Her wert, hoert mi al lettelkijn:
Nu salic tweewaerf ridder sijn.’
‘Ghine selt niet, te minen trouwen!
Nieman en mach riddere touwenGa naar voetnoot928
Hine si ridder, dat secgic u,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Ende ghi hebt mi geloeft nuGa naar voetnoot930
Dat ghi doen sout, dat ic wilde.
Ic ben die u vort an hilde
Over gherecht logenere,Ga naar voetnoot933
En doedi niet, dat ic beghere,
935[regelnummer]
Trocti achter van deser dinc.’Ga naar voetnoot935
‘Neen ic, here,’ sprac die jongelinc,
‘In maecht laten, hets te spade,Ga naar voetnoot937
Ic wille volgen uwen rade.’
Die here riep te hem twee knapen
940[regelnummer]
Datsi heme lichten: hi wilde gaen slapen.Ga naar voetnoot940
Doe stonden si op ende quamen
In ene camere, daer si vernamen
Gescreven menegerhande dier.Ga naar voetnoot943
Doe sprac die wert: ‘Ferguut, blijft hier
945[regelnummer]
Ende slapet met gemake.’
Hi leerde hem menegerhande sakeGa naar voetnoot946
Binnen der nacht, dien jonchere,Ga naar voetnoot947
Die hem quamen te groter ere.
Daer lach een bedde pellorijnGa naar voetnoot949
950[regelnummer]
Ende twee linlaken sidijn,Ga naar voetnoot950
| |
[pagina 77]
| |
Daermen op leide dien knape.
Wel saen waert hi in slape.
Die camerlinc wilde slapen gaen,
Sire dochter riep hi saenGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
Ende hiet, datsi hem cleder sochte
Ende sise dien knape brochte
Morgen alse hi op steet.
‘Here,’ seitsoe, ‘si sijn gereet.’
Si gingen alle slapen doe
960[regelnummer]
Alden nacht tote smorgens vroe.
Die camerlinc stont op betideGa naar voetnoot961
Ende liet halen dat gesmideGa naar voetnoot962
Ende dede sadelen hare twee perde.
Die joncfrouwe liep in hare werdeGa naar voetnoot964
965[regelnummer]
In ene camere tenen fortsiere
Ga naar margenoot+Ende traker ute die cleder diere.Ga naar voetnoot966
Si liep daer die knape lach*
Ende wecten; si hem die cleder gaf.
Hi namse ende hefse ane gedaen.
970[regelnummer]
Gecleet ende gescoit was hi saen.Ga naar voetnoot970
Vollijc hi buter cameren ginc.
Wel behages den camerlinc.
Men brochte heme vollic haer rossidenGa naar voetnoot973
Want si te hove wilden riden.
975[regelnummer]
Ferguut en voerde te hove wert
Van sinen harnasche meer dan een pert:Ga naar voetnoot976
Ne geen ander hi en rochteGa naar voetnoot977
Dan dors dat hi van lande brochte.
Ander joncfrouwe nam hi orlof.
980[regelnummer]
Si maecten hem beide in dat hof.
Die coninc was van messen comen.Ga naar voetnoot981
Een scaec bert haddi genomenGa naar voetnoot982
Ende soude scaec hebben gaen spelen.
Alsi quamen inder zelen
| |
[pagina 78]
| |
985[regelnummer]
Soe beeten si wel saenGa naar voetnoot985
Ende gingen vore den coninc staen.
Die ridders besagen sere
Fergut, dien jonchere
Ende seiden, datsi noit en sagen
990[regelnummer]
Scoenre man van sinen dagen.Ga naar voetnoot990
Ferguut groette den coninc.
Een mantel hem ane den hals hinc,
Wel vollec hine af dede:
Sijn weert leerde hem die hovesscede.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Doe bleef hi inden roc van sindaleGa naar voetnoot995
Al bloet; hi stont hem herde wale.Ga naar voetnoot996
Voer den coninc stont hi ververt.Ga naar voetnoot997
Die here quam gegaen, sijn wert,
Die heme in sijn ore seide
1000[regelnummer]
Dat hi viele op sijn knien beide
Ende bade den coninc, of hi woude,Ga naar voetnoot1001
Dat hine ridder maken soude.
Die knape wel sinen wert verstoetGa naar voetnoot1003
Ende viel neder op sconinx voetGa naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Ende bat herde oetmoedelike
Arture, den coninc rikeGa naar voetnoot1006
- Hi was van verren te hem gesant -Ga naar voetnoot1007
Dat hine ridder make te hant.
Die coninc heft den cnape versien
1010[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende hieten op staen mettien.
Die knape seide: ‘Lieve here,
Van u en scedic nemmermereGa naar voetnoot1012
Ghi engeft mi ridders abijt.’Ga naar voetnoot1013
‘Ic geeft u; segt mi wie gi sijt,
1015[regelnummer]
Lieve knape, ic wilt weten.’
‘Ja, here, hebdijs nu vergeten?Ga naar voetnoot1016
Ic ben die knape, wetekeye!Ga naar voetnoot1017
| |
[pagina 79]
| |
Daer met scopte mijn her Keye.Ga naar voetnoot1018
Also betre mi God mine sakenGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Ic waent heme noch te sure maken.’Ga naar voetnoot1020
‘Vrient,’ sprac die coninc, ‘laet gewerden,Ga naar voetnoot1021
Dat willic tusschen u beverden:Ga naar voetnoot1022
Heft hi jegen u iet messeit,Ga naar voetnoot1023
Hi wilt u betren, hets hem leit.’Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Doe quam mijn her Gawein gelopen
Ende heft ten coninc gesproken,
Want hi den knape wel verstoet.
‘Here,’ seit hi, ‘en es niet goet
Dat mijn her Keye die ridder vremde
1030[regelnummer]
Versprect: hem sals berouwen in dende.Ga naar voetnoot1030
Also dede hi mijn her PertsevaleGa naar voetnoot1031
Verjagede hi met sire tale,Ga naar voetnoot1032
Maer ghi moetet hem nu vergeven.
Doet desen knape wapine geven;
1035[regelnummer]
Ghine mogeter hem niet ontsecgen.Ga naar voetnoot1035
Wat latine vore u voete leggen?’Ga naar voetnoot1036
Mijn her Gawein seide: ‘Her coninc,
Ic bade gerne den jongelincGa naar voetnoot1038
Dat hi mi tenen geselle ontfinge:
1040[regelnummer]
Gerne namic sine wandelinge.’Ga naar voetnoot1040
Die coninc sprac: ‘Hets mi bequame.’
Ferguut antwerde: ‘Uwen name
En wetic niet, maer goedertiereGa naar voetnoot1043
Sidi ende van goeder maniere.Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Ic en ontsecge niet u bede;
Ic wille u dienen talre stede,
Maer ic name eer die wapine.Ga naar voetnoot1047
Gherne waric indie wostine.Ga naar voetnoot1048
| |
[pagina 80]
| |
Ic ghere den horen ende die wimpeleGa naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Die houdet die liebart simpele.Ga naar voetnoot1050
Den swerten ridder salic wijch geven,Ga naar voetnoot1051
Ochte hi sal mi nemen tleven.Ga naar voetnoot1052
Magic verwinnen die battaelgie,Ga naar voetnoot1053
Ga naar margenoot+Hier comic weder sonder faelgie;Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Dan willic mi tote u betrouwen.Ga naar voetnoot1055
Betren dan gi en wanic niet scouwen.’Ga naar voetnoot1056
Alse mijn her Gawein heft verstaen
Dat Ferguut niet en wille achter gaen,
Hine sal proeven die avonture,Ga naar voetnoot1058-59
1060[regelnummer]
Die menegen ridder es worden tsure,
In sijn herte eist hem leet
Ende alden andren, Godweet.
Si spraken alle ute ere montGa naar voetnoot1063
Ende vloecten Keyen ter stont.
| |
[pagina 81]
| |
1065[regelnummer]
Ferguut en acht niet om haer seer,Ga naar voetnoot1065
Maer den coninc haesti te meerGa naar voetnoot1066
Dat hi hem ridders wapine gave.
Die coninc sach wel dat dore haveGa naar voetnoot1068
Noch dore bede hi niet en dade.Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Hi dede heme bringen ridders gewade:Ga naar voetnoot1070
Halsberch, cousen, helm van stale
Dede Ferguut ane; het stont hem wale.
Mijn her Gawein brochte hem sijn pert;
Ferguut besaget, diet sere begert.
1075[regelnummer]
Pertsevale brocht hem een swert
Dat heme gegeven hadde een sijn wert.Ga naar voetnoot1076
Pertsevale was dorper niet,
Hi gaeft den coninc ende hietGa naar voetnoot1078
Dat hijt den knape gorden soude.Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Die coninc gordet hem wel houde.Ga naar voetnoot1080
Die camerlinc maecte hem voreGa naar voetnoot1081
Ende spien hem sinen rechteren spore.Ga naar voetnoot1082
Mijn her Lanceloet die ridder goet
Spien hem den luchteren ane den voet.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Men sach in sconinx hof nemmere
Enen vremden ridder doen meere ere:Ga naar voetnoot1086
Het was recht: ic vermete mi dasGa naar voetnoot1087
Dat hi die beste ridder was
Die noit quam in sconinx hof.Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Hi ontfinc prijs ende lof
Die stoute ridder Ferguut.
Enen willicker nemen uut:Ga naar voetnoot1092
Mijn her Gawein, die noit en vant
Sijn genoet in enech lant;Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Hine mochte niewer sijn verwonnen,Ga naar voetnoot1095
| |
[pagina 82]
| |
Bedi willic hem sprijs onnen.Ga naar voetnoot1096
Ferguut was herde wel gereet.Ga naar voetnoot1097
Ga naar margenoot+Een groet ors brochtmen hem gheleetGa naar voetnoot1098
Dat snel was alse een vogelijn;
1100[regelnummer]
Maer hi hadde liever dat sijn.Ga naar voetnoot1100
Een sciltknape herde wise
Brochte heme geleet sijn ors van prise;Ga naar voetnoot1102
Biden breidele hijt gegreep.Ga naar voetnoot1103
Doe hilt hem sinen stegereepGa naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Mijn her Ywein, een ridder coene.
Hi waerp hem vollec in dartsoene.Ga naar voetnoot1106
Enen vasten scilt, enen dierenGa naar voetnoot1107
Haeldemen hem van quartieren;Ga naar voetnoot1108
Ane sinen hals dat hine hinc.
1110[regelnummer]
Een ridder heme doe halen ginc
Enen scacht, starc ende groet;
Insijn hant dat hine scoet.Ga naar voetnoot1112
Ferguut was utermaten blide.
Wel behagedem sijn gesmideGa naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Ende dat ors daer hi op sat;
Hine was noit te gemake bat.Ga naar voetnoot1116
In sinen stegereep hi hem hief:
Waest den orsse leet of lief,Ga naar voetnoot1118
Het moeste knielen op den vloer.
1120[regelnummer]
‘God,’ sprac die coninc ende swoer
‘Moet scenden Keyen, datti liep oppeGa naar voetnoot1121
Desen ridder met sinen scoppe,
Bedi hi heeften mi verdreven;Ga naar voetnoot1123
Waer dore hem, hi waer met mi bleven.’Ga naar voetnoot1124
| |
[pagina 83]
| |
1125[regelnummer]
Die sot sat daer biden viereGa naar voetnoot1125
Ende riep ten coninc lude sciere:Ga naar voetnoot1126
‘En meslaet u niet, here,Ga naar voetnoot1127
Want enen ridder noit ere
Sagedi eeren meer gescien.Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
In corten stonden suldi sienGa naar voetnoot1130
Den ridder vander swarter roken
Sinen scilt ane sinen hals te broken
Ende bringen u thoeft cleet ende den horen
Ende vallen u ten voeten voren.’
1135[regelnummer]
Alse Keye dien sot versteet,
Wel na hi van torne spleet:Ga naar voetnoot1136
En haddement niet vertelt in quaden,Ga naar voetnoot1137
Hi hadde den sot int vier gebraden.
Vore den coninc es hi gegaen
1140[regelnummer]
Ende loech, of hijt niet hadde verstaen.Ga naar voetnoot1140
Ferguut ten coninc orlof namGa naar voetnoot1141
Ga naar margenoot+Ende ane alle sine man.Ga naar voetnoot1142
Te minen her Gawein es hi comen
Ende heft orlof ane hem genomen.
1145[regelnummer]
Mijn her Gawein in goeder trouwen
Bevalne sere onser Vrouwen.Ga naar voetnoot1146
Ferguut voer volleke daer ofGa naar voetnoot1147
Ende ruemde sconinx hof.Ga naar voetnoot1148
Ferguut reet met groter vaert
1150[regelnummer]
- Van fierheden scheen hi liebaert -Ga naar voetnoot1150
Alden dach toter vespertijt.Ga naar voetnoot1151
Sere vernoide hem die tijt.Ga naar voetnoot1152
Een water dat hi liden soude.Ga naar voetnoot1153
Doe sach hi neven enen woude
1155[regelnummer]
Enen casteel vast ende groet;Ga naar voetnoot1155
| |
[pagina 84]
| |
Een groet water daer omme scoet.Ga naar voetnoot1156
Hi quam gereden aen dien casteel
Die scone was: men hieten Ydel.
Ene lange brucge hi voer hem vant
1160[regelnummer]
Ende enen ridder, die op sine hant
Hilt enen edelen valke diereGa naar voetnoot1161
Ende meide hem op die rivire.Ga naar voetnoot1162
Met hem ginc ene joncfrouwe scone:
Hen was so scone onder den trone,Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
Volmaect hadse die nature;
Noit man sach sulke figure.
Hen sal u lieden niet vernoien,Ga naar voetnoot1167
- Die niet wille horen, lope met coyen! -Ga naar voetnoot1168
Ic wille u seggen die waerheit
1170[regelnummer]
Vander joncfrouwen scoenheit.
Die joncfrouwe hiet Galiene.
Die voere al tlant dore van Aliene,Ga naar voetnoot1172
Hine vonde gene so wel gereit:Ga naar voetnoot1173
In hare was alle hovesscheit,
1175[regelnummer]
Si mochte te rechte sijn keyserinne.
Het ware wel recht, dat haer die minne
Een deel in dat herte quameGa naar voetnoot1177
Ende si te minnen vername.Ga naar voetnoot1178
Waric Venus, die geeft die minne,
1180[regelnummer]
Ic ware al geel in haren sinne;Ga naar voetnoot1180
Sine mochte niet bet sijn dan in hare.
Si heeft grauwe ogen ende clare,Ga naar voetnoot1182
Brune wintbrauwen, gheoget reine,Ga naar voetnoot1183
Niet te groet, te maten cleine.Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Tforhoeft up heven ende slecht,Ga naar voetnoot1185
Ga naar margenoot+Haer ansichte lanc ende recht,
| |
[pagina 85]
| |
Wit alse een snee, te poente roet:Ga naar voetnoot1187
Een mochter hem in besien ter noet.Ga naar voetnoot1188
Die lippen roet, den mont nauwe,
1190[regelnummer]
Vele soeter dan enech dauwe.
Haer tande clene, wit, nagestaen,Ga naar voetnoot1191
Haer adem roec als galigaen.Ga naar voetnoot1192
Over die scouderen was si smalGa naar voetnoot1193
Ende wel gescepen over al.Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Haer aerme lanc; cleine witte hande.
Scoenre wijf noit man bekande.Ga naar voetnoot1196
Hens nieman diese volprisen mochte,Ga naar voetnoot1197
Want nature al liaer gedochteGa naar voetnoot1198
Dede ane hare, doe si was geboren
1200[regelnummer]
Daer si hondert ane verloren.Ga naar voetnoot1200
Galiene ginc met haren oem,
Si nam sijns goeden goem.Ga naar voetnoot1202
Ferguut hi groete seere
Die joncfrouwe ende dien here
1205[regelnummer]
Ende bat herberge dien nacht.
Die goede man was wel bedachtGa naar voetnoot1206
Ende seide: ‘Vrient, wille come motti sijn.Ga naar voetnoot1207
Ghi selt wel te ghemake sijn:
Men sal u wel doen u ghevoech,Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
U pert sal orscorens hebben gnoech.’Ga naar voetnoot1210
Ferguut den here wel verstoet.
Doe beitte hi ende maecte hem te voet;Ga naar voetnoot1212
Galiene vollijc gegreep
Ende hilt heme sinen stegereep.
1215[regelnummer]
Fergute waest leet in sijn gedochte,
| |
[pagina 86]
| |
Want nature noit en wrochteGa naar voetnoot1216
Scoenre wijf dan Galienen.
Sijn wert wijsdem datti altenenGa naar voetnoot1218
Vrouwen ende joncfrouwen ere dade
1220[regelnummer]
Ende hi volchde sinen rade.
Die joncfrouwe nam hi bider hant
Ende si heme weder; doe quam een seriantGa naar voetnoot1222
Ende dede heme sine wapine uut.
In een bliaut bleef FerguutGa naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Al bloet staende van sindale:
Hi was gescepen herde wale.
Die joncfrouwe wel sere besach
Dien ridder, dien si wale mach.Ga naar voetnoot1228
Wel bequam hare sijn gelaet.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die Minne versiet wel ende verstaetGa naar voetnoot1230
Dat tijt ware, datsi in haer quameGa naar voetnoot1231
Ende si te minnen vemame.
Si sette een scicht in haren bogeGa naar voetnoot1233
Ende scoet der joncfrouwen dore dogeGa naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
In therte so diep, hen conste verdrivenGa naar voetnoot1235
Noit meester; het moeste met haer bliven.Ga naar voetnoot1236
In wil niet dats mi yemen veronsteGa naar voetnoot1237
Dat ic seide, dat Minne conste
Scichte schieten of quarele.Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Al ware een man in drie castele
Dore wapent met ysere ofte met stale,Ga naar voetnoot1241
Si dore scoten met haren strale.Ga naar voetnoot1242
Die Minne es soe ghetrahijnt,Ga naar voetnoot1243
Hare scichte sijn soe ghefenijnt,Ga naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Wien si scietet, wijf of man,
| |
[pagina 87]
| |
Dat hijs genesen niet en can.
Dit scicht die scone binnen heft,
Si salt dragen den dach datsi left.Ga naar voetnoot1248
Galiene sere versucht.
1250[regelnummer]
Si decket sere, want si vruchtGa naar voetnoot1250
Dats haer oem mach werden in inneGa naar voetnoot1251
Datsi ten ridder waert draget minne.
Enen bonten mantel ter vaert
Brochtmen hem ende dede op sijn paert.Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Men hevet gewreven ende geconreit,Ga naar voetnoot1255
Die crebbe vol evenen vore hem geleit;Ga naar voetnoot1256
Dors ginc eten sere ende vast.Ga naar voetnoot1257
Nu peinsde die wert omme sinen gast,
Ende Ferguut doet dat hi ghert,Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Want sinen orsse niet en deert.Ga naar voetnoot1260
Indie zale sijn si gegaen.
Galiene was ghevaenGa naar voetnoot1262
Met minnen, die sere ontsietGa naar voetnoot1263
Haren oem, maer hine merkes niet.Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Enen pellen ginc men daer spreden,Ga naar voetnoot1265
Daer si op saten onder hen beden,Ga naar voetnoot1266
Ferguut ende die joncfrouwe
Diene minde met goeder trouwe.
Sine dorste hem gewagen niet,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Want si die onnere ontsiet.
Die riddere hare noit wort enseide:
Dus satense ende swegen beide
Datmen ene grote mile
Ga naar margenoot+Mochte hebben gegaen die wile.Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Si en dorste no hi en conste mede,Ga naar voetnoot1275
Daer omme die tale bleef tier stede.Ga naar voetnoot1276
| |
[pagina 88]
| |
Men hietse dwaen ende gaen eten;Ga naar voetnoot1277
Si dwoegen ende sijn geseten.
Men brochte hem spisen gnoech
1280[regelnummer]
Ende van wine haer gevoech.
Si aten ende men hiet op doen.Ga naar voetnoot1281
Doe quam gelopen een garsoenGa naar voetnoot1282
Ende dede op dat ammelaken.Ga naar voetnoot1283
Van wilden dieren ende van drakenGa naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
So was die tafle gehouwen.Ga naar voetnoot1285
Ic wanemen inder Dunouwen
Tafle en vonde so wel gewrocht;
Diese makede was wel bedocht.Ga naar voetnoot1288
Men deetse op ende die scragen.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Die wert ginc Fergute vragen
Wanen hi quame, wat hi sochte.Ga naar voetnoot1291
Ferguut seit heme, die niet en rochteGa naar voetnoot1292
Te liegene, hoe hi te hove quam
Ende hoe hi sine wapine namGa naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Ende hoe hem her Keye liep oppe
Indie zale met sinen scoppe.
Daerna teldi hem te warenGa naar voetnoot1297
Hoe hi ter roken wilde varen
Den wimpel halen ende den horen:
1300[regelnummer]
‘Comt mi die swerte ridder tevoren,Ga naar voetnoot1300
Ic segt u wel alsonder faelgie,Ga naar voetnoot1301
Ic sal hem leveren battaelgie;Ga naar voetnoot1302
Magicken verwinnen ende matten,Ga naar voetnoot1303
Ic sal sijn hoeft diere scatten.’Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Die goede man wel verstoet
Dat Ferguut hadde stouten moet.Ga naar voetnoot1306
Het was heme utermaten leet
| |
[pagina 89]
| |
Dat hi die aventure ane geetGa naar voetnoot1308
Ende seide: ‘Lieve jongelinc,
1310[regelnummer]
Niet lief en hadde u die coninc
Die u sende in dese avonture,
Die menegen man es worden sure.
Nieman en mach danen comen,Ga naar voetnoot1313
Die ridder heft menegen tlijf genomen;Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
So sal hi u, gi selter sterven,Ga naar voetnoot1315
Hi sal een hoeft meer moeten kerven.Ga naar voetnoot1316
Ic rade u wel dat gijs ontbertGa naar voetnoot1317
Ga naar margenoot+Ende ghi ter roken niet en vaert.
Laetse den duvel volen gaen!Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Ghi hebt ene sotheit onder staen:Ga naar voetnoot1320
Die swarte ridder es so fel,Ga naar voetnoot1321
Hi nemt u thoeft, dat wetic wel.
Si hebben hier gesocht den horen
Diere haer leven omme verloren.Ga naar voetnoot1323-24
1325[regelnummer]
Hens ridder indie werelt gheenGa naar voetnoot1325
Die name heeft jegen hem twee sleen.’Ga naar voetnoot1326
Ferguut verstont wel sinen wert.
Hi was blide ende onververt
Ende sprac: ‘Lieve here, en segt nemmeer,Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Ic en weter ghenen andren keer:Ga naar voetnoot1330
Groet wint gesit met clenen regene.Ga naar voetnoot1331
Die hem vervaert, berghe hem in devene.Ga naar voetnoot1332
Ic sal der liebardinnen simpleGa naar voetnoot1333
| |
[pagina 90]
| |
Den horen nemen ende den wimple.
1335[regelnummer]
Lieve her wert, en raet mi niet
Dat ic minen scilt, die gi siet
A(l)dus geel te hove drage:Ga naar voetnoot1337
Men maecte van mi ene sage!Ga naar voetnoot1338
Mijn her Key hilt met mi sijn spod;Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Hi hadde recht, also help mi God!Ga naar voetnoot1340
Mijn lijf omme den horen verdwijnt.’Ga naar voetnoot1341
Alse die wert hort dat hi hem pijntGa naar voetnoot1342
Om niet dat hi den ridder bat,Ga naar voetnoot1343
Hi sprac: ‘Vrient, ic en seit niet op dat
1345[regelnummer]
Dat u soude wesen quaet;Ga naar voetnoot1344-45Ga naar voetnoot1345
Nu doet dat u in therte staet.
Ghi sijt in avonturen groet:Ga naar voetnoot1347
God moet u bringen uter noet!’
Alsi dus saten ende spraken,
1350[regelnummer]
So gincmen die bedden maken.
Een knape quam ende hiet op staen
Die heren ende slapen gaen.
Ferguut stont op, dien sere vaect,Ga naar voetnoot1353
Vollec hi hem te bedde maect.Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Doe gingensi alle gader slapen.
Die joncfrouwe lach in vroewakenGa naar voetnoot1356
Die te Ferragute hadde haer gepeins.Ga naar voetnoot1357
Si keerde hare hier ende gheins,Ga naar voetnoot1358
Sine wiste watsi secgen mochte.
1360[regelnummer]
Si verscoet dicke ende versochte:Ga naar voetnoot1360
‘O wi Ferguut, wel soete amijs,Ga naar voetnoot1361
Ga naar margenoot+Dat ic nu doge, hoe lettel wettijs!Ga naar voetnoot1362
Amijs, wat seggic, sottinne?
Ic en sagen noit dan heden hier inne.
| |
[pagina 91]
| |
1365[regelnummer]
Arger ben ic dan een diefGa naar voetnoot1365
Dat ic den genen wille hebben lief,
Die ic noit en sach meer dan heden,Ga naar voetnoot1367
Noch en sprac in eneger steden.
Morgen so sal hi orlof
1370[regelnummer]
Betide nemen ende rumen thof.Ga naar voetnoot1370
Dan sal hi nemmer van mi weten;
Saen sal hi mijns vergeten.
In weet hoes hem gedinken mochte:Ga naar voetnoot1373
Dade hi altenen in sijn gedochteGa naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Daer hi quame, alle joncfrouwen,
Het ware heme quaet, te minen trouwen.
Hi vaert tielec wech metten dage.Ga naar voetnoot1377
Hoe sal hi geweten mine clage
Hoe wel dat icken minnen mach;Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Hi sal mi geven den doet slach.Ga naar voetnoot1380
Wisti dat ic in selken vareGa naar voetnoot1381
In allen stonden dore hem ware,Ga naar voetnoot1382
Hine dade nemmer die dorperheideGa naar voetnoot1383
Dat hi mi sine minne ontseide.
1385[regelnummer]
Secgict hem niet, hine weet nommer;Ga naar voetnoot1385
Wi! seggict hem, ic segge mi commer.Ga naar voetnoot1386
Waer soudic nemen die gedachte?
Ic soude onneren mijn geslachte;Ga naar voetnoot1388
Ic lage mi liever in die doet kiste
1390[regelnummer]
Dan hijt van minen monde wiste.Ga naar voetnoot1390
Wat doe ic dan? ic sal wech vlien,
Om enen andren salic spien;Ga naar voetnoot1392
In willen sien in al mijn leven.Ga naar voetnoot1393
Mijn vader wille mi emmer gevenGa naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Enen hogen prinche, enen coninc
| |
[pagina 92]
| |
Vele scoenre dan desen jongelinc.
Ay, scoenren, wat hebbic geseit?
So sconen ware mi onghereit,Ga naar voetnoot1398
Want niewer sijn genoet es.
1400[regelnummer]
Wiste hi doch, hoet met mi es
Ende icken lachterde so sere,Ga naar voetnoot1401
Hine minde mi nemmermere.
Want hine mint mi groet no clene:Ga naar voetnoot1403
Gisteren so sat hi bi mi allene,
1405[regelnummer]
Hine sprac te miwaert noit entwint;Ga naar voetnoot1405
Ga naar margenoot+Dat haddi, haddi mi ghemint.Ga naar voetnoot1406
Ic wane hijs niet togen en can.Ga naar voetnoot1407
Wat soudic minnen selken man?Ga naar voetnoot1408
Morgen vroe, alst sal graken,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Sal hi hem betide wech maken,
Hier en blijft niet sine scoenheit;Ga naar voetnoot1411
Soe sal hi mi sijn onghereit.Ga naar voetnoot1412
Sine scoenheit, wat bestaetsi mi?Ga naar voetnoot1413
Waer omme spreke ic, ende twiGa naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Sal icse heme nemen ende sine cracht!
Neen ic, bider goeder nacht.
Mi ware leet sine mesquame:Ga naar voetnoot1417
Ic gave heme eer dan ic hem name.’
Dus leit die joncfrouwe in pinen,Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Si versucht sere ende waent verdwinen;*Ga naar voetnoot1420
Die Minne dat spel haer leert.Ga naar voetnoot1421
Menechfout si hare op tbedde keert.Ga naar voetnoot1422
| |
[pagina 93]
| |
Dus gelt die Minne achter lande
Den ridderen haer saut menegerande.Ga naar voetnoot1423-24
1425[regelnummer]
Der joncfrouwen heft sijs oec gegeven;Ga naar voetnoot1425
Sine werdes quite in al haer leven.Ga naar voetnoot1426
Het was hare utermaten leet
Datter Ferguut niet af enweet.
Si hadde sochter die pine gehouden,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Hadde die ridder geweest vergouden;Ga naar voetnoot1430
Bedi hadsijs te meerren pant.Ga naar voetnoot1431
Inharen rade datsi vantGa naar voetnoot1432
Datsi vanden bedde wille opstaen
Ende tote Fergute gaen
1435[regelnummer]
Die tote hare niet een twintGa naar voetnoot1435
En peinst, no weet dat sine mint.Ga naar voetnoot1436
Si stac ane haer hemde sidijnGa naar voetnoot1437
Ende ene pelse hermerijn.Ga naar voetnoot1438
Stillekine es si gegaen
1440[regelnummer]
Toter cameren ende heftse ondaen.Ga naar voetnoot1440
Al met ghemake ginc si vort;Ga naar voetnoot1441
Haer ware leet, haddement gehort.
Toten bedde dat si quam,
Ferguut si slapende vernam;
1445[regelnummer]
Si stont al pensende een lanc stic.Ga naar voetnoot1445
‘Wacharme!’ seitsi, ‘wat salic
Ten ridder secgen alse hi ontwaect?’
Wel naer hadsi haer weder gemaectGa naar voetnoot1448
Ten bedde, daer si lach te voren.
1450[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maer die Minne riet hare in dorenGa naar voetnoot1450
Datsine wecte liselikeGa naar voetnoot1451
| |
[pagina 94]
| |
Den ridder, ende seide hem hastelike
Algader hoet met haer stoet ende ware.Ga naar voetnoot1453
Galiene was in vareGa naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Dat sijt den ridder soude gewagen.
Die Minne gincse weder jagenGa naar voetnoot1456
Ende riet hare, datsi haren moetGa naar voetnoot1457
Den ridder ondecte ende hoet haer stoet.
Hen es dorper ne geen so fine,
1460[regelnummer]
Hem ensoude ontfarmen haer pineGa naar voetnoot1459-60
Die si dogede, die joncfrouwe.Ga naar voetnoot1461
Si wranc haer hande met groten rouweGa naar voetnoot1462
Ende si versuchte ende weende sere,
Want het dochte hare grote onnere.
1465[regelnummer]
Op sine herte tintelde hare hant.
Ferguut ontwakede alte hant
Ende vant knielen Galienen
Vore hem, ende sere wenen.
Ferguut gegreepse herde saenGa naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Ende seide: ‘Joncfrouwe, gi sijt gevaen!
Segt mi, wat soekedi hier nu?’
Galiene sprac: ‘Ic come hier tuGa naar voetnoot1472
Lief, u minne heft mi ghevaen;Ga naar voetnoot1473
Ghine troest mi, si sal mi verslaen,Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
U minne doet mi groten toren.Ga naar voetnoot1475
Al mine herte hebbic verlorenGa naar voetnoot1476
Die hier tote u quam gevaren.
Waer es soe, lief? Wijstse mi, caren,Ga naar voetnoot1478
Geeft mi mijn herte, soe doedi wel.’Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Ferguut sprac: ‘Houdi u spelGa naar voetnoot1480
Joncfrouwe? in sach u herte nie.Ga naar voetnoot1481
Sine quam hier niet; in segt bedieGa naar voetnoot1482
| |
[pagina 95]
| |
Haddicse, ic en gavese u niet;
Ic ensachse nie, joncfrouwe, vliet!’
1485[regelnummer]
‘Ay! her ridder, en secges nemmeer:
Ghi hebt mijn herte, gi doet mi seer.
Ghi hebter qualijc omme gesienGa naar voetnoot1487
Dat gi mi wech hetet vlien;Ga naar voetnoot1488
Si es tuwen dienste lude ende stille.Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Ghi moget met mi doen uwen wille.
Ic en werde nemmer blide
Sonder u in enegen tide;
Om u ben ic in groter noet.
Ga naar margenoot+Ghi hebt mijn leven ende mijn doet’.Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Al lachende so sprac Ferguut:
‘Joncfrouwe, omme ander dinc ben ic uutGa naar voetnoot1496
Dan omme dusdane saken, comen:
Ene battaelgie hebbic genomenGa naar voetnoot1498
Die ic emmer voldoen moet.Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Joncfrouwe, gevalse mi goetGa naar voetnoot1500
Tote u salic weder keren;
Dan suldi mi te minnen leren.Ga naar voetnoot1502
Mine minne sal u sijn gereetGa naar voetnoot1503
Ende al dat ic mach doen, Godweet!
1505[regelnummer]
Maer ic bidde dat gi mi verste geftGa naar voetnoot1505
Tes mi die ridder gesproken heftGa naar voetnoot1506
Dien men heet vander roken zwert,
Hoe sere dat mi te pinen wert;
Want in weet ghene keyserinne
1510[regelnummer]
Dier ic orlovede mine minne,Ga naar voetnoot1510
Vore dat ic hebbe verwonnen
Den ridder, wils mi God onnen.’Ga naar voetnoot1512
Alse dit die joncfrouwe versietGa naar voetnoot1513
Hastelike si danen sciet.
| |
[pagina 96]
| |
1515[regelnummer]
Op hare bedde es si saen gegaen.
Si was met groten sere bevaen;Ga naar voetnoot1516
Si scaemde hare utermaten sere*
Dat si op minne ten jonchereGa naar voetnoot1518
Ginc, diese haer ontseit heft.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Hare rouwet sere datsi left.
Si hilt hare selven over quaetGa naar voetnoot1521
Datsi noit dede die overdaet.Ga naar voetnoot1522
Ene wile seitsoe, si soude haer herten,Ga naar voetnoot1523
Soe soude si comen uter smerten;
1525[regelnummer]
Ene ander werf in haren sinneGa naar voetnoot1525
Seitsoe, dat haer noit wijf om minne
In haer geslachte tleven nam:
Sine souts niet doen, al was si gram.Ga naar voetnoot1528
Doe seidsoe: ‘Morgen vroe alst daget,
1530[regelnummer]
Soe willic oec varen ter jagetGa naar voetnoot1530
Te minen vader sonder orlof;Ga naar voetnoot1531
Ic wille der minnen comen of.’Ga naar voetnoot1532
Binnen dien dat dus gemictGa naar voetnoot1533
Die joncfrouwe, quam die dach gestrictGa naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Indie sale: het was claer daer uut.Ga naar voetnoot1535
Hastelike wart op Ferguut,
Hi wilde sine wapine anedoen.
Ga naar margenoot+Doe brochse voer hem een garsoen;
Hi was gewapint ghereet.Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Men brochte sijn ors vor hem geleet;Ga naar voetnoot1540
Hi spranc vollijc in dat gesmide.Ga naar voetnoot1541
Sijn ors was utermaten blide.
Te sinen wert nam hi orlof
Ende seide hi wilde rumen thof
1545[regelnummer]
Ende daerna ane die joncfrouwe,
Die stont bevaen met groten rouwe.
| |
[pagina 97]
| |
Doe ruemdi die jegenode;Ga naar voetnoot1547
Tors liep wech, en deet niet node.Ga naar voetnoot1548
Sijn wert wijsdem dien pat
1550[regelnummer]
Ter roken wert; sere hi hem bat
Oft hi vanden wige heft die ere,Ga naar voetnoot1551
Dat hi te heme weder kere.
Ferguut sprac: ‘Here, u gebod
Salic doen, wille mi helpen God;
1555[regelnummer]
Hebbic dien horen ende thoeft cleet
Ic sal tote u comen gereet.’
Doe sciet Ferguut van sinen wert
Ende reet vaste ter roken wert.Ga naar voetnoot1558
Ane dende van enen groten woudeGa naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Ghemoetti liede; hi vragedem houdeGa naar voetnoot1560
Omden wech ter swerter roken.
Si hebben hastelijc gesproken:
‘Here, gi sijt opten wech wel,
Gi selt vinden den ridder fel.
1565[regelnummer]
Wildi die avonture anegaen,
Ic wane hi u te doet sal slaen.’
Ferguut was te hem selven waleGa naar voetnoot1567
Ende reet berge ende dale
Soe verre dat hi die roke sach.
1570[regelnummer]
Hen was niet hoge op dien dach.Ga naar voetnoot1570
Die roke was herde slecht,Ga naar voetnoot1571
Si stont in die wolken gerecht.Ga naar voetnoot1572
Ens dier ter werelt so lichtGa naar voetnoot1573
Dat soude up climmen di[e] roke slicht,
1575[regelnummer]
Hen ware dat hadde vlederike.Ga naar voetnoot1575
Die roke was swert ende eiselikeGa naar voetnoot1576
Want wilen eer een gygantGa naar voetnoot1577
| |
[pagina 98]
| |
Hi hieu hare ane den enen cantGa naar voetnoot1578
Een padelkijn tote in den tsop.Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Daer en mach geen perd op;
Een man mochter op gaen te voet.
Dies droefde Ferguut in sinen moet,Ga naar voetnoot1582
Ga naar margenoot+Hine weet wat doen met sinen wrene;Ga naar voetnoot1583
Hine canne gebinden ane die stene.
1585[regelnummer]
Tors dede heme groten toren:Ga naar voetnoot1585
Laet hijt staen, het es verloren.
Te woude waert reet hi mettien,
Enen olivier heft hi versien;Ga naar voetnoot1588
Hier indie werelt en es so scone.
1590[regelnummer]
Daer waren die ridders ane gewone,
Alsi die avonturen sochten,
Datsire hare orsse ane knochten.Ga naar voetnoot1592
Ferguut ghincker tsine ane knopen
Eer hi woude danen lopen.Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Sinen scilt ende sinen scacht
Laet hire; hi es wel bedacht.
Haestelike clemt hi daer naer
Ter roken op, tswert al baer.Ga naar voetnoot1598
Sijn ors duchti meer sonder faelgieGa naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Te verliesen dan die battaelgie.
Hi clam op met groter pine
Ende droech al an sine wapineGa naar voetnoot1602
Die hem harde sere weget.
Dicwile dat hi sneft ende treget,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
So dat hi achter waert gleet;
Ne maer ane die bramen wreetGa naar voetnoot1606
Sloech hi sijn hant, diere vele sijnGa naar voetnoot1607
Die hangen op dat padelkijn.
Met groter pinen clam hi boven;
| |
[pagina 99]
| |
1610[regelnummer]
Dicke viel hi over die ellenbogen.Ga naar voetnoot1610
Sere moede was die jonchere,
Hine hadde een let niet, en swoer hem sere.Ga naar voetnoot1612
Een lettelkijn so sat hi neder
Ende sach dicke vort ende weder:Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Hi sach Ingelant ende Cornualgie.
Algader hout hijt over falgieGa naar voetnoot1616
Datmen heme heft te hove geseit,
Om dat hi daer niet en vant gereitGa naar voetnoot1618
Den liebaert in midden den woch;Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Maer hij salne soeken noch,
Eer hine vint, een stickelkijn.Ga naar voetnoot1621
Hi was in een capelkijnGa naar voetnoot1622
Van maerbelstenen al gehouwen.
Men mochte gene diere scouwen:Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Die porte was van yvore
Gewrocht herde wel ter core;Ga naar voetnoot1626
Die inganc was vergult roet,
Ga naar margenoot+Daer voren stont een dorper groet.
Die dorpere was van metale
1630[regelnummer]
Ghemaect, ende hi hilt van stale
Enen hamer in sine hant.
En es so stout ridder int lant,
Soudi dien man ane sien,
Ic wane dat hi soude vlien.
1635[regelnummer]
Hi scheen leven ende wilde slaen
Den ghenen diere in wilde gaen;
Maer hine mach hem niet verporren.Ga naar voetnoot1637
Hi was gemaect dat niemen dorrenGa naar voetnoot1638
Soude comen der cappellen voren,
1640[regelnummer]
Noch halen dien wimpel ende dien horen.
| |
[pagina 100]
| |
Het deden maken een gygant,Ga naar voetnoot1641
Die daer wilen woende int lant.Ga naar voetnoot1642
In die capelle es die liebaert
In allen stonden onvervaert,Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Want hine heft geen lijfGa naar voetnoot1645
No huut, no haer, maer hi es stijf,Ga naar voetnoot1646
Gehouwen van witten yvoren.
Hi heft dat hoeft cleet ende dien horen
Vaste ane sinen hals gehangen.Ga naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
So vele heft hi al omme gegangenGa naar voetnoot1650
Dat hi ter capellen quam an
Ende sach dien eyseliken man.
Ferguut een stic stille staetGa naar voetnoot1653
Ende peinst datti sal nemen raetGa naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Ende vragen dien man, of hi iet weetGa naar voetnoot1655
Dien horen ende dat hoet cleet.
Toten dorpere es hi comen
Ende seide: ‘Vrient, hefstu iet vernomenGa naar voetnoot1658
Dien liebart, die hout den horen?
1660[regelnummer]
In cans niet vinden; hi doet mi toren.’Ga naar voetnoot1660
Die dorpre staet stille ende rust;
Te spreken hem niet wel en lust.
Het wonderde Ferguut sere
Dat hi niet en sprac, die here.
1665[regelnummer]
Anderwerf sal hijs hem vragen.
‘Vrient,’ seit hi, ‘dat di God moet dagen,Ga naar voetnoot1666
Wijst mi den horen ende thoeft cleet,
Incaens vinden, dats mi leet.’
| |
[pagina 101]
| |
Die dorpere echt niet en sprac.Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Fergute niet wel en lacGa naar voetnoot1670
Ende hi wert gram ende seide: ‘Her dief,Ga naar voetnoot1671
Ga naar margenoot+Ghine scijnt mi niet hebben lief,Ga naar voetnoot1672
Want ghine wilt jegen mi niet spreken.’
Enen steen heft hi begrepenGa naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Ende seide: ‘Her dief, sidi verdoeft?Ga naar voetnoot1675
Ic sal u werpen in u hoeft.’Ga naar voetnoot1676
Maer hine dorste hem niet comen naer,
Want hi ontsach den hamer swaerGa naar voetnoot1678
Die hi in sine hant hilt.
1680[regelnummer]
Ferguut en hadde genen scilt
Daer hi den slach mochte ontfaen,Ga naar voetnoot1681
Ofne die dorpre wilde slaen.Ga naar voetnoot1682
Bedi ontriet hi hem; nochtanGa naar voetnoot1683
So warp hi den groten man
1685[regelnummer]
So sere, dat hi heme sinen aerm brac.
Die hamer gaf enen crac
Daer hi neder viel op derde.
Ferguut liep toe met sinen swerde,
Met beiden handen hine slaet;
1690[regelnummer]
Maer die dorpre al stille staet.
Doe scaemdi hem ende trac achter;Ga naar voetnoot1691
Het dochtem herde groet lachterGa naar voetnoot1692
Dat hi den man, die niet en left
So menegen slach gegeven heft.
1695[regelnummer]
Hine wilde omme gene dincGa naar voetnoot1695
Dat het wiste die coninc:
Mach hi, hi salt helen wel.Ga naar voetnoot1697
Doe tart hi vort in die capelGa naar voetnoot1698
Ende sach den liebaert waer hi stoet,
| |
[pagina 102]
| |
1700[regelnummer]
Die ane sinen hals den horen goet
Hilt ende dat hoet cleet.
Dit en was Fergute niet leet:
Hine was noyt eer so blide
Als hi was op dien tide.
1705[regelnummer]
Ten liebaerde hi sere ran,Ga naar voetnoot1705
Horen ende hoeft cleet hi hem nam.
Uter capellen hi vollec ginc,
Want hine sochte el gene dinc.Ga naar voetnoot1708
Drie werf soe blies hi den horen:
1710[regelnummer]
Vijf milen verre mochtmen horen;Ga naar voetnoot1710
Men kinde int lant den horen wale.
Si spraken alle ene taleGa naar voetnoot1712
Ende seiden: ‘Wie es die keytijf,Ga naar voetnoot1713
Die verliesen wilt sijn lijf
1715[regelnummer]
Ende op die roke es comen?
Ga naar margenoot+Hi hadde dien horen bet genomen
Ende gegaen siere straten,Ga naar voetnoot1716-17
Want hi mach daer sijn leven laten.
Haddi gekint den horen wel
1720[regelnummer]
Ende den swerten ridder fel,
Die menegen ridder heft geleert
Sijn spel, hine waer niet gekeert.’Ga naar voetnoot1721-22
Alle dregen si Fergute sere.Ga naar voetnoot1723
Si ontrieden den swerten hereGa naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Dat hine soude te doet slaen;Ga naar voetnoot1725
En consten noit man weder staen.
Des en was Ferguut niet ververt.
Hi waende wel te hove wert
Sijn gevaren sonder gevechtGa naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Ende ginc neder die roke recht.
Den olivier heft hi saen vonden
Daer sijn ors ane was gebonden.
Hi sprancker op ende hads gereGa naar voetnoot1733
| |
[pagina 103]
| |
Ende nam den scilt ende sijn spere
1735[regelnummer]
Ende riep: ‘Waer es die ridder bleven
Die mi nemen soude mijn leven?
Hi come hier; al waerre viveGa naar voetnoot1737
In vlie heme niet bi minen live!’Ga naar voetnoot1738
Binnen dien dat hi dese word
1740[regelnummer]
Gesproken heft, heft hi verhordGa naar voetnoot1740
Sulc een ghedrusch in dat woud,Ga naar voetnoot1741
Al ware alt wilt, jonc ende oud
Vanden foreeste in ene zele,
En mochte gerusschen niet so vele.Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Onder dien boem hilt Ferguut,Ga naar voetnoot1745
Groet so hordi dat geluut.Ga naar voetnoot1746
Hi peinsde dat ware jacht.Ga naar voetnoot1747
Doe so heft hijs heme bedachtGa naar voetnoot1748
Ende hilt onder den olivier.Ga naar voetnoot1749
1750[regelnummer]
Doe sach hi blakende alse een vier
Den ridder: het sceen een viant,Ga naar voetnoot1751
Hine hadde niet wits dan den tant.Ga naar voetnoot1752
Het was al swert dat hi hadde ane,
Wel geleec hi Baerbelane.*
1755[regelnummer]
Sijn ors was swert alse aterment.Ga naar voetnoot1755
Hi quam sere dan vliecht die wentGa naar voetnoot1756
Ende sach Ferguut onder den olivier
Ende riep: ‘Her dief, vule pautenier!Ga naar voetnoot1758
Wie bestu, die draechs minen horen?Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat hoeft hevestu verloren!
Bestu ridder uut Almaengie
Ofte vanden hove van Bertaengie?
| |
[pagina 104]
| |
Heeft die coninc di hier ghesant?Ga naar voetnoot1763
Hets jammer dat hi hout lant.Ga naar voetnoot1764
1765[regelnummer]
Twine ware hi selve hier comenGa naar voetnoot1765
Ende hadde den horen genomen?
Hi sent hier emmer sine keitive,
Die hi wille roven vanden live
Alse hise nemmer en wille houden.Ga naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Hare miede hebbic hem saen vergouden.Ga naar voetnoot1770
Waer omme quam hier niet Gawein,
Lanceloet, Herec ofte Ywein
Ofte Sagremort, die sere es vernaemtGa naar voetnoot1773
Ende Pertsevale, die goet wesen waent,Ga naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
Ofte Artur selve, die galgenere?Ga naar voetnoot1775
Bringe twintich ridders met hem heereGa naar voetnoot1776
Ofte alsijn heer, eer hijt laet;Ga naar voetnoot1777
Hi es quaet dat hi mi so ontraet!Ga naar voetnoot1778
Dore heme willic doen so vele:
1780[regelnummer]
Ic wille hem morgen in die zele
Senden bi enen quaden knechtGa naar voetnoot1781
U hoeft op enen stoc gerecht.
Dat salic doen omme sinen lachter;Ga naar voetnoot1783
Ghi waert bat bleven achter.’Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Ferguut horde den ridder swart.
Herde tornech dat hi wart,
Want het hem herde sere dertGa naar voetnoot1787
Dat hi den coninc so onwertGa naar voetnoot1788
Heft ende algader sijn here.
1790[regelnummer]
Hine prijst hem niet wert ene pereGa naar voetnoot1790
Ensi dat hi wreket sconinx lachter.
Hi hiet den ridder trecken achter.Ga naar voetnoot1792
Sinen scilt hi enbrachiert,*Ga naar voetnoot1793
| |
[pagina 105]
| |
Ten ridder waert hi verlaisiert.Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Die swerte liet them waert lopen:Ga naar voetnoot1795
Deen van hen tween maget wel becopen;Ga naar voetnoot1796
Elc deder toe sine macht.Ga naar voetnoot1797
Ferguut brinct gherecht den scachtGa naar voetnoot1798
Ende stac den ridder in die borst vore,
1800[regelnummer]
Scilt ende halsberch stac hem doreGa naar voetnoot1800
Dat tyser hem bider siden leet,Ga naar voetnoot1801
Ne waer het hem niet en sneet.Ga naar voetnoot1802
Die swerte Ferguut weder stac,
Ga naar margenoot+Sinen scilt hi heme ontwee bracGa naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
Ende sinen halsberch heft hi dorsneden.
Al dorentore so es ledenGa naar voetnoot1806
Die scacht ene vademe, na minen waen,
Maer hine heft heme niet sere gedaen.
Doe sprac die ridder te Fergute:
1810[regelnummer]
‘Ridder, wat sochti hier ute?Ga naar voetnoot1810
Men sal u hoeft te hove dragen,
Ghine moget niet onstaen mire slagen.Ga naar voetnoot1812
Uwe halsberch en hevet gene were:Ga naar voetnoot1813
Ic stekene dore met minen spere
1815[regelnummer]
Ene vademe bi uwer blotere siden,
Die lemle en wilde u niet sniden.Ga naar voetnoot1816
Si was hovesch, bi mire trouwe!’Ga naar voetnoot1817
Ferguut horet ende hadde rouweGa naar voetnoot1818
Ende seide: ‘Ridder, verstaet wel:
1820[regelnummer]
Met uwer tale, gine doet mi el,Ga naar voetnoot1820
En mogedi mi verwinnen niet.*
Wat windi daer ane, of ghi sietGa naar voetnoot1822
| |
[pagina 106]
| |
Dore minen halsberch een gat?
Ic wanic u gerakede bat:Ga naar voetnoot1824
1825[regelnummer]
Ghi gevoelt mijn yser cout;Ga naar voetnoot1825
Die duvel hi was u wel houtGa naar voetnoot1826
Dat het u niet en hadde doet.’Ga naar voetnoot1827
Elc doe van hem besiden schoet;Ga naar voetnoot1828
Hare scachte si vernamen,Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Sere si weder te gader quamen.Ga naar voetnoot1830
Si saten vaste in haer gereide:
Si waren goede ridders beide
Datsi daer ute niet en vielen.
Haer orsse moesten op derde knielen.
1835[regelnummer]
Ferguut stac den riddere wel:
Scilt no halsberch meer dan een vel
Sone halp den ridder niet,Ga naar voetnoot1836-37
Want dore den lichame sinen spiet
Hi welna ene elle stac.
1840[regelnummer]
Die scacht binnen den ridder brac.
Die swerte en scheen twint ververtGa naar voetnoot1841
Ende sat alse een diet niet en dert
Dat die scacht binnen hem hilt,Ga naar voetnoot1843
Ende hi stac Ferguut op den scilt
1845[regelnummer]
Soe sere, dat hine cloef te hantGa naar voetnoot1845
Den groten scacht tote in die hant
Ende ontwee es hi te broken.Ga naar voetnoot1844-47
Ga naar margenoot+Ferguut versiet ende heft gesproken:Ga naar voetnoot1848
| |
[pagina 107]
| |
‘Ridder, gi hadt wel te doene
1850[regelnummer]
Latens; u bloet es al groene.Ga naar voetnoot1849-50
Een niewe meester dat u liet;Ga naar voetnoot1851
En dinct mi die adere niet,Ga naar voetnoot1852
Die adere en loept niet so vlugge,
Ghi bloet achter uwen rugge;
1855[regelnummer]
Ic wane hi u liet te sinen spele.Ga naar voetnoot1855
Houdet op; en lates niet te vele.Ga naar voetnoot1856
Her ridder, hout wel minen spere
In uwen lichame; het doet u dere.Ga naar voetnoot1858
U felheit sal u te na gaenGa naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
Ic sal u thoeft af slaen.’
Het was den ridder herde leit
Dat Ferguut so vele seit
Ende wart u[p] fier alse een liebert.Ga naar voetnoot1863
Dapperlike trac hi tswertGa naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Ende es tote Fergute comen.
Ferguut heftene vernomen
Ende trac tswert sonder faelgie;Ga naar voetnoot1867
Hedenmeer wert die batalieGa naar voetnoot1868
Tusschen hen tween sterc ende groet.
1870[regelnummer]
Hen waren noit ridders haer genoet;Ga naar voetnoot1870
Het schenen beide twee liebarde
Ende elc sloech andren metten swarde
Van haren helmen grote stucken,
Datsi op hare aertsoene bucken.Ga naar voetnoot1874
1875[regelnummer]
Noit smet bet slach hilt
Dan si twee op een anebilt.Ga naar voetnoot1875-76
Van haren slagen waren si milde;Ga naar voetnoot1877
| |
[pagina 108]
| |
In sticken liggen hare scilde.Ga naar voetnoot1878
Sine waren nemmermeer versceidenGa naar voetnoot1879
1880[regelnummer]
In hare leven tusschen hem beiden;
Elc hadde andren doet geslegen,
Maer die ridder heft verdreghenGa naar voetnoot1882
Sijn swert ende sloecht intween.Ga naar voetnoot1883
Op sine herte wies een steen,Ga naar voetnoot1884
1885[regelnummer]
Hi suchte sere, hine weet wat doen;
Hi wilde wel sijn te Lyoen.
Hi siet wel, hine mach niet ontflien;
Om genade moet hi spienGa naar voetnoot1888
Ofte hi souden slaen te doet.Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Hi beette neder dore die noetGa naar voetnoot1890
Ende knielde ende weende sere
Ga naar margenoot+Ende bat genade den jonchere.
Ferguut sach den ridder te voet;
Hi pensde in sinen moet:
1895[regelnummer]
‘Dodestu desen groten manGa naar voetnoot1895
Du salter lettel winnen an.Ga naar voetnoot1896
Sterft hi, dat es scade
Ende hi bidt di genade.
Hets beter dat hi noch leve
1900[regelnummer]
Ende hem in vangenessen geveGa naar voetnoot1900
Den coninc ende hi heme geve den horen,
Die hem dicke gedaen heft toren
Ende secge, dat icken daer sende.
Sloegicken doet, ic dade sende.’Ga naar voetnoot1904
1905[regelnummer]
Hi nicte neder al te hantGa naar voetnoot1905
Ende gegrepen bider hantGa naar voetnoot1906
Ende deden op staen.
Hi seide: ‘Wildi u gevaen
Geven den coninc Arture
1910[regelnummer]
Ende heme vertellen u avonture,
| |
[pagina 109]
| |
Dragen hem den wimpel ende den horen,
So mogedi wel verstorenGa naar voetnoot1912
U lijf ende quite gaen.Ga naar voetnoot1913
En doedijs niet, ic sal u slaen.’Ga naar voetnoot1914
1915[regelnummer]
‘Riddere, gi moget mi slaen te waren;
Hebt mijns genade, in darre varenGa naar voetnoot1916
Want in hebber vrient no mage.Ga naar voetnoot1917
Die coninc hevet grote clageGa naar voetnoot1918
Dicwile van mi gehort:Ga naar voetnoot1919
1920[regelnummer]
Ic hebbe hem gewrocht grote mort.Ga naar voetnoot1920
Haddi mi in sire behout,Ga naar voetnoot1921
Hine gave mi omme geen gout,Ga naar voetnoot1922
Hi soude mi doen raet braken.
Ic hebbe liever die doet van u te smaken
1925[regelnummer]
Dan daerte varne; hijs op mi gram.Ga naar voetnoot1925
Ic hebbe heme doet menegen manGa naar voetnoot1926
Met minen swerde, dat hier leit
Tebroken. Dodet mi gereit!Ga naar voetnoot1928
Also wel soudic daer sterven.’Ga naar voetnoot1929
1930[regelnummer]
‘Ghine sulter nemmer twint bederven,Ga naar voetnoot1930
Ensijt en twint niet vervaert.
Vaert coenlike te hove waert,
Segt dat ic u daer hebbe gesent;Ga naar voetnoot1933
Metten coninc ben ic bekent.Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
Draget hem den horen ende thoeft cleet,
Ga naar margenoot+Hine sal u niet wesen wreet;Ga naar voetnoot1936
Hi sal u vergeven sine gramheitGa naar voetnoot1937
Dat wetic wel; hets dicke geseit:
“Een lettel versten es wert vele.”Ga naar voetnoot1939
1940[regelnummer]
Vaert te hem in sine zele*
Ende groeten mi alse minen here
| |
[pagina 110]
| |
Ende alle die ridders wel sere
Sonder Keyen, die hilt sijn scerenGa naar voetnoot1943
Met mi; levic, het sal hem deren!’Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
Alse die swerte ridder verhoertGa naar voetnoot1945
Dat Ferguut te hove was vortGa naar voetnoot1946
Peinsdi, hi soude varen woch,Ga naar voetnoot1947
Bedi hi wilde leven noch.Ga naar voetnoot1948
‘Here’, seit hi, ‘dat gi wilt, ic loeft;Ga naar voetnoot1949
1950[regelnummer]
In wille niet verliesen mijn hoeft.
Gheft mi den horen ende thoeft cleet,
Ic vare daer, hoe dat mi vergeetGa naar voetnoot1952
Ende geve mi op alse verwonnen
In sine vangenesse. God moet mi onnenGa naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Dat ic mijn lijf behouden moet.’
Enen eet hijs Fergute doet
Dat hi sal houden sijn gelofGa naar voetnoot1957
Ende varen gewapent in dat hof
Op sijn ors, als hi es ter stede.Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Ferguut hi gaf heme alle bedeGa naar voetnoot1960
Den horen ende thoeft cleet van siden.
Doe hieten Ferguut danen riden
Ende bat den ridder, so hi eerst mochte
Genesen, dat hi den coninc sochte.Ga naar voetnoot1963-64
1965[regelnummer]
Ferguut reet in een woeste lant,
Geene ander avonture hi vant.
Doe seidi dat hi keren soude,
| |
[pagina 111]
| |
Te sinen wert hi varen woude;
Hi hads hem gebeden so veleGa naar voetnoot1969
1970[regelnummer]
Als hi van hem sciet in die zele.Ga naar voetnoot1970
Ten castele es hi savons comen
Ende heft den goeden man vernomen;
Onder die porte hine vant,
Enen valke haddi op sine hant.
1975[regelnummer]
Te heme quam ridende Ferguut;
In die zale hordi groet geluut,
Daer weenden ridders ende vrouwen
Om Galienen der joncfrouwen
Ende die goede man hads torenGa naar voetnoot1979
1980[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat hi sine nichte hadde verloren.
Ferguut sach wel an sinen wert
Dat hem enege sake dertGa naar voetnoot1982
Ende seide: ‘Her wert, met Jhesu Criste
Moetti sijn! Hoe gerne ic wiste
1985[regelnummer]
Waeromme gi dus droeve staet;
Segdijt mi niet, dat es mi quaet.’Ga naar voetnoot1986
‘Lieve vrient,’ sprac die wert,
‘Ene sake mi int herte dert,
Ic vruchte si mi nemmermeer comt uut.Ga naar voetnoot1989
1990[regelnummer]
Al mijn bliscap ende mijn deduutGa naar voetnoot1990
Es wech, die ic hadde te voren:
Mine nichte hebbic verloren.
Die wile dat ic u geleedde,Ga naar voetnoot1993
Galiene hare doe ghereddeGa naar voetnoot1994
1995[regelnummer]
Ende sciet sonder orlof van mi,
In weet waer omme no twi.Ga naar voetnoot1996
Om hare ben ic sere vervaert,
Want si allene vaert.
Waendicse vinden in Ingelant
2000[regelnummer]
In Lombardiën of in Scollant,
Ic dader na varenGa naar voetnoot2001
| |
[pagina 112]
| |
Sonder enech langher spare[n]*Ga naar voetnoot2002
Ic daetse eer soeken twaelf maent.Ga naar voetnoot2003
In hads mi nemmermeer bewaentGa naar voetnoot2004
2005[regelnummer]
Dat si van mi soude sijn gevlouwen.Ga naar voetnoot2005
Ic waendemen niet in der Dunouwen
No in al die werelt groet
Hadde gevonden haer genoetGa naar voetnoot2008
Van hovescheden no van sinne.Ga naar voetnoot2009
2010[regelnummer]
In can gewerden niet in inneGa naar voetnoot2010
Oftic hare iet hadde mesdaen.Ga naar voetnoot2011
Waeromme es si van mi gegaen?
Her ridder, blijft heden met mi,Ga naar voetnoot2013
Mi dinke het bider nacht siGa naar voetnoot2014
2015[regelnummer]
Ende latewi dese sprake.Ga naar voetnoot2015
Ghi dinct mi al tongemake,Ga naar voetnoot2016
Uwe wapine wegen te sere;
Hets tijt te herbergen heden mere.Ga naar voetnoot2018
Ghi saecht den ridder, wete cree!Ga naar voetnoot2019
2020[regelnummer]
U halsberch es al ontwee,
Mi dinke gi hebt gehadt toren;Ga naar voetnoot2021
Uwen scilt hebdi wel half verloren.
Ic bids u, here, en helet mi niet:Ga naar voetnoot2023
Segt mi, hoe gi van hem schiet.’
2025[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ferguut peinsde om die jonfrouwe.
Te sire herten haddi rouweGa naar voetnoot2026
Ende sprac: ‘Her wert, dat u God lone!
Waer es Galiene die scone
Die nieman en mach volprisen?’
2030[regelnummer]
‘Ic en canre u niet gewisen;Ga naar voetnoot2030
| |
[pagina 113]
| |
Heden morghen si henen schiet.
Waer waert si es dan wetic niet,Ga naar voetnoot2032
Bedi ben icker af in vare;Ga naar voetnoot2033
Maer segt mi van ure niemare.’Ga naar voetnoot2034
2035[regelnummer]
‘Ay! lieve her wert,’ sprac Fergut,
‘Om wat saken es si uut?Ga naar voetnoot2036
Hebdi hare iet messeit?Ga naar voetnoot2037
Datsi wech es, dats mi leit.’
Aldus hebsi beide gestaenGa naar voetnoot2039
2040[regelnummer]
Datmen twee milen hadde gegaen.Ga naar voetnoot2040
Ferguut en hoert niet sinen wert:
Galiene heme sere dert.Ga naar voetnoot2042
Die een vraget den andren om batalgie,Ga naar voetnoot2043
Minne dwinct den anderen sonder falgie.Ga naar voetnoot2044
2045[regelnummer]
Die wert vraget omme den ridder wreet,
Ferguut wat doen en weetGa naar voetnoot2046
Om dat hi heft sijn lief verloren.
Die Minne doet heme groten toren,Ga naar voetnoot2048
Die Minne leert hem van haren spele:Ga naar voetnoot2049
2050[regelnummer]
Om Galienen peinst hi vele,
Die Minne heftene so verwonnenGa naar voetnoot2051
Hine salse niet verdriven connen.
Wel starc so sijn der Minnen crachte,
Dat si dus eens mans gedachte
2055[regelnummer]
In corten stonden so onder gaen!Ga naar voetnoot2055
Die Minne heft Ferguut gevaen;
Si saelt heme wriven an sijn cleet,Ga naar voetnoot2057
Dat hi der joncfrouwen was wreet
Ende hi hare sine minne ontseide,Ga naar voetnoot2059
| |
[pagina 114]
| |
2060[regelnummer]
Die hare hant op sine herte leide
Ende wilde volgen sinen rade.Ga naar voetnoot2061
Nu rouwet hem, maer hets te spade,Ga naar voetnoot2062
Want hi sal dogen groet tormentGa naar voetnoot2063
Eer hise nemmer weder vent.Ga naar voetnoot2064
2065[regelnummer]
Hine weet waer si es no in wat lande.
Wiste hijt, hi volchde hare te hande;Ga naar voetnoot2066
Dan liet hi om enghene noetGa naar voetnoot2067
Al waendire bliven doet,Ga naar voetnoot2068
Ga naar margenoot+So dwinct hem der Minnen cracht.
2070[regelnummer]
Hine weet welc es, so dach so nachtGa naar voetnoot2070
Ofte avont of ter dagerake.*Ga naar voetnoot2071
Sijn wert versietene tongemakeGa naar voetnoot2072
Ende vraget vollic den jonchereGa naar voetnoot2073
Waeromme dat hi droevet so sere.Ga naar voetnoot2074
2075[regelnummer]
‘Lieve her wert, en es geen wonder,
In waens nemmer wesen sonder.Ga naar voetnoot2076
Grote onnere sal mi bedagen:Ga naar voetnoot2077
Hets recht, in darfs niet clagen,Ga naar voetnoot2078
Te rechte staet mi droeve te sine.Ga naar voetnoot2079
2080[regelnummer]
Ic wildic hadde meerre pine!Ga naar voetnoot2080
Die dorper seit waer, hi es vroet:Ga naar voetnoot2081
“Die werpet onder sinen voet
Dat hi mach houden in sijn hande
Hets recht dat hire of hebbe scande.”Ga naar voetnoot2082-84
| |
[pagina 115]
| |
2085[regelnummer]
Hets mi harde qualic comen:Ga naar voetnoot2085
Dat ic wel mochte hebben genomen
In mine hant, dat lietic liden;Ga naar voetnoot2087
Nu en gecrigict nemmer in minen tiden,Ga naar voetnoot2088
In hebber nemmer hope an.Ga naar voetnoot2089
2090[regelnummer]
Bi trouwen, hi seit waer die man:
“Ende heft sulc al dat hi ghert
Ende bejaget dat hem dert!”Ga naar voetnoot2091-92
Acharme! hoe wel hebbic vondenGa naar voetnoot2093
Dese pine bi minen sonden.Ga naar voetnoot2094
2095[regelnummer]
Hebbic? bi quader avonturen!Ga naar voetnoot2095
Bi Gode! en quam noit bi natuerenGa naar voetnoot2096
Iet els in mi dan dorperhede;Ga naar voetnoot2097
Noch so houdic wel dien zede.Ga naar voetnoot2098
Nature trect meer dan hondert stiere
2100[regelnummer]
Waer omme doe ic mi so fiere?Ga naar voetnoot2100
Ic wille sijn der minnen smet!Ga naar voetnoot2101
Trouwen, mijn vader Somilet
Also lange alse hi leide sijn leven
En wildi des werkes plegen,Ga naar voetnoot2104
2105[regelnummer]
Ende die sone wils hem onder doen?Ga naar voetnoot2105
Ic mach wel heten daes caproenGa naar voetnoot2106
Dat ic metten genen wille gaen
Die ter Minnen dienste staen;
Nu ben ic qualic in den woch.Ga naar voetnoot2109
2110[regelnummer]
Waer omme soudic minnen noch?
In weet, bi mire trouwen!
Ic ben wel werdich scoenre vrouwen!Ga naar voetnoot2112
| |
[pagina 116]
| |
Ga naar margenoot+Alse scone, waer salsi vonden sijnGa naar voetnoot2113
Alse Galiene, mijn minnekijn
2115[regelnummer]
Die ic bi mire scout verloes?Ga naar voetnoot2115
Twine verwoedic! ic ben sinneloes.Ga naar voetnoot2116
Waer omme blivic in minen sinne
Ende ic ontseide hare mine minne?Ga naar voetnoot2118
Hets recht, dat ics hebbe lachter.
2120[regelnummer]
Waendicse vinden - mi wars te sachter -Ga naar voetnoot2120
In enech lant onder den trone,Ga naar voetnoot2121
Ic voere staphants na die scone.Ga naar voetnoot2122
In vindse, ic soecse eer emmermee,Ga naar voetnoot2123
Alwaersoe in midden in die zeeGa naar voetnoot2124
2125[regelnummer]
Ofte in een wout onder vele draken,
Ic souder mi, mochtic toe geraken,Ga naar voetnoot2126
Die scoenste soeken die mach leven.
Nochtan moete mi God doen snevenGa naar voetnoot2128
Ende mi geven groet ongeval,
2130[regelnummer]
In soecse eer mijn leven alGa naar voetnoot2130
Dach ende nacht, berch ende dale,
Ic en sal eer horen hare tale.Ga naar voetnoot2132
Nemmermeer gecrigic spelGa naar voetnoot2133
No en hore avonture fel
2135[regelnummer]
Vermonden in enech lant,
In vaerse proeven al te hantGa naar voetnoot2134-36
Om lof te hebben ende omme prijs,
Also helpe mi Sente Denijs!
Ic wilde staphans een ridder quame
2140[regelnummer]
Ende hi mi dat leven name
| |
[pagina 117]
| |
Ende trake mi uten buke dat herte,Ga naar voetnoot2141
Soe waric quite vander smerte.’Ga naar voetnoot2142
Ferguut hilt alse een droeve man;Ga naar voetnoot2143
Heme quam sulc dinc an.Ga naar voetnoot2144
2145[regelnummer]
Grote pine ende grote avonture
Sal heme dicke werden tsure;
Menech aermoede sal hi dogenGa naar voetnoot2147
Eer hi die joncfrouwe siet met ogen.
Sine bliscap, die hi hadde gister morgen
2150[regelnummer]
Sal hem gewisselt sijn al in sorgen.Ga naar voetnoot2150
Die Minne doet hem groten pant.Ga naar voetnoot2151
Die scoenheit, die hi in haer vant,
Hare wetenthede, haer hovescheit groetGa naar voetnoot2153
Hebben hem brocht in groter noet:
2155[regelnummer]
Hine weet oft nacht es of dach,
Hine weet wat hi doen mach;
Ga naar margenoot+Venus heften so verdoeft.Ga naar voetnoot2157
Op sijn aertsoen leidi sijn hoeftGa naar voetnoot2158
Datmen ene mile hadde gegaen.Ga naar voetnoot2159
2160[regelnummer]
Die goede man begrepen saenGa naar voetnoot2160
Biden halsberge ende seide: ‘Here,
Het dunct mi herte grote onnereGa naar voetnoot2162
Dat gi u selven dus verslaet.Ga naar voetnoot2163
Elken ridder qualic staet
2165[regelnummer]
Te drivene sere omme een wijf;Ga naar voetnoot2165
Men houtene over keytijf.Ga naar voetnoot2166
Riddere, laet staen u carineGa naar voetnoot2167
Ende laetter mi omme hebben pine
Ende ongemac ende seer.
2170[regelnummer]
Varewi te herbergen hedenmeer,Ga naar voetnoot2170
Ic leene u die herberge mijn.
Om u salic te blider sijn
| |
[pagina 118]
| |
Ende blusschen minen torenGa naar voetnoot2173
Van mire nichten, die ic hebbe verloren;Ga naar voetnoot2174
2175[regelnummer]
Het was mine bliscap altemale.’Ga naar voetnoot2175
Ferguut verstont sinen wert wale,
Die hem sal goede herberge lenen
Ende hi wille laten staen sijn wenen,Ga naar voetnoot2178
Gheven hem vissche ende venisoen;Ga naar voetnoot2179
2180[regelnummer]
Hi salne wel te gemake doen.Ga naar voetnoot2180
Maer hine wilre bliven niet,Ga naar voetnoot2181
Bedi dat hi wale sietGa naar voetnoot2182
Dat Galiene es verloren;
Sine es niet daer si was te voren.
2185[regelnummer]
‘Ay Galiene, scone wijf!
Her wert, ghi hebt mi al mijn lijfGa naar voetnoot2186
Pine gegeven ende seer.
Ic en herberge nemmermeer
In dorpe, in steden no in portGa naar voetnoot2189
2190[regelnummer]
Vore diesmale dat ic hebbe gehort*Ga naar voetnoot2190
Waerwart datsie gevaren si
U nichte; omme niet so biddi miGa naar voetnoot2192
Te blivene, te minen trouwen!Ga naar voetnoot2193
Alle die sijn toter Dunouwen
2195[regelnummer]
Sine daden mi niet bliven.
Mijn seer mach niemen verdriven;
Geeft mi orlof, ic wille varen.’
Die wert siet wel, hine wils ontbarenGa naar voetnoot2198
No hine magen niet gehouden.Ga naar voetnoot2199
2200[regelnummer]
‘Vrient,’ seit hi, ‘God moet u behouden!
Ga naar margenoot+Ghine wilt niet bliven, dats mi leet.’
Ferguut vollec danen reet
Scilt ane hals, speer in die hant.
Die nacht ginc hem ane in hant.Ga naar voetnoot2204
| |
[pagina 119]
| |
2205[regelnummer]
Ferguut heft sinen wech genomen;
In een foreest es hi comen
Peinsende ende in groten vare.
Die mane so scheen herde clare.
Ic wane middernacht was ledenGa naar voetnoot2209
2210[regelnummer]
Alse Ferguut quam ghereden
In enen mersch, daer tscone wasGa naar voetnoot2211
Binnen den woude in dat gras.
Ene tente daer geslegen stoet,Ga naar voetnoot2213
Daer binnen lach een ridder goet,
2215[regelnummer]
Hoverdech, stout ende groet;Ga naar voetnoot2215
Hine conste noit vinden sijn genoet
Noch man diere jegen wilde staen.Ga naar voetnoot2217
Al tlant was heme onderdaen.
Ferguut reet ter tenten wert
2220[regelnummer]
Als die avonturen geert.Ga naar voetnoot2220
Vore die tente hi staende vant
Enen eyseliken seriantGa naar voetnoot2222
Vier voete lanc; thoeft haddi groet,
Sijn ogen blakeden roet.
2225[regelnummer]
Geformeert was hi alse ene catte;
Sijn neselocken wijt ende platte,Ga naar voetnoot2226
Die lippen swart, die tande wit,
Tote ane doren den mont gesplit.Ga naar voetnoot2228
Verronselt was hem alsijn lijfGa naar voetnoot2229
2230[regelnummer]
Swart alse pec, baeshudich, stijf.Ga naar voetnoot2230
Hi was ru alse een camore,Ga naar voetnoot2231
Den bult haddi achter ende vore.
| |
[pagina 120]
| |
Enen stoc hilt hi insijn hant.
Hi kende Ferguut te hantGa naar voetnoot2234
2235[regelnummer]
Ende riep: ‘Her ridder rijt bet sachter.Ga naar voetnoot2235
Ic riede u bet te trecken achterGa naar voetnoot2236
Dan hier te comen; ic segt u wel:
Hier slaept een ridder stout ende fel.
Ontwaket hi, gi sijt ontdaen,Ga naar voetnoot2239
2240[regelnummer]
Hi sal u thoeft af slaen;
Ghi hadt hier den tol gelatenGa naar voetnoot2241
Wiste hijt; rijdt uwer straten!’Ga naar voetnoot2242
Ferguut hoerde wel den naenGa naar voetnoot2243
Ende liet stappans sijn peinsen staen.
2245[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hi reet ten pawelioene wert.
Die naen hief sinen stoc ter vert,Ga naar voetnoot2246
Met beiden handen sloech hi den wreenGa naar voetnoot2247
Dat hi viel over sine been.Ga naar voetnoot2248
Ferguut wart gram, doe hi dat sach
2250[regelnummer]
Dat sijn ors hadde sulken slach:
Mach hi leven, hi salt copen!Ga naar voetnoot2251
Sijn ors ginc hi met sporen nopenGa naar voetnoot2252
Ende reet den naen ter neder.
Hi folleerdene lange ende wederGa naar voetnoot2254
2255[regelnummer]
Ende stacken so ende heft te blouwenGa naar voetnoot2255
Dat heme mach sijn leven rouwen:Ga naar voetnoot2256
Dat bloet woet hem ten oren uut.Ga naar voetnoot2257
So dat die ridder hoerde tgeluut,Ga naar voetnoot2258
Hi wart op, gram ende verbeten:Ga naar voetnoot2259
2260[regelnummer]
‘Wie es die man, die heft besetenGa naar voetnoot2260
- Daer ic sliep in mijn pawelioen -Ga naar voetnoot2261
Ende heft te blouwen minen garsoen?’
| |
[pagina 121]
| |
Van haesten en wapende hi hem niet.
Hemde ende broec hi ane tietGa naar voetnoot2264
2265[regelnummer]
Ende enen mantel van sindaleGa naar voetnoot2265
Hinc hi ane hem; een swert van staleGa naar voetnoot2266
So heft hi in sine hant genomen
Ende es buter tenten comenGa naar voetnoot2268
Tote daer sijn naen leit onder voet.
2270[regelnummer]
Hi droevede sere in sinen moet
Dat hi Ferguut gewapent sietGa naar voetnoot2271
- Wart hi ververt, dan wondert mi niet! -Ga naar voetnoot2272
Ende hadde vrese van der doet.
Hens niemen, stonde hi also bloetGa naar voetnoot2274
2275[regelnummer]
Vore enen die gewapent ware,
Hine soude sijns lives sijn in vare;Ga naar voetnoot2276
Nochtan en scheen hi niet in dienGa naar voetnoot2277
Of hi den ridder iet hadde ontsien,Ga naar voetnoot2278
Die vore heme gewapint staet.
2280[regelnummer]
Sine scerden hi te hem waert gaetGa naar voetnoot2280
Ende riep: ‘Her ridder, hets mesdaen
Dat gi so handelt minen naenGa naar voetnoot2282
Ende vore mine ogen also slaet!
Ic segt u wel: hets mi leet; verstaet*
2285[regelnummer]
Her ridder, ic drage tuwaert nijt:Ga naar voetnoot2285
Waric gewapent, als gi sijt,
Die naen soude gewroken sijn,
Dat u werden soude inschijn;Ga naar voetnoot2288
Ga naar margenoot+Ghi sout vertollen tuwer scande,Ga naar voetnoot2289
2290[regelnummer]
Ghi moest hier laten u hoeft te pande!’Ga naar voetnoot2290
Ferguut antworde heme al te hant:
‘Her ridder, hier es gerechte int lant.Ga naar voetnoot2292
Oftic u iet hebbe mesdaen,Ga naar voetnoot2293
| |
[pagina 122]
| |
Beclages u, dats wel gedaen;Ga naar voetnoot2294
2295[regelnummer]
Al tgoet dat mi van u es comen
Wijstment, het si mi genomen.Ga naar voetnoot2296
Hebdi wapine int pawelioen
Die salic u ane laten doen.
Wapent u wel na uwen wille,
2300[regelnummer]
Ic sal uwes hier beiden al stille
Ende daer na, oft u wille si,
So comt vechten jegen mi:
Ic saels u leveren uwen niet.Ga naar voetnoot2303
Godsat hebbe hi die u ontsiet!’Ga naar voetnoot2304
2305[regelnummer]
In die tente lach ene maget fiere,
Scone, hovesch ende goedertiere,Ga naar voetnoot2306
Dies ridders lief, ende wart in wakeGa naar voetnoot2307
Van dier nosen, sere tongemake.Ga naar voetnoot2308
Al hancharich si op schoet,*Ga naar voetnoot2309
2310[regelnummer]
Dede ane een hemde ende een sorcoetGa naar voetnoot2310
Ende enen mantel van sindale
Nam si om hare, die stont haer wale.Ga naar voetnoot2312
Uter tenten si sere liep.
Die ridder sachse, lude hi riep:
2315[regelnummer]
‘Joncfrouwe, keert vollec weder,
Haelt mine wapine ende mine cleder;
Ic moet vechten, bi mire trouwen!
Een ridder heft minen naen te blouwen.
Therte binnen sal mi breken
2320[regelnummer]
En canicken niet gewreken.’Ga naar voetnoot2320
Die joncfrouwe was wel geleert;Ga naar voetnoot2321
Hastelike si weder keert
Ende langede heme sine wapijn te male:Ga naar voetnoot2323
Halsberch, cousen, helm van stale.
2325[regelnummer]
Hi wapende hem ende gorde tswert.
Een groet ors, dat haddi wert,Ga naar voetnoot2326
Brochte hem die joncfrouwe sonder beide.
| |
[pagina 123]
| |
Hi waerp hem vollec int gereide,
Die joncfrouwe hilt den stegereep.
2330[regelnummer]
Enen vasten scilt hi greep,Ga naar voetnoot2330
Ane den hals hine vollike warp.
Die joncfrouwe scoet hem den scacht scarp.Ga naar voetnoot2332
Ga naar margenoot+Hi maecte hem uten pawelioene
Alse een liebaert stout ende coene.
2335[regelnummer]
Alse die duvel quam hi gevaren.
Lude riep hi: ‘Wacht u te warenGa naar voetnoot2336
Her ridder, die sloecht minen naen,
Het sal hier ane u leven gaen.’
Ane hem so dwanc hi sinen scilt,Ga naar voetnoot2339
2340[regelnummer]
Den scacht hi wel te steke hilt.Ga naar voetnoot2340
Sijn ors liep sere dan een wint.Ga naar voetnoot2341
Ferguut ontsachne niet een twint;Ga naar voetnoot2342
Met sporen noepte hi sinen wreen
Die niet vele arger en scheen.Ga naar voetnoot2344
2345[regelnummer]
Van groter herten waren die parde.Ga naar voetnoot2345
Die ridders schenen twee liebarde
So sere si te gadere quamen;Ga naar voetnoot2347
Dien orssen bogen die hamen.Ga naar voetnoot2348
Ferguut stacken metten scachte
2350[regelnummer]
Op sinen scilt met sulker crachte
Dat hi vloech uten gereide.
Sine stegereepe bogen hem beide,Ga naar voetnoot2352
Die helm hem saen op derde lach.
Alsen Ferguut ter neder sach
2355[regelnummer]
Sprac hi: ‘Ridder, so helpe mi God!
Ghi beroemet u alse een sod.Ga naar voetnoot2356
Gi seit eer, het soude mi rouwenGa naar voetnoot2357
Dat ic den naen hadde te blouwen
Haddi u wapine genomen.Ga naar voetnoot2359
2360[regelnummer]
Mi dinke, het es u wers comenGa naar voetnoot2360
| |
[pagina 124]
| |
Dan het hier te voren was:*
Ghi ligt ende spartelt in dat gras.
Hets waer dat ict hebbe horen sagen:Ga naar voetnoot2363
“Sulc man waent wel bejagenGa naar voetnoot2364
2365[regelnummer]
Prijs ende lof ende groet ere
Die bejaget grote onnere”.
Dus eist met u, dinke mi.
Die u claget, gonneert si hi.Ga naar voetnoot2368
Wert op, her ridder, uten sande!Ga naar voetnoot2369
2370[regelnummer]
Hadde u perd gehadt tande,
Het hadde u leelicheit gedaen.Ga naar voetnoot2370-71
Ic wane u leerde Barlebaen
Eens jaers te ridene te sinen spele;Ga naar voetnoot2373
Diet u so leerde, God geve hem quele.’Ga naar voetnoot2374
2375[regelnummer]
Die ridder scaemde hem ende wart opGa naar voetnoot2375
Dat Ferguut met heme hilt scop.Ga naar voetnoot2376
Ga naar margenoot+Uter sceiden trac hi tswert
Ende quam te sinen orsse wert;
Hastelike hi doe op scoet.Ga naar voetnoot2379
2380[regelnummer]
Ferguut een twint hem niet verboet,Ga naar voetnoot2380
Maer hi hilt vore hem al stille
Tes hi gerust was te sinen wille.Ga naar voetnoot2382
Te gader quamen si daer naer
Elc op andren, swert al baer;*Ga naar voetnoot2384
| |
[pagina 125]
| |
2385[regelnummer]
Elc was van groten slagen milde.
In sticken lagen hare scilde;
Vanden slagen verdoende twout.Ga naar voetnoot2387
Mallic andren wel vergout
Sijn gelof ende sijn payment.Ga naar voetnoot2388-89
2390[regelnummer]
Die een wel anders slage kent.Ga naar voetnoot2390
Die ridders waren beide goede,
Dapper, starc, stout van moede.
Elc den andren oec ontsach.
Ferguut liet lopen enen slach,Ga naar voetnoot2394
2395[regelnummer]
Op den helm hi den ridder sloech;
Met sinen swerde hi af droechGa naar voetnoot2396
Half den helm ende tbeckineel,Ga naar voetnoot2397
Van sinen scilde een groet deel.Ga naar voetnoot2398
En hadde dat zwert niet ute gedregen,Ga naar voetnoot2399
2400[regelnummer]
Hi hadden mits in tween geslegen.Ga naar voetnoot2400
Ferguut versachne ende heft gesproken:Ga naar voetnoot2401
‘Ridder, gi hebt u wel gewroken
Dat ic mesvoerde uwen naene!Ga naar voetnoot2403
U lief staet ghinder indie mane,Ga naar voetnoot2404
2405[regelnummer]
Sidi moenc of wilde di[e] crune?Ga naar voetnoot2405
Ghi dunct mi staende alse FortuneGa naar voetnoot2406
Die voren es ru ende achter bloet!Ga naar voetnoot2407
Ridder, het dunct mi onrecht groet:
Ghi sout met rechte sijn calu vorenGa naar voetnoot2409
2410[regelnummer]
Ende ghi hebt uwen croec verloren.’Ga naar voetnoot2410
| |
[pagina 126]
| |
Die ridder sprac: ‘Hets sede int lant.Ga naar voetnoot2411
Gheonneert moete sijn u hantGa naar voetnoot2412
Ende tswert, dat mi dus sere sneet.Ga naar voetnoot2413
Noit en haddic wijch so wreet;Ga naar voetnoot2414
2415[regelnummer]
Mine dede noit man selken pant.’Ga naar voetnoot2415
Ferguut antworde al te hant:
‘Van den wolve eist die maniere,Ga naar voetnoot2417
Alse twee manne, die beide sijn fiere
Enen wijch vechten, deen moets daer achterGa naar voetnoot2419
2420[regelnummer]
Hebben ende bejagen lachter;Ga naar voetnoot2420
Ga naar margenoot+Maer also en eist niet hier,
Want gi sijt noch stout ende fier.
Hets recht, dat niemen verwonnen lieGa naar voetnoot2423
No bloetheit toge vore sine amie.’Ga naar voetnoot2424
2425[regelnummer]
Die ridder hevet groten toren
Want hi sine macht al heft verloren.
Sine wonde bloet, si doet hem leet;
Hijs sere vervaert; wat doen hine weet.
Waendi vinden ghenadeGa naar voetnoot2429
2430[regelnummer]
Ane Fergute, hise gerne bade;Ga naar voetnoot2430
Nochtan sal hi sien of hi mach
Vinden genade ende verdrach.Ga naar voetnoot2432
Tote Fergute es hi comen,
Sijn swert heft hi genomen
2435[regelnummer]
Ende hevet heme op gegeven:Ga naar voetnoot2435
‘Ridder, genade, laet mi leven!
Ic wille u dienen al mijn leven
| |
[pagina 127]
| |
Sonder enech weder begeven;Ga naar voetnoot2438
Ic wille u dienen ende sijn u man.Ga naar voetnoot2439
2440[regelnummer]
Ic lie verwonnen; ic en can
Nemmer jegen u gestaen;Ga naar voetnoot2441
Wildi, gi moget mi doet slaen.’
Ferguut nam dat swert diere
Ende seide den ridder schiere:
2445[regelnummer]
‘Wildi u lijf ontdragen,Ga naar voetnoot2445
Morgen, alset sal dagen
Maect u ten coninc Arture
Ende telt heme u avonture.
Geeft hem u op alse gevaenGa naar voetnoot2449
2450[regelnummer]
Ende voert met u den naen
Ende u amie, die joncfrouwe.’
Die ridder sprac: ‘Op mine trouwe,
Tierst het daget ic u geloveGa naar voetnoot2453
Dat ic varen sal te hove
2455[regelnummer]
Ende mijn lief ende mijn garsoen;
Ic wille u boetscap doen.’Ga naar voetnoot2456
Ferguut sprac: ‘En lates niet.’Ga naar voetnoot2457
Doe reet hi danen; die wijch scietGa naar voetnoot2458
Ende die ridder hilt al stille
2460[regelnummer]
Sere tongemake, te sinen onwille.Ga naar voetnoot2460
Die dach quam, die nacht leet.Ga naar voetnoot2461
Ferguut vollike danen reet,
In gepense heften Venus bracht.
Hine vergat niet sinen scacht
2465[regelnummer]
Ga naar margenoot+Daer hi met stac den ridder coene.
Hi reet den dach dore toter noene
Int foreest dwers ende lanx,
Dat hi en onbeet aet[s] no dranx:Ga naar voetnoot2468
Hem en lustes oec groet no clene,Ga naar voetnoot2469
| |
[pagina 128]
| |
2470[regelnummer]
So sere dwinctene Galiene.Ga naar voetnoot2470
Hine weet oec waer hi vaert,
Waer dat wille, gaet sijn paert;
Ten togle hi nie ware en namGa naar voetnoot2473
Ende es comen op enen dam
2475[regelnummer]
Neven een water sterc ende groet,
Daer menich man es bleven doet.
Op dien dam so hadde gestichtGa naar voetnoot2477
Een scakere enen torre slichtGa naar voetnoot2478
Neven den watre an die wostine.
2480[regelnummer]
Warent seriante of pelgrime,Ga naar voetnoot2480
Ridders die avonture sochten,
Hi nam hem al datsi brochten.
Wie daer leet of wie hem werdeGa naar voetnoot2483
Sloech hi thoeft af metten swerde.
2485[regelnummer]
Vele quaets haddi gedaen int lant,
Over al was hi becant;Ga naar voetnoot2486
Daer en dorste niemen gaen no riden.
Maer Ferguut moeter nu lidenGa naar voetnoot2488
Ende vanden dieve hi niet en weet.
2490[regelnummer]
Die strate hi so lange reet
Enen casteel hi vore hem sach,
Daer over ene brucge lachGa naar voetnoot2492
Die ginc tote over die riviere.
Ferguut die quam daer sciere
2495[regelnummer]
Die altoes peinst om ene sake.
Hi waent wel liden met gemake;
Also hi waent en saelt gaen niet,Ga naar voetnoot2497
Want die dief heften bespiet,
Die altoes hadde in sijn gedochte
2500[regelnummer]
Hoe hi die liede roven mochte.
Uten castele hi verlaisiert,Ga naar voetnoot2501
Met luder stemmen hi craihiert:Ga naar voetnoot2502
| |
[pagina 129]
| |
‘Her ridder, ghi dunct mi al dol,
Want hier geltmen den tolGa naar voetnoot2504
2505[regelnummer]
Alsemen inden lande wille varen.
Ghi wilten ontfoeren twaren;Ga naar voetnoot2506
Maer en sal also niet sijn,
Soe helpe mi Sente Martijn!
Ga naar margenoot+Ghi sulten mi ontfoeren cume.Ga naar voetnoot2509
2510[regelnummer]
Ic sal u leren die costumeGa naar voetnoot2510
Eer gi heden van mi scheet:
Ic wille dat gi neder beet
Ende u ors over den tol mi geft.’Ga naar voetnoot2513
Als Ferguut dit gehort heft
2515[regelnummer]
Sprac hi: ‘Vrient, wildi minen wreen
Over uwen tol? Eest u leen?Ga naar voetnoot2516
Van uwen rechte ic niet en weet.
Nemdi mijn ors, hets mi leet.
En magic mi niet berechten?Ga naar voetnoot2519
2520[regelnummer]
Eer ict verliese, ic sal eer vechten.
Verlorict, en ware mi niet goetGa naar voetnoot2521
Want ic mach qualic te voet.’Ga naar voetnoot2522
Elc den andren sere naect,Ga naar voetnoot2523
Maer Ferguut heften tierst geraect;Ga naar voetnoot2524
2525[regelnummer]
Met so groter cracht hine stac
Dat hi heme sinen aerm brac
Daer hi den scilt mede droech.
Die dief versaecht, niet sere hi loechGa naar voetnoot2528
Alse hi sinen aerm sach verkert;Ga naar voetnoot2529
2530[regelnummer]
Hine hadde niet sulke steke geleert.Ga naar voetnoot2530
Die dief sach wel sonder waen:
| |
[pagina 130]
| |
‘Moesti noch sulken slach ontfaen
Alse hi nu sloech, ic bleve doetGa naar voetnoot2533
Of gevaen, of in groter noet.’
2535[regelnummer]
Dier slage en begeert hi mere;Ga naar voetnoot2532-35Ga naar voetnoot2535
Ten castele wert vloe hi sere.Ga naar voetnoot2536
Ferguut reet naer den dief;Ga naar voetnoot2537
Heme en sal niet wesen lief,
Ontgaet hi hem binnen den stene.Ga naar voetnoot2539
2540[regelnummer]
Hi riep: ‘Ridder, minen wrene
Bringic u, beit een lettelkijn.
Mijns tols willic quite sijn;Ga naar voetnoot2542
U recht en willic u niet ontdragen,Ga naar voetnoot2543
Want gi sout over mi clagen.
2545[regelnummer]
Dief ende valsch soudi mi sceldenGa naar voetnoot2545
Wildic u niet uwen tol gelden.
Ic gevene u gerne; beit doch
Een lettel, ic ware gerne woch,Ga naar voetnoot2548
Want ic hebbe noch vele te gane.’
2550[regelnummer]
Die dief was niet gereet tontfane
Van dien tolle dat payment:
Hi wilde wel sijn te Ghent
Ga naar margenoot+Ende hi daer niet comen en ware;Ga naar voetnoot2553
Hi was sijns lijfs in groten vare.
2555[regelnummer]
Den casteel hi voer hem siet,
Maer hine comter binnen niet.
Hem sal berouwen, eer hire in vertGa naar voetnoot2557
Dat hi wilde hebben Ferguuts pert.
Ferguut so sere na hem rijdt
2560[regelnummer]
Dat [hi] hem achter ontwee snijt*
| |
[pagina 131]
| |
Aertsoen ende ors met sinen swerde.Ga naar voetnoot2560-61
Die dief viel neder op die erde.
Ferguut hastelike versach
Dat hi neder ter erden lach
2565[regelnummer]
Averecht op sinen scilt.Ga naar voetnoot2565
Mettien hi sijn scheren hiltGa naar voetnoot2566
Ende riep lude te sinen scoppe:Ga naar voetnoot2567
‘Ridder, willic u helpen oppe?
Ic sie u thoeft ter erden helden.Ga naar voetnoot2569
2570[regelnummer]
Suldi minen tol quite scelden?’Ga naar voetnoot2570
Die dief riep ontfarmeliken:Ga naar voetnoot2571
‘Hebt mijns genade om Gode den riken!Ga naar voetnoot2572
Alse minen here ic u sal
Gerne dienen mijn leven al.’
2575[regelnummer]
Ferguut sprac: ‘Ic sla u af thoeft,
En si dat gi mi geloeft
Ende sekert in mine hant,Ga naar voetnoot2577
Dat gi nemmermee in dit lant
Roeven en sult manne no wiveGa naar voetnoot2579
2580[regelnummer]
- Aldus mogedi bliven te live -Ga naar voetnoot2580
Ende gi u gevangen gheeft
Den coninc Aertuer, die mi heft
Van naesten wapine gegeven;Ga naar voetnoot2583
Wildi dit doen, so mogedi leven.’
2585[regelnummer]
Die dief sprac dat hi sijn gelof
Soude doen ende varen int hof.Ga naar voetnoot2585-86
Ferguut sprac: ‘In bidde nemmeer.’Ga naar voetnoot2587
Daer en leet man noit eerGa naar voetnoot2588
Hine was geroevet vanden goedeGa naar voetnoot2589
2590[regelnummer]
Of vanden live; nu en hebs hoede:Ga naar voetnoot2590
| |
[pagina 132]
| |
Si mogen varen sekerlike
Alle die willen in dat rike.
Ferguut vollec danen voer,
Want sine herte hem sere swoerGa naar voetnoot2594
2595[regelnummer]
Dat hi sijn lief hadde verloren;
Hi hads pine ende groten toren.
Ga naar margenoot+In een foreest es hi geslegenGa naar voetnoot2597
Daer lettel liede te varen plegen:
Si ontsagent alle ghemeneGa naar voetnoot2599
2600[regelnummer]
Die vanden lande groet ende clene;
Men plach daer vele quaets te doene.
Ferguut voer toter neder noeneGa naar voetnoot2602
In dat foreest dwers ende lanx,
Want sijn ors ginc sijns danxGa naar voetnoot2604
2605[regelnummer]
Waer dat wilde in allen steden.Ga naar voetnoot2605
Dus heft Ferguut den dach gereden
Ende den nacht toter dagrakeGa naar voetnoot2607
Met pinen ende met ongemake.
Hine vant avonture en gene.
2610[regelnummer]
Dicke riep [Ferguut]: ‘Galiene!*
In can u vinden, dats mi swaer.’
Die honger ginc hem herde naer,Ga naar voetnoot2612
Hine hadde geten in drien dagen.Ga naar voetnoot2613
Die scaerpe dorne ende hagenGa naar voetnoot2614
2615[regelnummer]
Daden heme sijn ansichte bloeden.
Sijn ors begonste sere moeden,Ga naar voetnoot2616
Het ne was niet wel te sinen wille.Ga naar voetnoot2617
In een plein bleeft staende stille.Ga naar voetnoot2618
Aldus hilt doen FerguutGa naar voetnoot2619
2620[regelnummer]
Soe dat hi hoerde een groet geluutGa naar voetnoot2620
Ende sach roec ende claerheit van viere.Ga naar voetnoot2621
Ferguut maecte hem daer wart sciere.
| |
[pagina 133]
| |
Alse hi daer ghereden quam
Hastelike hi vernamGa naar voetnoot2624
2625[regelnummer]
Ene tafle wel bereit,
Daer op wijn ende claerheitGa naar voetnoot2626
Ende spise van meniger manierenGa naar voetnoot2627
Alsoement wel conste visierenGa naar voetnoot2628
Ter taflen vijftien ridders saten,
2630[regelnummer]
Haer eerste gerechte datsi aten
Ende Ferguut hi beette saen.
Hine sprac word no en hiesch dwaen,Ga naar voetnoot2632
Maer ginc sitten daert hem scoenst dochte.
Van al datmen ter taflen brochte,
2635[regelnummer]
Daer af nam hi sijn gevoechGa naar voetnoot2635
Ende settet vor hem. Deen ridder loech
Toten andren vele sere
Ende si spraken: ‘Wies dese here?Ga naar voetnoot2638
Ens niet die hoefste vanden lande.Ga naar voetnoot2639
2640[regelnummer]
Het ware recht, dat hijs hadde scande
Ga naar margenoot+Ende dat hi sijn gelach betale,Ga naar voetnoot2640
Want hi heeft geten altemale
Van onser spisen dbeste deel.
Doe wi hem gelden elc morseelGa naar voetnoot2644
2645[regelnummer]
Ende hangewine bider kele;Ga naar voetnoot2645
Hets meer dan tijt; hi et te vele.’Ga naar voetnoot2646
Ende Ferguut horde wel dat gedreech,Ga naar voetnoot2647
Hi at al stille ende dranc ende sweech
Ende liet hen secgen datsi wouden
2650[regelnummer]
Tote hi sat was. Doe hiet hi voudenGa naar voetnoot2650
Dat amelaken ende doen woch.Ga naar voetnoot2651
‘Neen,’ sprac die meester, ‘het nes nochGa naar voetnoot2652
| |
[pagina 134]
| |
Gheen tijt wech te verne.Ga naar voetnoot2653
Mi dunct gi waent tuwen scerneGa naar voetnoot2654
2655[regelnummer]
Geten hebben onse spise.Ga naar voetnoot2655
Also helpe mi God van paradise
Het sal u costen uwen crage!Ga naar voetnoot2657
Betaelt vollec u gelage:
Hier moet bliven u ors, u gereide.
2660[regelnummer]
Ontwapent u alsonder beide
Ende geeft ons al toter huut.’Ga naar voetnoot2661
Haestelike sprac Ferguut:
‘Ghi heren, houdi met mi u scheren?
Dusgedaenre tale waent ontberen,Ga naar voetnoot2664
2665[regelnummer]
Want in hebbe selver no gout.
Wat holpe dat gi vele scout?Ga naar voetnoot2666
Mine wapine gevic u niet.’
Alse dit die meester here siet,Ga naar voetnoot2668
Trac hi enen brant uten viereGa naar voetnoot2669
2670[regelnummer]
Ende sloech Fergute schiere
In dansichte met dien brande.
Ferguut sprac: ‘God geve u scande,
Dat gi mi dus hebt gesmetenGa naar voetnoot2673
Ende ic met u hebbe gheten.’Ga naar voetnoot2674
2675[regelnummer]
Ferguut begrepen biden hareGa naar voetnoot2675
Ende scoeten int vier ende seide: ‘Vare!Ga naar voetnoot2676
Die duvel hi moet di geleiden.
Waeromme wilstu mi ontcleiden?’Ga naar voetnoot2678
Doe scoten dandere veertien oppe
2680[regelnummer]
Ende gaven heme slage ende cloppeGa naar voetnoot2680
Met groten stocken van faseelen.Ga naar voetnoot2681
Ferguut trac tswert ende ginc hem deelenGa naar voetnoot2682
| |
[pagina 135]
| |
Ende sloeger vijf te seven slagen.
Den andren gincs qualic behagenGa naar voetnoot2684
2685[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende wapenden hem, so si ierst mochten,Ga naar voetnoot2685
Wantsi Ferguuts slage dochten.Ga naar voetnoot2686
Si waren te gereke saenGa naar voetnoot2687
Ende gingen op Fergute slaen
Ende steken ende houwen.
2690[regelnummer]
Noit man en sach, bi mire trouwen,
Enen ridder so vele gedogen:Ga naar voetnoot2691
Vanden slagen moeste hi bogenGa naar voetnoot2692
Ende vallen over die knien.Ga naar voetnoot2693
Ferguut wart op mettien
2695[regelnummer]
Ende dwanc ane hem sinen scilt.
Dat swert hi vaste in die hant hilt;
Hi verhieft met groter cracht
Ende sloech den enen, daer hi jegen vacht,
Boven op den helm van stale
2700[regelnummer]
Ende dore sloech heme altemale
Coifie, halsberch ende beckineelGa naar voetnoot2701
Ende vanden hovede tbeeste deelGa naar voetnoot2702
Ende cloefden toten tanden toe.
Herde lude riep Ferguut doe:
2705[regelnummer]
‘Dieve, gi blijft hier altemaleGa naar voetnoot2705
Waric op tors, dat wetic wale!Ga naar voetnoot2706
Also suldi, bi minen trouwen!Ga naar voetnoot2707
Ghi wanet mi hebben te blouwenGa naar voetnoot2708
Ende genomen mine gewade;Ga naar voetnoot2709
2710[regelnummer]
Dat sal u vergaen te quade,Ga naar voetnoot2710
Ghi sult alte gader bliven.’
| |
[pagina 136]
| |
Doe ginc hise weder driven.Ga naar voetnoot2712
Deen hi sloech, dander hi stac,Ga naar voetnoot2713
Die derde scoet, die vierde trac,Ga naar voetnoot2714
2715[regelnummer]
Si sloegen hem sinen scilt in stucken
Ende sine wapine; hi moeste bucken,Ga naar voetnoot2716
Want hi was gewont seere
Soe dat hine waende nemmermere
Vanden dage sijn ontgaen.Ga naar voetnoot2719
2720[regelnummer]
Doe ginc hi houwen ende slaen
Met beiden handen inden tasGa naar voetnoot2721
So dat ginder niemen en was,
Hine ontsach Ferguuts slage.Ga naar voetnoot2723
Si worden verbloet ende trageGa naar voetnoot2724
2725[regelnummer]
Ende sere te meskieve.Ga naar voetnoot2725
Ferguut vermeisterde die dieve
Ende sloech heme af voete ende hande;
Some lietsire haer hoeft te pande.Ga naar voetnoot2728
Fergute en dorsten si niet genaken.
2730[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die dieve waenden hem wech maken,
Maer Ferguut was daer te snel
Ende liep na die ridders fel
Ende achter gincse ane enen berchGa naar voetnoot2733
Ende sloech hem scilt ende halsberch;Ga naar voetnoot2734
2735[regelnummer]
Tote dertien nam hire haer leven.
Dander twee hebben hem op gegevenGa naar voetnoot2736
Ende roepen op Fergute genade.Ga naar voetnoot2737
‘Neen,’ sprac hi, ‘hets te spade.
Ic sal u thoeft af slaen,
2740[regelnummer]
En si dat gi u geeft gevaenGa naar voetnoot2740
Den coninc van Bertaengen Arture
| |
[pagina 137]
| |
Ende hem vertelt u avonture.
Segt dat u daer sent Ferguut.
Groetse mi al over luut
2745[regelnummer]
Die ridders, die te hove behoren
Sonder Keyen als te voren;Ga naar voetnoot2746
Magic leven, het sal hem deren
Dat hi met mi hilt sijn scheren:
Sine quade tale sal hem comen
2750[regelnummer]
Meer te scaden dan te vromen.’Ga naar voetnoot2750
Die ridders antworden Fergute saen:
‘Here, wi willen dit anegaenGa naar voetnoot2752
Ende gheven ons gevangen
Arture den coninc; hi mach ons hangen
2755[regelnummer]
Ofte braden of verdrinken.’
Ferguut sprac: ‘Dan waent niet dinken,Ga naar voetnoot2756
Hine doet u nemmer el dan ere.’Ga naar voetnoot2757
Doe sciedsi van den jonchereGa naar voetnoot2758
Ende makeden dapperlijc och.Ga naar voetnoot2759
2760[regelnummer]
Ferguut keerde weder sinen woch
Tes hi weder te sinen orse quamGa naar voetnoot2761.
Haestelijc hijt biden breidel nam
Ende waerp hem int gereide.
Hi reet vollec wech sonder beide,Ga naar voetnoot2764
2765[regelnummer]
Peinsende omme Galienen minneGa naar voetnoot2765
Ende wart staphants uten sinne;Ga naar voetnoot2766
Dat was grote jammerhede.
Ic waenre speelt die duvel mede
Dattie minne es van so groter crachte,
2770[regelnummer]
Datsi eens mans gedachte
In soe corter stont onder doet.Ga naar voetnoot2771
Wel gokelt si onder den hoet,Ga naar voetnoot2772
| |
[pagina 138]
| |
Bedi en cans niemen gehoeden.Ga naar voetnoot2773
Ga naar margenoot+Die gene die meest wanen vroedenGa naar voetnoot2774
2775[regelnummer]
Doetsi dolen alre meest;
Si sent in hem haren geest
Ende doetse anebeden haren god.
Vanden vroeden maecse sotGa naar voetnoot2778
Ende vanden sotten vroet.
2780[regelnummer]
Enen doetse quaet, enen andren goet;
Over al es hare gewelt.Ga naar voetnoot2781
Si loept sere dan dien telt,Ga naar voetnoot2782
Hare en mach nieman ontriden;
Wien si wille doet si gliden.Ga naar voetnoot2784
2785[regelnummer]
Dus voer Ferguut al omtrent;Ga naar voetnoot2785
Die minne doet hem groet torment:Ga naar voetnoot2786
Hine weet welc et es, dach of nacht
Ende heft verloren alsine cracht,
Sine vroetscap ende sine virtuut.Ga naar voetnoot2789
2790[regelnummer]
Aldus dolende reet Ferguut
Al moeder ene in dat wout;*Ga naar voetnoot2791
Die minne pijnten menechfout.
Nu swiget ende waent mi horenGa naar voetnoot2793
Davonture van hier te voren,
2795[regelnummer]
Hoedanewijs die ridder swart,Ga naar voetnoot2795
Also saen alse hi genesen wart
Van sinen wonden, ende hem dochte
Dat hi te hove varen mochte,
Sine wapine hiesch hi altemale.Ga naar voetnoot2799
2800[regelnummer]
Men brochse vore hem in die zale,Ga naar voetnoot2800
Gewapint was hi gereet.
Sijn ors brochtmen hem geleet,Ga naar voetnoot2802
| |
[pagina 139]
| |
Hi waerp hem in die artsoene.Ga naar voetnoot2803
Sonder knapen ende garsoeneGa naar voetnoot2804
2805[regelnummer]
Makedi hem te hove wert
Dapperlike ende enververt.
Alle sine dachvarde willic helen,Ga naar voetnoot2807
Want ic en weetse binnen velen,Ga naar voetnoot2808
Newaer te Cardoel es hi comen,Ga naar voetnoot2809
2810[regelnummer]
Daer hi den coninc heft vernomen,
Die sijn hof hilt met groten love.
Hi maect hem vollec te hove;
Daer haddemen dat eten leden.Ga naar voetnoot2813
Voer den coninc es hi gereden
2815[regelnummer]
Helm op thoeft, scilt anden hals;
Hine maecte geen groet gedalsch,Ga naar voetnoot2816
Maer hi viel op sconinx voet.Ga naar voetnoot2817
Ga naar margenoot+Hi sprac: ‘Artur, coninc goet,
Doet mi horen overluut:Ga naar voetnoot2819
2820[regelnummer]
Een ridder, die heet Ferguut,
Heft mi met wapinen verwonnen.
Onder die scijnte vander sonnenGa naar voetnoot2822
So wanic wel dat niemans levenGa naar voetnoot2823
Sijn gelijc es, no diemen geven
2825[regelnummer]
Met rechte mach lof ende prijs
Vore heme. God van paradijs
Moeten bescermen van ongevalle!Ga naar voetnoot2827
Here, hi groet u ridders alle
Sonder den drossate Keye;Ga naar voetnoot2829
2830[regelnummer]
Dien radic wel, bi sente Meye!
Bede bi dage ende bi nachte,
Dat hi hem van Fergute wachte;Ga naar voetnoot2832
Dien dreecht hi utermaten sere,Ga naar voetnoot2833
Want hi seide hem groet onnereGa naar voetnoot2834
| |
[pagina 140]
| |
2835[regelnummer]
Vore alle die ridders vanden lande,
Eer hi Ferguut wel kande.Ga naar voetnoot2836
Here her coninc, siet hier den horen
Die menegen man gedaen heft torenGa naar voetnoot2838
Ende dat hoet cleet van zidenGa naar voetnoot2839
2840[regelnummer]
Sent hi u; noit tenegen tiden
Sone conste[n] noit man up mi gewinnen.Ga naar voetnoot2841
Ic wille dat alle u ridders kinnen:Ga naar voetnoot2842
Menich man hevet becocht;Ga naar voetnoot2843
Die davonture hebben anesocht,Ga naar voetnoot2844
2845[regelnummer]
Dien hebbic alle tlijf genomen.
Here, nu ben ic tote u comen
Ende levere mi in u prisoen.Ga naar voetnoot2847
Met mi mogedi uwen wille doen;
Ghi moget mi hangen of radebraken
2850[regelnummer]
Ende bitterlike doet doen smaken.’
Doe antworde hem die coninc saen:
‘Ridder, waent vollic op staenGa naar voetnoot2852
Ende doet u wapine uut;
Omdat u hier sende Ferguut
2855[regelnummer]
Vergevic u minen evelen moet.Ga naar voetnoot2855
Die vangenesse suldi hebben goet:Ga naar voetnoot2856
Ic levere u der coninginnen
Mire vrouwen, si wille u kinnen;
Ic hope si sal u doen groet ere.’
2860[regelnummer]
Dies dankesi alle den coninc sere.Ga naar voetnoot2860
Over ene corte wile saen
Ga naar margenoot+Soe quam die ridder ende die naenGa naar voetnoot2862
Ende met hem sine joncfrouwe,
Die in hare herte hadde rouwe*
| |
[pagina 141]
| |
2865[regelnummer]
Om dat haer lief verwonnen was.
Si beetten neder in dat gras
Ende gingen vore den coninc schiere,
Die ridder ende die maget fiere
Ende die eyselike naen.
2870[regelnummer]
Die ridder sprac: ‘Here, waent verstaen,Ga naar voetnoot2870
Laet mi u mine tale vertrecken,Ga naar voetnoot2871
Inne sal u niet die waerheit decken:*
Ic hebbe gehouden een trepasGa naar voetnoot2873
Des es lange stont, als een dwaesGa naar voetnoot2874
2875[regelnummer]
Daer engheen man liden mochte,Ga naar voetnoot2875
Ic en nam hem dat hi brochte.Ga naar voetnoot2876
Dit heeft geduert menich jaer.
Here, ander dages, dat was waer,Ga naar voetnoot2878
Daer ic lach in mijn pawelioen
2880[regelnummer]
Bi minen lieve, - mijn garsoen*
Stont vore de dore, het was nacht,
Hine was niet wel bedacht -Ga naar voetnoot2882
Daer quam een ridder ghevaren.
Mijn naen verspraken twarenGa naar voetnoot2884
2885[regelnummer]
Ende sloech sijn ors met enen stake.
Die ridder naems staphans wrakeGa naar voetnoot2886
Ende foleerde minen naen.Ga naar voetnoot2887
Doe wapendic mi herde saen
Ende waende minen naen wreken.
2890[regelnummer]
Eer ic wiste word, wasic gestekenGa naar voetnoot2890
Uten aertsoene op die erde.
Ic vacht so lange metten swerde
Dat ic liën moeste gelove.Ga naar voetnoot2893
Hi heft mi hier gesent te hove
2895[regelnummer]
Ende mine joncfrouwe ende minen naen.
Hets die beste ridder na minen waen
| |
[pagina 142]
| |
Die noit enech ors bescreet.Ga naar voetnoot2897
Mine dede noit man so leet;
Ferguut es die name sijn.
2900[regelnummer]
Here, alle die ridders die hier sijn
Hiet hi mi harde sere groetenGa naar voetnoot2901
Sonder Keye; hi moet hem boetenGa naar voetnoot2902
Dat hi hem seide leelichede.Ga naar voetnoot2903
Her coninc, siet mi hier ter stede,
2905[regelnummer]
Daer ic u geve mi op gevaen
Ga naar margenoot+Ende mine joncfrouwe ende minen naen;
Ghi moget met ons uwen wille doen.’
Aertuer sprac: ‘Bi Sente Symoen,
Ghi sult wel te gemake sijn.
2910[regelnummer]
Nu gaet u rusten een lettelkijn,
Die vangenesse en suldi niet hebben quaet.
Ic vergeve u alle mesdaet.’
Daer na over ene mileGa naar voetnoot2913
Over ene lange wile,
2915[regelnummer]
So quam vanden torre die here
Die menegen man hadde gedaen onnere.Ga naar voetnoot2916
Hi viel neder op sconinx voete
Ende seide: ‘Here, ic geve u boete,
Ic hebbe herde vele quaets gedaen:
2920[regelnummer]
Menegen man hebbic helpen slaenGa naar voetnoot2920
Dat mi liever ontboren ware.Ga naar voetnoot2921
Here, mi heft gesent hareGa naar voetnoot2922
Een ridder dapper ende starke.
Ic wane niet dat in Denemarke
2925[regelnummer]
Enech ridder so goet si binnen velen.Ga naar voetnoot2924-25
Ferguut heet hi, in wils niet helen.
Hi hiet mi groeten al gemeneGa naar voetnoot2927
Sonder Keyen allene:
Hi heft geseit dat hem mescomt;Ga naar voetnoot2929
| |
[pagina 143]
| |
2930[regelnummer]
Ic wanet hem nemmer in dende vromt.Ga naar voetnoot2930
In u vangenesse gevic mi nu;
Hebt mijns genade, ic bids u
Oft u wille es, laet mi leven.’
‘Vrient,’ sprac die coninc, ‘al vergeven!
2935[regelnummer]
Gaet ende doet u te gemake,Ga naar voetnoot2935
Ic scelde u quite vander sake.’
Die twee ridders vanden woude
Sijn comen tote Cardoel houdeGa naar voetnoot2938
Daer si den coninc blide vonden.
2940[regelnummer]
Si groetten bede andien stondenGa naar voetnoot2940
Ende spraken beide uut ere mont:
‘Her coninc, herde lange stont
Hebwi geweest met quaden lieden
In een foreest, daer wi verriedenGa naar voetnoot2944
2945[regelnummer]
Alle die gene die wi sagen
Bi ons; wi te roven plagenGa naar voetnoot2946
Beide ridders ende knapen
Ende moencke ende papen
Ende al dat wi geraken mochten.Ga naar voetnoot2949
2950[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wi hadden vele hagedochtenGa naar voetnoot2950
Daer wi onse diefte in borgen.Ga naar voetnoot2951
Wine souden mogen tote morgen
Onse quaetheit niet getellen.Ga naar voetnoot2953
Wi waren tote vijftien gesellenGa naar voetnoot2954
2955[regelnummer]
Die altoes te gader waren.
Here, tachterst quam gevarenGa naar voetnoot2956
Een ridder al moeder ene.
Wi wilden hebben groet ende clene
Ors, halsberch ende acottoen.Ga naar voetnoot2959
2960[regelnummer]
Die ridder sprac: hine wiste wat doen
| |
[pagina 144]
| |
Haddi sine wapine verloren;Ga naar voetnoot2961
Hine gaver ons niet. Wi haddens torenGa naar voetnoot2962
Ende sloegen op heme dapperleke.Ga naar voetnoot2963
Hi werde hem genendeleke,Ga naar voetnoot2964
2965[regelnummer]
Dicke was hi in groter noet;
Tote dertien sloech hire doet.
Wine mochten ons niet langer houden;Ga naar voetnoot2967
Hi liet ons leven, op dat wi soudenGa naar voetnoot2968
Ons gheven in u ghenade
2970[regelnummer]
Ende vort te levene bi rade,Ga naar voetnoot2970
Laten onse quaetheit te male.
Here coninc, dat verstaet wale
Dat hi die beste es die leeft,
Die ons hier gesent heft
2975[regelnummer]
In u gevangenesse, eist u bequame;Ga naar voetnoot2975
Ferguut es sijn name.
Hi hiet ons ridders ende vrouwen
Alle groeten met goeder trouwen;
Maer Keyen hiet hi van hem scuwen.Ga naar voetnoot2979
2980[regelnummer]
Dien soude hi herde gerne bluwen,Ga naar voetnoot2980
Hi heft geseit sijn ongevoech.’Ga naar voetnoot2981
Keye horde toe; niet sere hi loech;
Hi seide hine gaver niet omme twee peren,Ga naar voetnoot2983
Maer het mach hem noch wel deren!
2985[regelnummer]
Doe riep die coninc enen seriant
Dat hi die ridders alte hant
Leedde in ene kemenadeGa naar voetnoot2987
Ter coninginnen ende si hen dade
Aldie eere die si mochte,
2990[regelnummer]
Want ander vangenesse hi en rochte.Ga naar voetnoot2990
Doe stont op mijn her Gawein
| |
[pagina 145]
| |
Ende sijn geselle, mijn her IJwein,
Perchevale ende Sagrimort,
Ga naar margenoot+Lancelot ende sijn neve Bohoert
2995[regelnummer]
Ende daertoe ander ridders vele,
Die daer waren in die sele.
Si spraken alle ene tale:
‘Wel lieve here, het sate waleGa naar voetnoot2998
Dat ghi sendet in allen lande
3000[regelnummer]
Ofmen dien ridder ieweren kandeGa naar voetnoot3000
Datmen te hove dade comen.Ga naar voetnoot3001
Keye heeften ons genomen
Ende met sinen scoppe verjaget.’
Die coninc sprac: ‘Besiet wie dragetGa naar voetnoot3004
3005[regelnummer]
Beide lettren ende brieve.
Ic wilne sien ende doen hem lieve,Ga naar voetnoot3006
Want hi heves verdient wel.’
Ghinder waren boden snel
Ende maecten hem wech dapperlike.
3010[regelnummer]
Si dore ronnen menech rike,Ga naar voetnoot3010
Maer sine horden van Fergute nietGa naar voetnoot3011
- Dies hebben si menich verdriet -
Ende hebben hem weder te hove gemaect
Ende seiden si hadden gesaectGa naar voetnoot3014
3015[regelnummer]
Menigen bosch, menich heet.Ga naar voetnoot3015
Die coninc sprac: ‘Dat es mi leet
Datmen van hem niet en hort.’
Nu willic u tellen vort*
Hoe dat Ferguut die keytijfGa naar voetnoot3019
3020[regelnummer]
In dat foreest torment sijn lijfGa naar voetnoot3020
Om Galienen diere joncfrouwen.
Hine waent niet datmen mocht scouwen
Armeren man in enech steden
Dan Ferguut es van allen leden.Ga naar voetnoot3024
3025[regelnummer]
Die minne dede hem grote pine.
| |
[pagina 146]
| |
Hine at el niet dan rachineGa naar voetnoot3026
Die hi uter erden groef;
Niet wel en haddi sijn behoef.Ga naar voetnoot3028
Sijn ors wart mager ende slancGa naar voetnoot3029
3030[regelnummer]
Ende wart vanden live cranc;
Niet wel en hadt sinen wille,Ga naar voetnoot3031
Dicke wile stont al stille,Ga naar voetnoot3032
Ferguut hilter hem up altenen;Ga naar voetnoot3033
Hi sloecht sere metten benen,
3035[regelnummer]
Het bloedde sere vanden sporen.
Alsinen sin haddi verlorenGa naar voetnoot3036
Om Galienen; dats waer.
Ga naar margenoot+Dus soe doelde hi twee jaer
Dat hi en quam uten woude.
3040[regelnummer]
Tachterst, alst wesen soude,
So sach hi ene fonteine springen.
Van bliscapen began hi singen.
Dat water began hem wel bagen,Ga naar voetnoot3043
Hine hadde gedronken in twaelf dagen;
3045[regelnummer]
Wat wonder waest, al dorste hem sere?Ga naar voetnoot3045
Doe ginc hi drinken, die jonchere.
Om die fonteine stont caneele.Ga naar voetnoot3047
Harde diere was die graveleGa naar voetnoot3048
Die in die fonteine lach:
3050[regelnummer]
Ic wane noit man en sach
Binnen der helt geene so diereGa naar voetnoot3051
No so rijclic, no so fiere;Ga naar voetnoot3052
Si was ghemineert omtrent.Ga naar voetnoot3053
Herde rikelic was tpavimentGa naar voetnoot3054
3055[regelnummer]
Daer ute sprongen die aderkine.Ga naar voetnoot3055
Daer lagen torpase ende robine,Ga naar voetnoot3056
Fine mirauden ende sophireGa naar voetnoot3057
| |
[pagina 147]
| |
Ende menegerhande stene diere
Die in heme hebben grote cracht.
3060[regelnummer]
Het was ginder dach ende nacht
In allen steden even claer.
Oec secgic u al over waerGa naar voetnoot3062
Wat crachte die fonteine hadde inne:
Al ware ieman uten sinne
3065[regelnummer]
Ende hi van dier fonteinen name,Ga naar voetnoot3065
Hi verlore alsine mesquameGa naar voetnoot3066
Ende hadde weder sine gedochte.Ga naar voetnoot3067
Van wat evele hi daer brochte,Ga naar voetnoot3068
Waert in hovede, waert in bene,
3070[regelnummer]
Hi worde gans, claer ende reneGa naar voetnoot3070
Ende quite van alre pine,Ga naar voetnoot3071
Dronke hi vandien fonteinekine.Ga naar voetnoot3072
Ferguut waert al genesen.
Hi sprac: ‘Here God, wat mach dit wesen?
3075[regelnummer]
Dese fonteine soe doet wonder.Ga naar voetnoot3075
Ic hebbe tote nu geweest sere onderGa naar voetnoot3076
Ende geleeft met ongemake;
Nu ben ic quite van alre zake.’
Hi dede sijn ors ter selver stont
3080[regelnummer]
Drinken ende het wart gesont
Ende in hogen ende blide.Ga naar voetnoot3081
Ga naar margenoot+Het ne was niet spade mar betide;Ga naar voetnoot3082
Die sonne was op, het was claer dach.
Ene capelle hi voer hem sach
3085[regelnummer]
Al gewrocht van maerbelstene,
Daer voren sat een nane clene
Ende hi riep tote Fergute:
‘Ridder, wat soekes du hier ute?Ga naar voetnoot3088
| |
[pagina 148]
| |
Wies wiltu di onderwinden?Ga naar voetnoot3089
3090[regelnummer]
Waenstu hier Galienen vinden?
Dune best niet vroet, maer du best sot.
Also mote mi helpen GodGa naar voetnoot3092
Du mochts ewelijc hier wenenGa naar voetnoot3093
Eer du hier vondes Galienen,
3095[regelnummer]
Want sine es niet in dit foreest.’
Ferguut sprac: ‘Die heilegeest
Hi moet di hoeden, lieve nane.
Waer kennestu die wel gedaneGa naar voetnoot3098
Die du nomes so properlike?’Ga naar voetnoot3099
3100[regelnummer]
‘Ferguut, trouwen, in andren rike
Eer ghi noit geboren waert.Ga naar voetnoot3101
Ic rade wel dat gi wech vaert
Ende soecse daer si es.
Sijt oec seker ende gewes
3105[regelnummer]
Ghi moet eer hebben den witten scilt.Ga naar voetnoot3105
Het ne was noit man die beteren hilt:
Die scilt es van witten yvore
Geplaneert wel ter coreGa naar voetnoot3108
Van dieren stenen vol geset.
3110[regelnummer]
Ic wille wel dat gijt wet:
Die scilt heft selke cracht
Dat het ter donkere midder nacht
Drie milen omtrent verlichtet tlant;
Sijns gelike men noit en vant.
3115[regelnummer]
So wiene omme den hals draget
Lettel no vele hi hem verwaget.Ga naar voetnoot3116
Diene draget, mach niet verwonnen wesen,
Ware hi doet wont, hi worde genesen.Ga naar voetnoot3118
Soe wie den witten scilt draget
3120[regelnummer]
Ute sinen gereide dat hi draget
Wat ridder dat heme comt te voren.Ga naar voetnoot3120-21
Die scilt heft menegen man gedaen toren,
| |
[pagina 149]
| |
Het en conste[n] noit gewinnen man.Ga naar voetnoot3123
Nu verstaet wat hi doen can:Ga naar voetnoot3124
3125[regelnummer]
Men mach die stat verhongeren niet
Ga naar margenoot+Daer hi in es: hare es wel gescietGa naar voetnoot3126
Noch sone mach niet sijn gewonnen.Ga naar voetnoot3127
Het nes man die soude connen
Die doget volprisen van dien scilde.Ga naar voetnoot3129
3130[regelnummer]
Den nodeghen so maect hi mildeGa naar voetnoot3130
Ende den bloden maect hi stout.
Die den scilt draget, hine wert niet out;
Hi es inden point van veertich jarenGa naar voetnoot3133
Talre stont; oec secgic te waren
3135[regelnummer]
Hine mach sijn licht verliesen niet.Ga naar voetnoot3135
Die den scilt heft hem es wel gesciet:
Hi es savons ende betide
Tallen stonden vroe ende blide;Ga naar voetnoot3138
Hi es gheert over alGa naar voetnoot3139
3140[regelnummer]
Ende met vrouwen lief getal.Ga naar voetnoot3140
Ic en souden u niet volprisen mogen.
Varet wel ende sijt in hogen!Ga naar voetnoot3142
Vanden scilde latic u staen.’Ga naar voetnoot3143
Indie capelle stont die naen
3145[regelnummer]
Ende loec die dore ende scoet slot vort.Ga naar voetnoot3145
Ferguut sprac: ‘Lieve naen, nu hort!
Segt mi waer ic den scilt mach vinden,
Want ic wille mi gheninden,Ga naar voetnoot3148
Ic salne gerne soeken gaen.
3150[regelnummer]
Sprect jegen mi, wel lieve naen,
Ontdoe die dore ende laet mi in.’
Het en diet Fergute meer no min,Ga naar voetnoot3152
| |
[pagina 150]
| |
Want die naen en antword niet.
Alse Ferguut dit versiet
3155[regelnummer]
Was hi sere tongemake;
Over den naen bat hi wrake
Om dat hi spreken niet en wilde
Noch waerheit seggen vanden scilde
Waer waert dat hine vinden mochte.
3160[regelnummer]
Dies droevedi sere in sijn gedochte.Ga naar voetnoot3160
Vander capellen keerdi houde
Ende maket hem vollic inden woude;
Hi reet toter hoger vespertijt.Ga naar voetnoot3163
Hi riep: ‘Naen, vermalendijtGa naar voetnoot3164
3165[regelnummer]
Moetti wesen tallen stonden!
Waeromme en hebdi niet ontbondenGa naar voetnoot3166
Waer die scilt es of in wat staden?Ga naar voetnoot3167
Die rike God moet mi beradenGa naar voetnoot3168
Ende moet mi te wege sindenGa naar voetnoot3169
3170[regelnummer]
Ga naar margenoot+Daer ic den witten scilt mach vinden:
Hets mijn solaes ende mijn delijt,Ga naar voetnoot3171
Ic salne soeken al minen tijt
Beide bi nachte ende bi dage
In steden, in bossche ende in hage;Ga naar voetnoot3174
3175[regelnummer]
Soe bringe mi God uter noet,
Ic en hebbe den scilt, ic blive doet!’Ga naar voetnoot3176
Den scilt heft hi so lange gesocht
Datten davonture heft brocht
Up enen aerm vander zee.Ga naar voetnoot3179
3180[regelnummer]
‘Bi Gode,’ seit hi, ‘nu en wetic meeGa naar voetnoot3180
Waer dat ic vinden mach den scilt.’
Doen sach hi een scip dat stille hilt
Daer tien rovers in waren.
Ferguut sprac: ‘Wel moetti varen!
3185[regelnummer]
Ic bids u, set mi ant lant.’Ga naar voetnoot3185
‘Wi selent doen,’ sprac een seriant,Ga naar voetnoot3186
| |
[pagina 151]
| |
‘Tert hare int scip ende laet ons zeilen.’Ga naar voetnoot3187
Die dieve waenden wel deilenGa naar voetnoot3188
Ane dat ors dat Ferguut brochte
3190[regelnummer]
Ende Ferguut tart in, so hi ierst mochteGa naar voetnoot3190
Ende trac sijn ors in metten bande.Ga naar voetnoot3191
Si staken tscip vanden landeGa naar voetnoot3192
Ende seilden wech met groter crachte.Ga naar voetnoot3193
Ferguut en peinsde no en dachte
3195[regelnummer]
Datsi iet meenden el dan goet.Ga naar voetnoot3195
Si seiden althant: ‘Ridder, nu doet
U wapine uut, gi moetse ons geven
Ofte wi selen u nemen u leven,
Wi selen u worpen over bort.’Ga naar voetnoot3199
3200[regelnummer]
Ferguut sprac: ‘Ghi heren, hort,
Also helpe mi Sente Alene,
Ic en hebbe groet no clene
Ander goet dan gi hier siet;
Mine wapine ghevic u niet,
3205[regelnummer]
Ic en hebbe ander cleder ane;
Also gereet ware mi die mane
Alse een penninc, selp mi God!’Ga naar voetnoot3206-7Ga naar voetnoot3207
‘Wat segestu? bestu een sot?Ga naar voetnoot3208
Wat sagen eist dattu ons cals?Ga naar voetnoot3209
3210[regelnummer]
Geonneert moete sijn dijn hals!’Ga naar voetnoot3210
Stappans so heft hi verdreghenGa naar voetnoot3211
Enen rieme ende daer met geslegenGa naar voetnoot3212
Den ridder enen groten slach.
Ga naar margenoot+Ferguut sprac: ‘Wel quaden dach
3215[regelnummer]
Moete di geven onse Here!
| |
[pagina 152]
| |
Waerbi slaestu mi so sere?Ga naar voetnoot3216
Also hulpe mi God uut mire noet,
Du selest copen, in blive doet!’Ga naar voetnoot3218
Ferguut grepen biden toppeGa naar voetnoot3219
3220[regelnummer]
Ende gaf hem enen slach daer oppe
Dat heme verkeerden beide sijn ogen.Ga naar voetnoot3221
Die dief en was niet wel in hogen,
Hi viel neder in ommacht.
Doe sprongen si op met alre cracht;
3225[regelnummer]
Beide met riemen ende met stavenGa naar voetnoot3225
Grote slage si Fergute gaven
Dat hi moeste knielen op derde.Ga naar voetnoot3227
Doe sloech Ferguut die hant ten swerde
Ende ginc houwen ende schinken:Ga naar voetnoot3229
3230[regelnummer]
Die dieve en consten hem niet ontwinken,Ga naar voetnoot3230
Hi sloech hem af voete ende handen;
Som cloefdise toten tanden.Ga naar voetnoot3232
Hi sloeger doet tote sessen.
Ferguut sprac: ‘In sal niet messen;Ga naar voetnoot3234
3235[regelnummer]
Ghine ontsprinct mi heden meeGa naar voetnoot3235
Ghine verdrinket in die zee.’Ga naar voetnoot3236
Doe waren dander vier vervaert
Ende quamen te Fergute waert
Ende staken op hem met piken.
3240[regelnummer]
Dat began Fergute qualic liken,Ga naar voetnoot3240
Want sijn halsberch hadde verlorenGa naar voetnoot3241
Menige maelgie: des haddi torenGa naar voetnoot3242
Ende hi sach sijns selfs bloet
Dat hem ten maelgien dore woet.Ga naar voetnoot3244
3245[regelnummer]
Hi was sere ghetravengiert.Ga naar voetnoot3245
Sinen scilt hi enbrachiert,*Ga naar voetnoot3246
| |
[pagina 153]
| |
Hi hilt dat swert in sijn hant.
Den eersten, dien hi vore hem vant
Hevet hi dat lijf gerovet,
3250[regelnummer]
Want hi sloech hem af sijn hovet.
Doe began den andren wanhagen;Ga naar voetnoot3251
Ferguut ghincse slaen ende jaghenGa naar voetnoot3252
Ende sloechse alle doet tote enen.Ga naar voetnoot3253
Die selve begonste sere wenen
3255[regelnummer]
Ende bat genade omme onser Vrouwen.Ga naar voetnoot3255
Ferguut sprac: ‘Te minen trouwen
Dief, ic sal u nemen tleven,
Ga naar margenoot+Het ne si dattu di wilt geven
In sconinx vangenesse van Lonnen.’Ga naar voetnoot3258-59
3260[regelnummer]
Die dief sprac: ‘Jaic, God [moete] mi onnen*
Dat icker saen geraken moete.’
‘Nu segt heme, dat icken groete
Ende alle die ridders die met hem varen
Sonder Keyen, segt hem te waren:
3265[regelnummer]
Hebbicken lief, dats van verren,Ga naar voetnoot3265
Goede vrienscap sal lange merren.Ga naar voetnoot3266
Nu kere den roedere te hantGa naar voetnoot3267
Ende laet ons zeilen andat lant,
Want uten watre waric gerne.’
3270[regelnummer]
Die dief sprac: ‘Mine staets tonberne,Ga naar voetnoot3270
Ic doe gerne aldat gi mi heet.’
Staphants was dat scip gereet,
Hi dedt zeilen an den aert.Ga naar voetnoot3273
Ferguut maecte hem uut ter vaert
3275[regelnummer]
Ende hi waerp hem int gereide
Ende makede hem wech sonder beide.
Hi reet al omme een half jaer.
Int herte waest hem herde swaer,
Hine horde vanden scilde niet.
| |
[pagina 154]
| |
3280[regelnummer]
Up ene heide dat hi siet
Van verren hoeden scapelkine.
Hi maecte hem toten herdekineGa naar voetnoot3282
Ende sprac: ‘God moet u benedien!Ga naar voetnoot3283
Berecht mi dore die ere van Marien
3285[regelnummer]
Van al dies ic u sal vragen.
Horedi noit eer gewagen
Vanden witten scilde iewerinc?’Ga naar voetnoot3287
‘Jaic,’ seit hi, ‘in ware dinc,Ga naar voetnoot3288
Ic hebben sestich werf gesien.’
3290[regelnummer]
Ferguut viel over sine knienGa naar voetnoot3290
Ende dankes onsen Here,Ga naar voetnoot3291
Want hine waende nemmermereGa naar voetnoot3292
Hebben vonden in alsijn leven.
Doe sprac hi: ‘Wistic di wat gevenGa naar voetnoot3294
3295[regelnummer]
Ic gaeft di te minen trouwen!
Ay vrient, mochtine mi doen scouwen,
Dat soudic di bidden gerne.’
Die knecht sprac: ‘Segdijt in scherne?Ga naar voetnoot3298
Wat mescomt u? Sidi verwoet?Ga naar voetnoot3299
3300[regelnummer]
Nuttet gincbere (hets u goet)Ga naar voetnoot3300
Want gi dinket mi al dwaes,
Of zedeware of gingebraes,Ga naar voetnoot3302
Ga naar margenoot+Ofte ghi hout met mi u spel.
Kinnedi den witten scilt wel
3305[regelnummer]
Ghi sout eer erselen in die zee.Ga naar voetnoot3305
Vaert herbergen hedenmee
| |
[pagina 155]
| |
Ende rust u, dats mijn raet.’
Ferguut sprac: ‘Du doest quaet
Lieve vrient! Doet mi verstaen
3310[regelnummer]
Wat wege men daerwert sal gaen;
Ic hebben gesocht over lanc.Ga naar voetnoot3311
Wijst mi den woch, ic weets u danc,
Ic en mager niet leven sonder.’
Die knecht sprac: ‘Here, die sonne es onder,
3315[regelnummer]
Ghine mochter niet bi dage comenGa naar voetnoot3315
Wat dat u mochte vromen;Ga naar voetnoot3316
Die scilt es henen milen vive.Ga naar voetnoot3317
Ic rade u noch bi minen live
Weder te keerne danen gi comt,
3320[regelnummer]
Ic duchtet u nemmer en vromt.Ga naar voetnoot3320
Wildi bestaen die avonture
Die menegen man es worden tsure,Ga naar voetnoot3322
Ghi moges wel hebben toren:
Die menighe hefter sijn lijf verloren;
3325[regelnummer]
Het en consten noit man gewinnen.Ga naar voetnoot3325
Wildi den wech, ic doene u kinnen,Ga naar voetnoot3326
Maer hets mi van herten leet.
Vaert desen pat wel gereetGa naar voetnoot3328
Sone mogedi uten wege niet liden.’Ga naar voetnoot3329
3330[regelnummer]
Ferguut ginc volleke riden
Ende reet al toter dageraken.
Doe began hi den torre naken
Daer die witte scilt in was.
Hi sloech met sporen int gras,Ga naar voetnoot3334
3335[regelnummer]
- Blide was hi ende onververt -
Ende sloech ten castele wert.Ga naar voetnoot3336
Een water omme den casteel scoet,Ga naar voetnoot3337
Daer sach hi ene resinne grootGa naar voetnoot3338
Die altoes sat op die brucge.
| |
[pagina 156]
| |
3340[regelnummer]
Herde crom was haer die rucghe;
Si was wel achtien voete lanc
Ende si sat neder op ene banc
Wachte den scilt ende dat gesaten.Ga naar voetnoot3343
Si was leelec utermaten:
3345[regelnummer]
Haer lijf was swart alse ere cauwen;Ga naar voetnoot3345
Haer hingen oec die oghebrauwen
Ga naar margenoot+Enen halven voet over die ogen.
Insoude u niet gesegghen mogen
Die sceppenesse van der vrouwen;Ga naar voetnoot3349
3350[regelnummer]
Men mochte geene leliker scouwen.
Si hadde twee oren alse een bracke,Ga naar voetnoot3351
Die hare hingen inden nacke.Ga naar voetnoot3352
Uten monde wiesen hare tandeGa naar voetnoot3353
Alse een beer; nieman en kandeGa naar voetnoot3354
3355[regelnummer]
Vreeseliker wijf en gheene.
Si wachte den scilt al in eneGa naar voetnoot3356
Ende hadden gewacht menech jaer.
Daerne quam noit eer man vorewaer
Sone roefden vanden live.Ga naar voetnoot3359
3360[regelnummer]
Si hilt ene seisene stiveGa naar voetnoot3360
Voer haer liggende op haer knien.
Alsoe Ferguut heeft versienGa naar voetnoot3362
Rechte si hare op ende wart gram;
Met beden handen datsi nam
3365[regelnummer]
Verbolgenlike dat seisenkijn.Ga naar voetnoot3365
Ic en wane niet ten trouwen mijn
Datse een pert wel mochte vertrecken.Ga naar voetnoot3367
Pantasale moeste hare reckenGa naar voetnoot3368
Datsi die brucghe dede wagen.Ga naar voetnoot3369
3370[regelnummer]
Fergute begonste qualec behagenGa naar voetnoot3370
| |
[pagina 157]
| |
Ende riep lude: ‘Vrouwe scone,
Dat u God onse Here lone!
Halet mi den scilt, dien ic ghere.’Ga naar voetnoot3373
Die vrouwe sprac: ‘Her galgenere,Ga naar voetnoot3374
3375[regelnummer]
Ic salne u geven, wete cree!Ga naar voetnoot3375
Gine ontsprinct mi heden mee
Ende ghine sult mi niet onducken:Ga naar voetnoot3377
Al u lijf salic slaen in stucken.
Die duvel dede u hier geraken;
3380[regelnummer]
Ic sal u slijfs onblide maken!’Ga naar voetnoot3380
Ferguut liet lopen met sire crachteGa naar voetnoot3381
Ende stac dier vrouwen met sinen scachte
Wat dat hi geleesten mochte.Ga naar voetnoot3383
Het sceen ofte sijs niet en rochteGa naar voetnoot3384
3385[regelnummer]
Ende sine achtes niet een caf;Ga naar voetnoot3385
Maer si hief doe haren stafGa naar voetnoot3386
Ende waende Ferguut hebben geslegen
Mids ontwee, ende heft gedregenGa naar voetnoot3388
Een groet stic uten pilare.
3390[regelnummer]
Die seisene brac, Ferguut hadde vare;
Ga naar margenoot+Hadsi niet gheraect den steen
Soe hadde Ferguut gheslegen ontween.Ga naar voetnoot3392
Die ridder was sere vervaert.
Dapperlike trac hi tswaert
3395[regelnummer]
Ende sloech der vrouwen op thovetGa naar voetnoot3395
Ende wanese wel hebben geclovet.Ga naar voetnoot3396
Het en derde hare lettel no vele;Ga naar voetnoot3397
Si ontdede hare kele,Ga naar voetnoot3398
In die sconderen sine beet
3400[regelnummer]
Dore sine wapine; al waest hem leetGa naar voetnoot3400
Averecht viel hi ter neder.
| |
[pagina 158]
| |
Varinge spranc hi op weder,Ga naar voetnoot3402
Met beiden handen hise sloech;
Metten swerde hi hare af droechGa naar voetnoot3404
3405[regelnummer]
Vanden buke die rechterhantGa naar voetnoot3405
Datsi neder viel int sant.Ga naar voetnoot3406
Ferguut wart doe harde blide
Ende gaf hare enen slach met nide,Ga naar voetnoot3408
Dat hise geraecte wel ter coreGa naar voetnoot3409
3410[regelnummer]
Ende sloechse toten tanden dore.Ga naar voetnoot3410
Dus bleef Pantasale doet.
Ferguut van sinen orsse doe scoetGa naar voetnoot3412
Ende warp hem op derde schire.Ga naar voetnoot3413
Hi sach vore hem dien torre diere
3415[regelnummer]
Daer in hinc die witte scilt.
Dat vreseleke serpent, datne hilt,Ga naar voetnoot3416
Lach vore den torre ende sliep.
Ferguut toten scilde liep,
Hi namen ende helsden sereGa naar voetnoot3419
3420[regelnummer]
Ende dankes onsen HereGa naar voetnoot3420
Dat hi den scilt heft vercregen.
Ane sinen hals heft hine verdregen.Ga naar voetnoot3422
Hi sach vore hem liggen tserpent
Dat vaste sliep; hi ginc omtrentGa naar voetnoot3424
3425[regelnummer]
Ende besaget harde menderlike.Ga naar voetnoot3425
Hi seide: ‘God van hemelrike!
Wanen mach comen dusdaen dier?’
Ferguut was herde fierGa naar voetnoot3428
Ende nam staphans sijn swert
3430[regelnummer]
Ende stac tserpent op den stert.
Dat serpent vollijc op scoet
Verbolgelike; het was groet,
Het was wel negen voete lanc.
Ferguut den scacht an hem dwanc;
3435[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hi ontsach tserpent te waren.
| |
[pagina 159]
| |
Vreselike ghinct gebaren,Ga naar voetnoot3436
Groet vier het uter kelen scoet;
Het hadde den ridder saen gehadt doetGa naar voetnoot3438
Ende alte polvere verberrentGa naar voetnoot3439
3440[regelnummer]
- Het was wel sere vererrent -Ga naar voetnoot3440
En hadt gedaen des scilts cracht.Ga naar voetnoot3441
Soe lange hi jegen tserpent vacht
Dat van vechtene Ferguut wert moede.
Al sijn lijf droep hem van bloede,
3445[regelnummer]
Hi waert onmachtich in alsine lede.Ga naar voetnoot3445
Hi ware bleven doet ter stede,
Waer die scilt dedene verboudenGa naar voetnoot3447
Ende dede heme sijn herte wel houdenGa naar voetnoot3448
Ende sine cracht al weder comen.
3450[regelnummer]
Dat serpent heftene genomen
Metten tanden in dat vel;
Dat en dochte Fergute geen spel,
Bedi het scordem altemaleGa naar voetnoot3453
Halsberch ende porpoint van sindaleGa naar voetnoot3454
3455[regelnummer]
Ende wonden in die scoudere sere.
Hine gecreech noit eereGa naar voetnoot3456
Op geene wile so grote noet.
Hi gaf hem menigen slach groet
Op dat hovet ende in die bene;
3460[regelnummer]
Het en derde heme groet no clene,
Hine conste sijn huut niet ontginnen.Ga naar voetnoot3461
Doe sach hijt in die kele binnen
Daert blasende quam te hem wert.
Die ridder nam hant ende swertGa naar voetnoot3464
3465[regelnummer]
Ende stact heme binnen der storten,Ga naar voetnoot3465
Hi staect in therte; het moeste storten
Ende viel doet op die erde.
Doe stac hijt metten voete onwerdeGa naar voetnoot3468
| |
[pagina 160]
| |
Ende dede sijn swerd in sinen scoe.Ga naar voetnoot3469
3470[regelnummer]
Uten torre keerde hi doe
Tote sinen orsse met ghemake,
Het was gebonden ane enen stake.
Biden togle hijt gegreep
Ende sette voet in stegereepGa naar voetnoot3474
3475[regelnummer]
Ende ruemde die jegenode.*Ga naar voetnoot3475
Tors ginc lopen, en deet niet node;Ga naar voetnoot3476
Dapperlike maecte hi hem woch.
In een foreest leeden die woch*Ga naar voetnoot3478
Ga naar margenoot+Daer hi vele in moeste tsaken,Ga naar voetnoot3479
3480[regelnummer]
Hine conster niet wel uut geraken.
Twaelf dage moeste hire in merren.*Ga naar voetnoot3481
Tachterst so sach hi van verren
Enen herden vasten casteel.Ga naar voetnoot3483
Hi sprac: ‘God moets hebben deelGa naar voetnoot3484
3485[regelnummer]
Dat ic te wege ben geraket.’
Alsi den castele naket
Soe vant hi enen reese staende;Ga naar voetnoot3487
Hi groetene, want Ferguut waende
Wel sijn gevaren sire straten.Ga naar voetnoot3489
3490[regelnummer]
Die rese waert utermaten
Verbolgen, alse hi den scilt sach.
Hi sprac: ‘Wel quaden dach
Gevedi sente Mariën sone!Ga naar voetnoot3493
Trouwen, dune best niet gewoneGa naar voetnoot3494
3495[regelnummer]
Den scilt te dragene; hine es niet dijn.
Ic sie wel dattie vrouwe mijn
Verslegen es ende mijn serpent.
Ay Deus! hoe sere waren si verblent
Dattu heme names dat lijf!Ga naar voetnoot3499
| |
[pagina 161]
| |
3500[regelnummer]
Pantasale, scone wijf,
Nu sidi doet; dats ware dinc,
Also hulpe mi die hogeste coninc!
Dat ic ben sere tongemake.
En hopedix niet te hebben wrake,
3505[regelnummer]
Ic soude bersten mids ontwee;
Maer ic siene, wete cree!Ga naar voetnoot3506
Die mi dit leet heft gedaen:
Hine sal mi niet mogen ontgaen,
Ic wilne mids ontwee spliten.
3510[regelnummer]
Dorperlike moetment mi verwitenGa naar voetnoot3510
Ofte ic ontsie dusgedaen een wicht.Ga naar voetnoot3511
Ic hebber tenen slage slichtGa naar voetnoot3512
Dusgedane twaelf doet.’
Die rese was herde groet,
3515[regelnummer]
Twee ende twintich voete was hi lanc.
Ic secge oec wel, hine was niet cranc.Ga naar voetnoot3516
Hi hadde wel tusschen den ogen
Enen halven voet; ic ne soude u mogen
Sijn sceppenesse niet bescriven,
3520[regelnummer]
Bedi latict achter bliven.Ga naar voetnoot3520
Ene wout eyke hi droech
Daer hi grote slage met sloech.
Twee perde souden hem wel reckenGa naar voetnoot3523
Ga naar margenoot+Soudensi dat boemkijn vertreckenGa naar voetnoot3524
3525[regelnummer]
Dat die rese hilt in sine hande;
Het was gebonden met yserinen bande.
Hi tart vort sine scerdeGa naar voetnoot3527
Ten ridder wert; pais no verdeGa naar voetnoot3528
En wildi houden, hi was so gram.
3530[regelnummer]
Den boem hi volleke nam
Ende hieffen op met groter cracht.
Ferguut behoeft dat hi hem wachtGa naar voetnoot3532
| |
[pagina 162]
| |
Van des resen hameidekine;Ga naar voetnoot3533
Want geraect sine, ten trouwen mine!
3535[regelnummer]
Ic wane datsine sal quetsen,
Si salne doet in derde metsen.Ga naar voetnoot3536
Die ridder ontsach den groten here;
Hi quam metten orse sere
Wat dat hi geriden mochte.
3540[regelnummer]
Mettien scachte, die hi brochte
Stachine op dat kanebeen.Ga naar voetnoot3541
Lettel no vele het ne scheen
Datter die rese iet op micte,Ga naar voetnoot3543
Maer grote scerden hi te hem scricteGa naar voetnoot3544
3545[regelnummer]
Ende brochte den scacht gedregen.Ga naar voetnoot3545
Ferguut wachter hem jeghen;
Die boem hem bi den hoefde leet,Ga naar voetnoot3547
Ors ende ghereide hi smeetGa naar voetnoot3548
In tween sticken, dat het viel op tgras.
3550[regelnummer]
Ferguut sere vervaert was,
Want het dochte hem quaet spel;
Maer het quam Fergute wel
Dat des resen eyke voer
Wel acht voete inden moer,Ga naar voetnoot3554
3555[regelnummer]
Dat hine niet mochte bringen uut.Ga naar voetnoot3555
Dapperlijc spranc op Ferguut
Ende dancte Gode van allen goede.
Hi liep den rese op met stouten moedeGa naar voetnoot3558
Ende sloeghen metten swerde in thovet;
3560[regelnummer]
Hi waenden wel hebben geclovet,
Maer die rose en mickes niet.Ga naar voetnoot3561
Ferguut sprac: ‘Wats mi gesciet?
Dits die duvel, hens geen man;Ga naar voetnoot3563
Wat magic doen? want ic en kan
| |
[pagina 163]
| |
3565[regelnummer]
Sijn hoeft ontginnen met minen swarde.’
Die rese wranc doe wel hardeGa naar voetnoot3566
Den boem, die vast in derde stac daer.
Ga naar margenoot+Fergut hadde groten vaer,
Hi ontsach des resen ameide;
3570[regelnummer]
Hi ware doet alsonder beide
(Dat wiste hi wel), haddise eer gecregen.Ga naar voetnoot3571
Met beiden handen heft hi herdregenGa naar voetnoot3572
Dat swert ende sloech hem af den arem;
Up die erde viel hi alwarem.Ga naar voetnoot3574
3575[regelnummer]
Die rese erspranc ende wart ververtGa naar voetnoot3575
Ende makede hem te Fergute wert,
Want hi hevet groten toren
Dat hi sinen arem heft verloren.
Toten ridder es hi comen
3580[regelnummer]
Ende heften biden halse genomen,Ga naar voetnoot3580
Onder sinen aerm hine sloech;Ga naar voetnoot3581
Dapperlike hine wech droech
Ten watere wert, so hi eerst mochte,
Want hi micte in sijn gedochteGa naar voetnoot3584
3585[regelnummer]
Dat hi den ridder soude verdrinken,
Want hine conste hem niet ontwinken.Ga naar voetnoot3586
Hi moesten dragen, al waest hem swaer.Ga naar voetnoot3587
Alse Ferguut quam den watre naer
Wilden die rese daer in stoten,
3590[regelnummer]
Maer Ferguut es heme ontbrokenGa naar voetnoot3590
Alsoet avonture woude.Ga naar voetnoot3591
Hi riep op Gode menechfoude
Dat hi sijn lijf moeste ondragen.Ga naar voetnoot3593
Die rese ghincken weder jagen
3595[regelnummer]
Ende hadden harde gerne gelout,Ga naar voetnoot3595
Maer Ferguut hem niet en betrout,Ga naar voetnoot3596
Hine liet den rose hem niet na comen;
| |
[pagina 164]
| |
Want haddine ander werf genomen,Ga naar voetnoot3598
Die pelse mochter wel sijn bleven.Ga naar voetnoot3599
3600[regelnummer]
Ferguut heft echt tswert verheven,Ga naar voetnoot3600
Die luchter hant hi hem af smeet.Ga naar voetnoot3601
Ferguut lieper toe ghereet,
Sloech hem thoeft af metten swerde;
Die buuc viel neder op die erde.Ga naar voetnoot3604
3605[regelnummer]
Ic en wane niet datten souden dragenGa naar voetnoot3605
Vier sterke perde op enen wagen.
Lokefeer aldus doet bleef.
Ferguut lettel rouwe dreef.
Ten castele ginc hi vollike,
3610[regelnummer]
Daer vant hi ene zale rike;
Twee joncfrouwen daer in saten
Ga naar margenoot+Die blide waren uter maten
Dat die rese dus bleef doet.
Doe sach hi inder ere scoetGa naar voetnoot3614
3615[regelnummer]
Liggen den sone sagiants.Ga naar voetnoot3615
Ferguut vragede al te hants
‘Wies es dat kint dat daer leit?’
Si antworden hem gereit:Ga naar voetnoot3618
‘Het es dies groets resen
3620[regelnummer]
Dien gi doet hebt.’ ‘Het mach wel wesen’
Sprac Ferguut, ‘bi mire trouwen!
Het gelijct hem wel, bi onser Vrouwen!’
Maer Ferguut greept doe biden voete
Ende scoet vander brucgen onsoeteGa naar voetnoot3624
3625[regelnummer]
In een water dat daer liep;
Dat kint verdranc, het waser diep.
Toten joncfrouwen keerdi weder,
Die zale liep hi op ende neder,
Vragede of daer iemen els in ware.
3630[regelnummer]
Die joncfrouwen spraken sonder vare:
‘Here, gi moget u wel ontcleden,Ga naar voetnoot3631
Ghine vint hier niemen dan ons beden;
| |
[pagina 165]
| |
Wi hebben hier twee jaer
Gheweest al over waer.
3635[regelnummer]
Noit en sagen wi hier wijf no man
Sonder allene den tyranGa naar voetnoot3636
Dien gi versloeget [niet] lanc ere.*Ga naar voetnoot3637
Nu dancken wi Gode, onsen Here,
Dat hi ons hevet vertroestGa naar voetnoot3639
3640[regelnummer]
Ende u, dat gi ons hebt verloest,
Want wi waren sere tongemaken.’
Ferguut sprac: ‘Bi wat sakenGa naar voetnoot3642
Hebdi hier gesijn so lange?Ga naar voetnoot3643
Waest bi uwen wille of bi bedwange?’
3645[regelnummer]
Die joncfrouwen spraken bede:
‘En trouwen, here, bi groten ledeGa naar voetnoot3646
Also wi u seggen mogen.
Wi quamen in dit foreest in hogenGa naar voetnoot3648
Lude singende ende blide
3650[regelnummer]
- En was niet spade, het was betide -
Met tween ridders van Maeschons;Ga naar voetnoot3651
Wi haddense lief ende si ons,
Aldat wi hadden, was gemene.
Het hadde geduert van kinde cleneGa naar voetnoot3654
3655[regelnummer]
Sonder eneghe dorperhede;Ga naar voetnoot3655
Verstaet wel: dan was niet mede,Ga naar voetnoot3656
Her ridder, wi hadden gevisiertGa naar voetnoot3658
Te varne ter tafelronden,*
3660[regelnummer]
Daer wi waenden hebben vonden
Vrouwen ende ridders van menegen landen.
Lasen! wi voeren tonsen scanden.Ga naar voetnoot3662
Onsen telt quamen wi gereden;
Die rese quam na ons gescreden,
3665[regelnummer]
Die groet ende starc was uter maten.
| |
[pagina 166]
| |
Hi voerleide ons die straten,Ga naar voetnoot3666
Bede onse lieve hi versloech;
Indesen casteel hi ons droech
Ende dede ons voestren sinen sone.Ga naar voetnoot3669
3670[regelnummer]
Aldus so siwi hier gewone.Ga naar voetnoot3670
Alles rouwen moetmen vergeten.Ga naar voetnoot3671
Ontwapint u, ridder, ende laet ons eten,
Wi selen u geven gnoech.’
Die ridder was blide ende loech
3675[regelnummer]
Ende ontwapende hem sonder beide.
Die ene joncfrouwe die tafle leide,Ga naar voetnoot3676
Dandere brochte becken ende dwaleGa naar voetnoot3677
Ende hieten dwaen. ‘En sate niet waleGa naar voetnoot3678
Lieve joncfrouwe,’ sprac die jonchere,
3680[regelnummer]
‘Gaefdi mi water, het ware onnere.’
Hi naemt selve ende es geseten.
Daer was wel gereet dat eten.
Men brochte hem van venisoene;Ga naar voetnoot3683
Hi ad sere, hi hads te doene.Ga naar voetnoot3684
3685[regelnummer]
Die joncfrouwen bi hem saten,
Blidelike datsi aten
Alles dies si visieren mochten.Ga naar voetnoot3687
Ferguut began versochten,Ga naar voetnoot3688
Alst gheten was, omme sinen wrene.Ga naar voetnoot3689
3690[regelnummer]
Doe sprac der joncfrouwen ene:
‘Here, gi dunct mi tongemake;
Wildi ons secgen die sake
Daer wi u af berechten mogen?’Ga naar voetnoot3693
Hi sprac: ‘Joncfrouwe, bi minen ogen,
3695[regelnummer]
Om mijn ors eist dat ic droeve,
Want ics nu sere behoeve;
Te voet magic niet wel gaen.’
| |
[pagina 167]
| |
Die joncfrouwe sprac: ‘Here, laet staen,
Sijt te ghemake ende blide.
3700[regelnummer]
Ic sal u wisen een rosside,Ga naar voetnoot3700
Ga naar margenoot+Sijns gelike gi noit en saget;
Maer het es een lettel verdaget,Ga naar voetnoot3702
Ghine selet niet vermeesteren connen.
Binnen Parijs of binnen Lonnen
3705[regelnummer]
En es engeen van sire maniereGa naar voetnoot3705
So fel, so edel no so diere.Ga naar voetnoot3706
Het es geheten Pennevare.
Ic segge u dat al over ware:
Het soude u dragen seven dage
3710[regelnummer]
Gewapint dore bosch ende dor hage
Eer dat moede soude wesen.
Dat ors was des groets resen,
Hine hadt gegheven omme geen gelt.
Het gaet u sere sinen teltGa naar voetnoot3714
3715[regelnummer]
Dan enech ander ors mach rinnen;
Maer en wilde noit man kinnen
Dan den rese, sinen here.
Nochtan dat ors doet mere:Ga naar voetnoot3718
Het soude u over ene riviere
3720[regelnummer]
Twee ridders gewapint dragen schiere.Ga naar voetnoot3720
Dat ors en laet hem niet beslaen.
Het soude u emmermeer oec gaen
Berch ende dal, eer dat snave.Ga naar voetnoot3723
Die voete hevet goet ende gave
3725[regelnummer]
Also haert of si van stale waren.
Noch secgic u van Pennevaren:
Savons eist also blideGa naar voetnoot3727
Alst es daerment rijt betide.
Het was gevoedt in Romenie;Ga naar voetnoot3729
3730[regelnummer]
Het sende ene joncfrouwe vrieGa naar voetnoot3730
Den hertoge van Denemerke.
| |
[pagina 168]
| |
Op heme so want die rese sterkeGa naar voetnoot3732
Daer hi heme dede scade groet;
Hi sloech hem menegen man te doet
3735[regelnummer]
Vore ene stat, heet Baviere,
Die herde rike es ende fiere.’
Ferguut was wel te gemake
Alse hi hoerde der joncfrouwen sprake
Ende vanden orse die doget seggen.Ga naar voetnoot3739
3740[regelnummer]
Hine wilt niet in versten lecgenGa naar voetnoot3740
Ende hi sprac: ‘Lieve joncfrouwe scone,
Wiset mi dors, dat u God lone!
Want ic sout herde gerne sien.’
Die joncfrouwe nam Ferguut mettien
3745[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende leiddene in ene sisterne.Ga naar voetnoot3745
Daer vant hi hangende ene lanterne
Daer een karbonkelsteen in lach;
In allen steden scheent daer dach,
Dat dede die cracht vanden stene.
3750[regelnummer]
Ferguut versach den wrene
Met tween ketenen vaste gebonden
Van finen selvere. In corten stonden
So tart hi ten orse wert.Ga naar voetnoot3753
Teerst datten versach dat pert
3755[regelnummer]
Het rechte heme over die voeteGa naar voetnoot3755
Ende sloech sine tande so onsoeteGa naar voetnoot3756
Naden ridder, hadten gheraect,Ga naar voetnoot3757
Het haddem lictekijn gemaect.Ga naar voetnoot3758
Het sloech in dat paviment
3760[regelnummer]
Metten voeten al omtrent,
Dat vallen moesten die quarele.Ga naar voetnoot3761
Ferguut sprac: ‘Bi Sente Danele,
Dit nes geen pert, hets Barlebaen!’
Hine dorste heme niet naerre gaen,Ga naar voetnoot3764
3765[regelnummer]
Hi deinsde ende sach ene hameide
Die hi begreep. Wel lude hi seide:
| |
[pagina 169]
| |
‘Ic sal di meestren te minen wille.’Ga naar voetnoot3767
Met ere hameiden liep hi stille
Ende sloecht met beiden handen in thovet;
3770[regelnummer]
Tors viel neder ende wart verdovet
Ende lach stille alse een bruut.Ga naar voetnoot3771
Ay Deus! hoe lude sprac Ferguut:
‘Dus salmen temmen dongemate!’Ga naar voetnoot3773
Dat ors was saen ane die bate,Ga naar voetnoot3774
3775[regelnummer]
Het spranc op ende sach op Fergute.*
Ic wane hijt hadde in ene mute*Ga naar voetnoot3776
Doen crupen, hadt geweest sijn wille.
Het kendene saen; het stont al stille.
Hi streket achter ende vore,Ga naar voetnoot3779
3780[regelnummer]
Hem behages wel ter core.Ga naar voetnoot3780
Hi sach daer hangen een dier gereide
Van finen yvore; op dors hijt leide.
Enen breidel vant hi van goude,
Ic en wane niet dat yemen soude
3785[regelnummer]
Alsulc enen copen omme hondert pont.
Dat ors ontede dien mont
Alset dien breidel horde clingen;Ga naar voetnoot3787
In sijn latijn begonste het singen,Ga naar voetnoot3788
Ga naar margenoot+Metten voeten ghinct baleren.Ga naar voetnoot3789
3790[regelnummer]
Ferguut ghinct achemeren,Ga naar voetnoot3790
Hi breidelet ende traect in die zale.Ga naar voetnoot3791
Dat gesmide stont hem wale.Ga naar voetnoot3792
Dat aersoen hi begreep
Ende spranc op sonder stegreep;
3795[regelnummer]
Hi voer hem meyen in dat gras.Ga naar voetnoot3795
Hoe blide Pennevare was
Alset quam op dat gerume!Ga naar voetnoot3797
| |
[pagina 170]
| |
Het gevoelde Fergute cumeGa naar voetnoot3798
Die heme sat op sinen rugge.
3800[regelnummer]
Pennevare was herde vlugge,
Het ginc springen ende lopen;
Ferguut en dorst niet nopenGa naar voetnoot3802
No slaen metten sporen.
Pennevare lichte heme voren,Ga naar voetnoot3804
3805[regelnummer]
Dertich voete vloech het verre.
Doe liet hijt lopen ende wart erre,Ga naar voetnoot3806
Dat ors liep sere dan een hase;Ga naar voetnoot3807
Het deerde Fergute in die blase.Ga naar voetnoot3808
Pennevare scheen dat vloechGa naar voetnoot3809
3810[regelnummer]
Daert hem over die erde boech.
Ferguut wart herde blide
Alse hi so goet vant dat rosside.
Te siere herbergen keerdi saen
Ende liet tors tsire crebben gaen.Ga naar voetnoot3814
3815[regelnummer]
Doe quamen hem die joncfrouwen vorenGa naar voetnoot3815
Ende wilden heme af doen die sporen,
Die hi hadde ane sine voete.
Hi scamets hem ende seide: ‘Soete,Ga naar voetnoot3818
Wert op; enware geen gevoech.’Ga naar voetnoot3819
3820[regelnummer]
Hi deetse selve af ende loech
Ende dwoech sine hande in een beckijn.Ga naar voetnoot3821
Dus was hi ginder een stickelkijnGa naar voetnoot3822
Viere maent wel te gemake
Metten joncfrouwen; al hare sprake
3825[regelnummer]
Ende datsi daden sat hen wel;Ga naar voetnoot3825
Si hadden bliscap ende spel.
Die ridder hi begonste hem vragen:
‘Joncfrouwen, dat u God moet dagen,Ga naar voetnoot3828
| |
[pagina 171]
| |
Wetti iewer enighe niemarenGa naar voetnoot3829
3830[regelnummer]
Daer ic soude moghen varen
Om te bejagen lof ende prijs?’
‘Here, so helpe mi Sente Denijs’
Ga naar margenoot+Sprac deene joncfrouwe, ‘ic en weet gene,
Maer hier op seven mile clene
3835[regelnummer]
So es ene stat beleitGa naar voetnoot3835
Alsoement ons heft geseit;
Het heftse beleit een coninc
Om ene wonderlike dinc.
Indie stat es ene joncfrouwe,
3840[regelnummer]
Si es van alden lande vrouwe,
Die de coninc soude nemen gerne.Ga naar voetnoot3841
Sine willen niet; haer staets tontberne,Ga naar voetnoot3842
Sone wille den coninc hebben niet.Ga naar voetnoot3843
Des doget die coninc groet verdrietGa naar voetnoot3845
3845[regelnummer]
Ende vermet hem hi salse halen
Met crachte ende doense qualen.Ga naar voetnoot3846
Al hare lant doet hi te brande,Ga naar voetnoot3847
Hi doet hare lachter ende scande,
Hi heft hare doet menegen seriantGa naar voetnoot3849
3850[regelnummer]
Sider dat hi quam int lant.Ga naar voetnoot3850
Dustane wijs es die vrouwe beleitGa naar voetnoot3851
Ende doget pine ende aerbeit.’Ga naar voetnoot3852
‘Mi dinke,’ sprac doe die jonchere,
‘Die coninc doet hem selven onnere;
3855[regelnummer]
Hine es niet hovesch in sijn gedachte
Dat hise hebben wille met crachte.
Daert hare leet es, eist onspoet:Ga naar voetnoot3857
Met crachte en dade si nemmer goet.Ga naar voetnoot3858
Joncfrouwe, horedi noit nomen
| |
[pagina 172]
| |
3860[regelnummer]
Die coninginne?’ ‘Jaic, hem somen.Ga naar voetnoot3860
Si es vrouwe van den Rikenstene,
Geheten es soe Galiene;
Si es hovesch ende wel geraect,
Van allen leden es si volmaect.’
3865[regelnummer]
Alse Ferguut dit verhort
Dat Galiene es in hare portGa naar voetnoot3866
Beseten, die hi soeken vaert,Ga naar voetnoot3867
Dapperlike haeldi sijn paert
Ende wapinde hem altoten voeten.
3870[regelnummer]
Die ene joncfrouwe begonsten groeten
Ende vragede hem, of hi iet woude,
Of waerwert dat hi varen soude.
Hi sprac: ‘Joncfrouwe, ic sal mi maken
Ten Rikenstene; magickere geraken
3875[regelnummer]
Ic soude gerne den coninc scouwenGa naar voetnoot3875
Die lelijchede doet der vrouwen;Ga naar voetnoot3876
Ga naar margenoot+Wijst mi den wech ten Rikenstene.’
‘Ic doet gerne,’ sprac die ene,
‘Al desen pat soe seldi varen.
3880[regelnummer]
Die rike God moet u bewaren!
Wi selen indesen casteel bliven.
Alst u wille es, mogedi ons verdriven,
Want gi sijt onse gerechte here.
God behoude u in u ere.’
3885[regelnummer]
Die ridder metten witten scilde
Nemmer hi daer letten wilde;Ga naar voetnoot3886
Op Pennevaren es hi geseten.
Die milen haddi saen gemetenGa naar voetnoot3888
Die ten Rikenstene lagen.*
3890[regelnummer]
Fergute begons wel behagen
Alse hi sach die pawelgoeneGa naar voetnoot3891
Die daer waren, selc blaeu, selc groene,Ga naar voetnoot3892
Menich van meniger manieren.Ga naar voetnoot3893
Hi sach dakeren die banierenGa naar voetnoot3894
| |
[pagina 173]
| |
3895[regelnummer]
Metten winde ende menich ponioen,Ga naar voetnoot3895
Menech halsberch ende accottoen,
Menige targie, menige corie.Ga naar voetnoot3897
Doe hilt al stille die vrie.Ga naar voetnoot3898
Hi sach daer oec menigen seriant,
3900[regelnummer]
Cousen gebonden, glavie in die hant,Ga naar voetnoot3900
Menigen ridder coene ende stout,
- Die glaviën waren alse een wout -
Hare helme gelachiertGa naar voetnoot3903
Ende in scaren gebatelgiert.Ga naar voetnoot3904
3905[regelnummer]
Si trocken alle ter stat wert;
Daer sach hi menech scone pert
Wel verdect met coverturen.Ga naar voetnoot3907
Die van binnen waren ten muren
Ende trocken vore haer barbekane.*Ga naar voetnoot3909
3910[regelnummer]
Daer ne was nieman, dat ic wane,
Hine hadde vander pelsen vreseGa naar voetnoot3911
Alst nakede dier rese.Ga naar voetnoot3912
Daer waert een pongijs herde grotGa naar voetnoot3913
Daer menech seriant in bleef doet.
3915[regelnummer]
In beden siden hadden si scade.
Die vander stat worden te radeGa naar voetnoot3916
Ende wilden weder keren achter,
Ofte si souden meerren lachterGa naar voetnoot3918
Bejagen, wilden si langer bliven.Ga naar voetnoot3919
3920[regelnummer]
Die van buten gingense driven
Ga naar margenoot+Ende bodelen ende steken;Ga naar voetnoot3921
Si wilden hare scade wreken,
Si dadense te meskieve sere.Ga naar voetnoot3923
Alse dat sach Ferguut die jonchere,
| |
[pagina 174]
| |
3925[regelnummer]
Dwanc hi ane hem den witten scilt;
Den scacht hi vaste in sijn hant hilt
Ende sloech inden tas met sporen.Ga naar voetnoot3927
So wat so hem quam te vorenGa naar voetnoot3928
Het moeste rumen die artsoene,Ga naar voetnoot3929
3930[regelnummer]
Al en waest hem niet lief te doene.
So waer hi wilde moeste hi varen,Ga naar voetnoot3931
Want hi sat op Pennevaren,
Die de porsse dede rumen;Ga naar voetnoot3933
Alle die orsse moesten tumenGa naar voetnoot3934
3935[regelnummer]
Die hem quamen int gemoet.Ga naar voetnoot3935
Pennevare was al te goet,Ga naar voetnoot3936
Alsoe was Ferguut, diere op sat.Ga naar voetnoot3937
Hi voer aldore tote andie stat
Ende dede die van binnen wederkeren.Ga naar voetnoot3939
3940[regelnummer]
Die ridder sprac: ‘Wel lieve heren,
Volget mi ende wrect u scade.’
Si spraken alle: ‘Here, uwen rade
Willen wi volgen met alre machte.’
Die daer hadde gesien die scachte
3945[regelnummer]
Dore die bodelinge waden,Ga naar voetnoot3945
In wane niet hine hadde ontraden.Ga naar voetnoot3946
Die ridder metten witten scilde
Hi was sire slage harde milde,
Hi sloech menegen swaren slach
3950[regelnummer]
Up die van buten opdien dach;Ga naar voetnoot3950
Menigen man nam hi sijn leven.
Die coninc ware beter achter bleven
Dan dat hi die stat versochte.Ga naar voetnoot3953
Die witte ridder hine rochte
3955[regelnummer]
Van niemene gheen rentsoen:Ga naar voetnoot3954-55
| |
[pagina 175]
| |
Het moeste al sinen ende doenGa naar voetnoot3956
Wie dat heme quam te voren.
Die van buten si verloren;
Ferguut cloevetse tote in dartsoene.
3960[regelnummer]
Die van binnen waren coene,
Si daden achter die van buten,Ga naar voetnoot3961
Tote in hare tenten moesten si hem sluten;Ga naar voetnoot3962
Doe keerden weder die van binnen.
Die daer hadden willen winnenGa naar voetnoot3964
3965[regelnummer]
Ga naar margenoot+Orsse, wapine of diere gereiden,
Daer liepen die orsse achter heidenGa naar voetnoot3966
Sonder breidel, sonder here,
Danc hebbe Ferguut die jonchere.Ga naar voetnoot3968
Ferguut geleidde die van binnen
3970[regelnummer]
Tote an die stat; sine consten kinnen
Noch sine wisten wanen hi quam.Ga naar voetnoot3970-71
Alse die witte ridder vernam
Datsi alle waren in die stat,
Soe keerdi weder sinen pat
3975[regelnummer]
Int foreest toten joncfrouwen.
Hi dede menigen achter scouwenGa naar voetnoot3976
Binnen der stat; si haddens wonderGa naar voetnoot3977
Waer dat hi voer: die sonne was onder.
Saen haddi den wech ghereden;
3980[regelnummer]
Dat foreest so es hi leden
Ende es comen in die zale.
Die joncfrouwen ontfingen wale;Ga naar voetnoot3982
Si waren in hogen ende blideGa naar voetnoot3983
Ende ginghen op doen dat rosside,Ga naar voetnoot3984
3985[regelnummer]
Wrevent ende gaven hem coren.
Die coverture hadt verloren,Ga naar voetnoot3986
Die heme lach op die crupiere.Ga naar voetnoot3987
Si daden hem ten ridder sciereGa naar voetnoot3988
| |
[pagina 176]
| |
Ende holpen ontwapinen; hi was moede.Ga naar voetnoot3989
3990[regelnummer]
Wat wonder waest? Al met bloede
Soe was sijn ansichte bevaen.Ga naar voetnoot3991
Si salfdene ende ghingen dwaen,
Leidene bi enen viere warme.
Hoe vriendelike in haer arme
3995[regelnummer]
Tastensi Ferguuts wonden!Ga naar voetnoot3995
Si dancten Gode andien stonden
Dat hi gheen arch en hadde vander doet.Ga naar voetnoot3997
Si dadene eten (hi hads noet!)
Ende leidene over een stic slapenGa naar voetnoot3999
4000[regelnummer]
Ende daden hem een bedde maken.
Galiene hadde enen seriant
Die herde vele ridders kant.Ga naar voetnoot4002
Si riepene ende vragede hem houde
Of hi hare berechten soude
4005[regelnummer]
Vanden ridder, dien si sach dragen
Den witten scilt; si sagen jagen:Ga naar voetnoot4006
‘Hi stac den coninc vanden wrene.
Ic wane, hi dede meer allene
Ga naar margenoot+Dan alle die gene die daer waren;
4010[regelnummer]
Die rike God moetene bewaren!
Hi heft ons groet sorcoers gedaen;Ga naar voetnoot4011
Want ic hadde gesijn ghevaen
Ende mine stat ware op genomen,Ga naar voetnoot4013
Ware hi ons niet te hulpen comen.
4015[regelnummer]
Seldi mi secgen hoe hi heet?’
Die knape sprac: ‘Vrouwe, in weet,
Hine es niet van desen lande;
Waer vromeren ridder ic noit en kandeGa naar voetnoot4018
No die meer pinen mochte gedogen.
4020[regelnummer]
En sachne heden man met ogen,Ga naar voetnoot4020
Hine hadde emmer den helm op thovet.Ga naar voetnoot4021
Vanden live heft hi gherovet
Menighen ridder, menigen seriant.
| |
[pagina 177]
| |
Ghebenedijt so si sijn hant
4025[regelnummer]
Die hare soe sere doet ontsien!
Ic sach menigen man vor hem vlien;
Waer hi quam, hi deet al sceiden.Ga naar voetnoot4027
Onse Here moetene geleiden!’
Die joncfrouwe sprac: ‘Mi wondert sere
4030[regelnummer]
Uut wat lande hi es, die jonchere
Ende waer omme hi niet en quam naer.Ga naar voetnoot4031
Het was nacht; mi heves vaer.’Ga naar voetnoot4032
Tierst dat die ridder was genesen
Wapende hi hem; hi wilde wesen
4035[regelnummer]
In there, daer hi naesten wasGa naar voetnoot4035
Voer Rikenstene. Hi reet dat gras.Ga naar voetnoot4036
Pennevare in corter wilen
Hadde gescreden die seven milen;
Het was al thant ten Rikenstene.Ga naar voetnoot4039
4040[regelnummer]
Die vander stat, groet ende clene,
Tierst datsi Ferguut vernamen
Ter porten quamen si tsamen.
Si groettene alle mont gemeneGa naar voetnoot4043
Ende seiden: ‘Binnen Rikenstene
4045[regelnummer]
Soudemen doen uwe gebode.’
Ferguut antworde: ‘Heren, van Gode
Moettijs hebben groten danc.
Nu vollijc op! wi beiden te lanc:
Si wapenen hen inthere daer buten,
4050[regelnummer]
Ic horde die bosnien tuten,Ga naar voetnoot4050
Die banieren sijn ontploken.’Ga naar voetnoot4051
Die vander stat hebben gesproken:
Ga naar margenoot+‘Here, wi sijn ghereet algader,
Wi selen u volgen alse onsen vader.’
4055[regelnummer]
Ferguut nam ene baniere
Van binnen ende sloech met sporen sciereGa naar voetnoot4056
In sconinx here wat hi mochte.Ga naar voetnoot4057
| |
[pagina 178]
| |
Die eerste ridder, die hem brochte
Den scilt, hi was uut Cornualgie.Ga naar voetnoot4058-59
4060[regelnummer]
Onlange duerde die battalgie;
Die witte ridder staken onsoete
Soe dat den orsse alle die voete
Begaven ende het viel te hope.Ga naar voetnoot4063
Pennevare van sinen lope
4065[regelnummer]
Enfaelgierde lettel no groet.Ga naar voetnoot4064-65
Tote viven stac hire doet
Eer hi noit togel op hilt.Ga naar voetnoot4067
Wel was dat ors in sijn gewilt,Ga naar voetnoot4068
Alse was Ferguut, diere op sat.Ga naar voetnoot4069
4070[regelnummer]
Doe spraken alle die vander stat:
‘Dese witte scilt doet wonder,
Wi waren doet, ware wi daer sonder;
Nu toe! helpe wi hem crachtelike.’
Doe sloegen si in, arme ende rike.Ga naar voetnoot4074
4075[regelnummer]
Daer wart ene battalie fel,
Daer enwas niemen, hine had sijn vel
Verwaermt, eer hijs ut ginc.Ga naar voetnoot4076-77
Also dede selve die coninc,
Hi voerde sinen scilt in sticken.Ga naar voetnoot4079
4080[regelnummer]
Die witte ridder dedene nickenGa naar voetnoot4080
Met enen slage tote up tghereide.
Daer en was gheene langer beide,
Die coninc moeste vlien dor noet.Ga naar voetnoot4083
Ferguut die hadden doet,Ga naar voetnoot4084
4085[regelnummer]
Sijn vlien conste hem niet besluten.Ga naar voetnoot4085
Doe versagene die van buten
Meer dan vijf hondert tenen trane*Ga naar voetnoot4087
Ende scieden hem uter baneGa naar voetnoot4088
| |
[pagina 179]
| |
Daer si in vochten doe
4090[regelnummer]
Ende reden Fergute toe,
Selc met speren, selc met swerde.
En halp niet dat hi hem werde.
Daer gaven si in dat ghelachGa naar voetnoot4093
Den riddere meneghen slach
4095[regelnummer]
Ende veldene op die erde;
Ga naar margenoot+Elc met piken of met swerde
Gingen houwen ende steken.
Si souden hem wel gerne wreken,
Hi hadde hem scaden vele gedaen.
4100[regelnummer]
Mochtsi souden gerne slaen;Ga naar voetnoot4100
Si ontsagene altemale.
Mochtsine doden, si wisten wale
Die andere souden lettel duren;Ga naar voetnoot4103
Si soudense houden binnen muren,
4105[regelnummer]
Sine mochten hem niet verweren.Ga naar voetnoot4105
Waest wonder, dat si hem gheren?Ga naar voetnoot4106
Si welfden alle op hem ter vaert,Ga naar voetnoot4107
Elc noepte met sporen sijn paert.
Hi was in vresen vander doet,
4110[regelnummer]
Bedi hi hadde die porsse groet;Ga naar voetnoot4110
Hi moeste vallen op die knien.
Hine conste die swerde niet dorsienGa naar voetnoot4112
Die hem quamen op dat hoeft.
Sijn vaste helm was hem gecloeft
4115[regelnummer]
Dat hi hinc ane weder zide.Ga naar voetnoot4115
Ferguut wart op ende was onblide
Ende hi enbrachierde sinen scilt;
Dat swert hi vaste in sijn hant hilt,
Al omtrent hem ginc hi houwen.
4120[regelnummer]
Die noit eer ridder mochte scouwen
Mochte daer enen hebben vonden.
Hem bloeden sere sine wonden.
| |
[pagina 180]
| |
Hi hadde verloren die ventalgie,Ga naar voetnoot4123
Nochtan secgic u sonder falgie:Ga naar voetnoot4124
4125[regelnummer]
Wie dat hem quam binnen slage,Ga naar voetnoot4125
Hi moester bliven over sine gelage;Ga naar voetnoot4126
Bedi sloechsine alle van verren.Ga naar voetnoot4127
Die vander stat mogen merrenGa naar voetnoot4128
Te lange, eer si hem te helpen comen;
4130[regelnummer]
Blijft hire, het sal hem lettel vromen.Ga naar voetnoot4130
Si daden luden enen horen;Ga naar voetnoot4131
Om den ridder hebben si toren,Ga naar voetnoot4132
Datsine niewerinc en saghen.Ga naar voetnoot4133
Doe sagen si van verren jagenGa naar voetnoot4134
4135[regelnummer]
Pennevaren, sijn rosside;
Doe reden si daer wart met nide.Ga naar voetnoot4136
Twee seriante haddent gevaen.
Die van der stat lieten naer slaenGa naar voetnoot4138
Ende beschudden Pennevaren.Ga naar voetnoot4139
4140[regelnummer]
Ga naar margenoot+Here God! hoe serech datsi warenGa naar voetnoot4140
Om den ridder: het was wel recht.Ga naar voetnoot4141
Mettien quam gelopen een knecht
Ende riep: ‘Gi heren, ghi doet wonder,Ga naar voetnoot4143
Die witte ridder hi gaet tonder;Ga naar voetnoot4144
4145[regelnummer]
Ic sachne lanc eer te voetGa naar voetnoot4145
Sere te meskieve. Gi quaet doetGa naar voetnoot4146
Dat ghi hier hout met al ure crachte.Ga naar voetnoot4147
| |
[pagina 181]
| |
Indie porsse, daer gi gene scachte
Ende die glavien siet gherecht,Ga naar voetnoot4148-9
4150[regelnummer]
Daer es die ridder; sere hi vecht.’
Alse dat horden die van binnen
Some spraken si: ‘Nu salmen kinnen
Die ghenendech sal sijn ende stout;Ga naar voetnoot4153
Nu toe! en sparen wi, jonc no out,Ga naar voetnoot4154
4155[regelnummer]
Varen wi bescudden den goeden man!’
Doe reden si alle gader anGa naar voetnoot4156
Ende scorden die porsse met crachte.Ga naar voetnoot4157
Daer waren glavien ende scachte
Scilde ende helme ghefrotsiert.Ga naar voetnoot4159
4160[regelnummer]
So verre hebben ghepongiertGa naar voetnoot4160
Die van binnen, dat sine sagen
Den witten ridder, al omme hem jagenGa naar voetnoot4162
Ridders, knapen uut menegen lande,Ga naar voetnoot4163
Al dore cloeft tote in die tande.Ga naar voetnoot4164
4165[regelnummer]
Alse Ferguut die van binnen vernam
Ende dat heme die helpe quam
Ende si heme brochten sijn rosside,
Soe wart hi utermaten blide,
Want hi wanet wel hebben verloren.Ga naar voetnoot4169
4170[regelnummer]
Hi sat op ende sloech met sporen,
Die starke porsse dedi dunnen
Waer so hi quam. In soude cunnen
Sine doget vertellen niewer naer,Ga naar voetnoot4173
Al pijndix mi, ic hadt te swaer.Ga naar voetnoot4174
4175[regelnummer]
Die van binnen waren harde blide
Datsi dien ridder hadden uten stride;
Si hadden wel hare ere gedaen.Ga naar voetnoot4177
Ten Rikenstene keerden si saen;*
Ne waer hi keerde houdeGa naar voetnoot4179
| |
[pagina 182]
| |
4180[regelnummer]
Tsinen castele inden woude
Daer hi die joncfrouwe[n] vant;*
Si ontwapindene alte hant.Ga naar voetnoot4182
Si weenden utermaten sere
Ga naar margenoot+Alsi vonden den jonchere
4185[regelnummer]
Dore slegen in so meneger stat.Ga naar voetnoot4185
Si salfdene ende maecten hem een bat.
Si waren vroet van eersatrien,Ga naar voetnoot4187
Worper in rosen ende acolien*Ga naar voetnoot4188
Ende ander cruut, datsi daer vonden
4190[regelnummer]
Omme te sachtene sine wonden.Ga naar voetnoot4190
In corter stont hadsine genesen.
Nu latic vanden ridder wesen.
Int here die coninc Galarent
Dede houden sijn parlementGa naar voetnoot4194
4195[regelnummer]
Ende sprac: ‘Gi heren, wat te rade?Ga naar voetnoot4195
Wi hebben gehadt grote scade.
Ic doge int herte groten toren:
Mijns volx hebbic vele verloren;
Gherne wrake ic mi, wistic hoe.’
4200[regelnummer]
Die grote heren spraken daer toe:
‘Here, waent u here battalgierenGa naar voetnoot4201
Ende laet ons die stat asselieren*Ga naar voetnoot4202
Tallen ziden met alre crachte.
Wi selen u leveren met machte*Ga naar voetnoot4204
4205[regelnummer]
Galienen der coninginnen
Ende verslaen die van binnen
So wat so wi gereken mogen.’Ga naar voetnoot4207
Galarant hi waert in hogen
Dat heme sijn volc so wel geliet.Ga naar voetnoot4209
| |
[pagina 183]
| |
4210[regelnummer]
Staphants dat parlement sciet.Ga naar voetnoot4210
Men dede roepen dat assaut.Ga naar voetnoot4211
Daer en bleef knecht no ribaut,Ga naar voetnoot4212
Sine trocken vore Rikenstene.Ga naar voetnoot4213
Saen verhoret GalieneGa naar voetnoot4214
4215[regelnummer]
Dattie van buten op haer quamen.Ga naar voetnoot4215
Si dede wapinen al te samen*
Alle die in die stat waren
Ende hietse vore die porte varen,
Bat hem datsi behilden haer ere,Ga naar voetnoot4219
4220[regelnummer]
Want si duchte den coninc sere.
Die van der stat in corter wilen,
Some met gysarmen, some met bilen,Ga naar voetnoot4222
Some met piken, some met pestelen,Ga naar voetnoot4223
Si traken alle ten cartelen.Ga naar voetnoot4224
4225[regelnummer]
Des coninx here met groten scaren
Quamen vore die stat gevaren.
Die van binnen scoten gedichteGa naar voetnoot4227
Uutwert pile ende scichte;Ga naar voetnoot4228
Ga naar margenoot+Dat assaut wart daer stuer.Ga naar voetnoot4229
4230[regelnummer]
Die van buten tote ane den muer
Sijn gedrongen al met crachte.
Dat was dien vander stat onsachte:
Si sagen houwen ende steken
Ende hare porte met crachte breken
4235[regelnummer]
Ende ledren rechten an haer muren.Ga naar voetnoot4235
Si worden alte na geburen;Ga naar voetnoot4236
Der ere partien mochts wel messchien.Ga naar voetnoot4237
Die van der stat worden in dienGa naar voetnoot4238
Datsi die stat op souden geven
4240[regelnummer]
Behouden goet ende leven.Ga naar voetnoot4240
| |
[pagina 184]
| |
Des wart Galiene geware;
Si was in herde groten vare.
Si riep int heere enen seriantGa naar voetnoot4243
Ende vragede: ‘Waer es Galarant
4245[regelnummer]
U here? Doeten tote mi comen.’
Die coninc hadse saen genomenGa naar voetnoot4246
In enen torre, daer si lach;Ga naar voetnoot4247
Soe was claer alse die dach.Ga naar voetnoot4248
Hi groetese ende vragede houdeGa naar voetnoot4249
4250[regelnummer]
Of soene te manne nemen soudeGa naar voetnoot4250
Of dat hise winnen moeste met crachte.
‘Des enhebt gheene gedachte’
Sprac Galiene, ‘nu ten stonden,
Enen andren raet hebbic vonden.Ga naar voetnoot4254
4255[regelnummer]
Her coninc, dorsti u ghenindenGa naar voetnoot4255
Met enegen ridder, die gi cont vinden
Vanden meesten prise in u lant,
Her coninc, so sekeric u te hant
Te bringhene enen campioen
4260[regelnummer]
Die u beiden sal onder doen.Ga naar voetnoot4260
Waert so dat hi u mochte verwinnen,
Her coninc, ic wille u wel doen kinnen,
Soe moesti varen ure straten;Ga naar voetnoot4263
Altoe so moesti mi doen batenGa naar voetnoot4264
4265[regelnummer]
Van alder scade, die gi mi doet.
Maer coninc, gevallet u soe goetGa naar voetnoot4266
Dat ghi minen riddere verwont,
Ic wilde u ter selver stont
Mi up gheven ende mine stat.
4270[regelnummer]
Her coninc, merct wel dat:
Ghi moest u here achter doen treckenGa naar voetnoot4271
Ende wi souden ons berecken;Ga naar voetnoot4272
| |
[pagina 185]
| |
Ga naar margenoot+Minen kempe soudic bejagen,Ga naar voetnoot4273
So dat ic binnen veertich dagen
4275[regelnummer]
U te rechte moeste staen.’Ga naar voetnoot4275
Galarant sprac: ‘Ic loeft saen;Ga naar voetnoot4276
Doe ict niet, so moetic riesen.Ga naar voetnoot4277
Alte hant so willic kiesen
Minen neve Macedone,
4280[regelnummer]
Hi es mire suster sone.
Met hem willic sterven ende leven,
Ic hope, hine sal mi niet begeven.
Dese wijch sal sijn vor Rikenstene.’Ga naar voetnoot4283
‘Also sekerict,’ sprac Galiene.Ga naar voetnoot4284
4285[regelnummer]
‘So doe ic oec,’ sprac die coninc.
Daer en was geen ander dinc.Ga naar voetnoot4286
Hi dede sijn volc achter varen.
Alle die gene, die met hem waren,
Waren blide ende te gemake,
4290[regelnummer]
Ende Macedone, van der sake
Dat hi met sinen oem soude vechten,Ga naar voetnoot4291
Want hi waende hem wel verrechtenGa naar voetnoot4292
Jeghen elken man, waer dat ware.Ga naar voetnoot4293
Hi was een riddere openbareGa naar voetnoot4294
4295[regelnummer]
Overdadich ende stout;Ga naar voetnoot4295
Van jaren en was hi niet out,
Hine hadde niet twee ende dertich jaer.
Galiene hevet nu wel swaer.
Si dede soeken over al int lant;
4300[regelnummer]
Daer en was ridder no seriant
Die vechten dorste vor die coninghinne.
Dies was si droeve in haren sinne,
Sine mochte drinken no eten.
‘Here God!’ sprac si, ‘dit moetti weten:
4305[regelnummer]
Eer ic werde sconinx wijf
Ic sal mi selven eer nemen tlijf.’Ga naar voetnoot4306
| |
[pagina 186]
| |
Galiene hadde ene joncfrouwe
Die omme hare hadde groten rouwe
Om datsi dreef so groet mesbaer.
4310[regelnummer]
Si sprac: ‘Vrouwe, het gaet mi naerGa naar voetnoot4310
Dat gi dus verslaet u lijf.Ga naar voetnoot4311
Ic wille u raden sonder blijfGa naar voetnoot4312
Daer u goet af sal ghescien:
Ic hebbe u dicwile gesienGa naar voetnoot4314
4315[regelnummer]
Artuer dien coninc ende sine maisniede.Ga naar voetnoot4315
Hi hout altoes vrome liede:Ga naar voetnoot4316
Ga naar margenoot+Daer es mijn her Gawein
Ende metten witten handen Ywein
Pertsevale ende Sagremort
4320[regelnummer]
Lanceloet ende sijn neve Bohort
Agravein ende Gariet
Mereagis ende Erec
Mijn her Keye ende Leyvale
Ende Laquis van Portegale
4325[regelnummer]
Ende Walewein, een ridder van prise
Ende menech ander ridder wise
Die te nomene waren te lanc.Ga naar voetnoot4327
Daer soudic varen, wistijs mi danc,Ga naar voetnoot4328
Bidden Aerture, den coninc rike
4330[regelnummer]
Ende Genoeveren oetmoedelike,
Der coninginnen, datsi bade
Riddere, die ons soccoers dadeGa naar voetnoot4332
Ende die u holpe uter noet,
Want u dogen es te groet;Ga naar voetnoot4334
4335[regelnummer]
Dat es mi van herten leet
Dat u so campelike steet.’Ga naar voetnoot4336
Doe sprac Galiene ter joncfrouwen:
‘Lunette, du hebs mi met trouwen
In allen stonden oit gedient;Ga naar voetnoot4339
| |
[pagina 187]
| |
4340[regelnummer]
Ter noet prijst elc sinen vrient.Ga naar voetnoot4340
Op enen muel werpt een ghereideGa naar voetnoot4341
Ende vaert te hove sonder beide,
Bidt Arture, dat hem mijns ontfarme.’
Si dwanc Lunetten in haer armeGa naar voetnoot4344
4345[regelnummer]
Ende bat hare datsi hulpe sochte
Ende si haer haeste datsi mochte:Ga naar voetnoot4346
Die veertich dage begonnen naken.Ga naar voetnoot4347
Lunette ghinc hare wech maken.Ga naar voetnoot4348
Tote Ghincestre es si comen
4350[regelnummer]
Daer si den coninc heft vernomen.
Si beette ende ginc up in die zale
Daer mense ontfinc herde wale;
Die coninc selve festerese sere.Ga naar voetnoot4353
Lunette sprac: ‘Lieve here,
4355[regelnummer]
Dat u God lone, waent mi verhogen.Ga naar voetnoot4355
Es hier ridder, die soude moghen
Varen met mi tote Rikenstene?
Daer es mijn joncfrouwe Galiene
Beseten van enen coninc,Ga naar voetnoot4359
4360[regelnummer]
Here, omme gheen ander dinc
Ga naar margenoot+Dan hise gerne name te wive.Ga naar voetnoot4361
Galiene swert bi haren live
Watsi doet, sone nemes niet.Ga naar voetnoot4363
Here, so eser met ghesciet:Ga naar voetnoot4364
4365[regelnummer]
Si moet soeken campioen
Die den coninc moet onder doen
Ende enen sire suster sone,
Diemen hetet Macedone,
Die goet ridder es van sire hant.’Ga naar voetnoot4369
4370[regelnummer]
Die coninc Artur sprac thant:
‘Joncfrouwe, gi dunct mi tongemake,
| |
[pagina 188]
| |
Dats mi leet; van derre sake
En salic u connen berechten.Ga naar voetnoot4372-73
Hiers niemen, die voer u dar vechtenGa naar voetnoot4374
4375[regelnummer]
No die davonture bestonden.Ga naar voetnoot4375
Die ridders van der tafelronden
Alle die beste, die met mi waren,
Sijn enen ridder soeken gevaren
Die si gerne te hove brochten.
4380[regelnummer]
Quame iemen weder, dien wi mochten
Her bidden, ic wilt gerne doenGa naar voetnoot4381
Dat hi hier worde u kempioen.’Ga naar voetnoot4382
Dus bleef Lunette metten coninc
So lange dattie tijt wech ginc;
4385[regelnummer]
Die veertich dage begonsten naken.
‘Here,’ sprac Lunette, ‘ic moet mi makenGa naar voetnoot4386
Te mire joncfrouwen sonder beide.
Wat holpt dat ic vele seide?
Met mi geen ridder weder keert;
4390[regelnummer]
Mire vrouwen hebbic onteert,Ga naar voetnoot4390
Hare lant wert hare al genomen.
Ic behiet hare, ic soude comenGa naar voetnoot4392
Ende riddere bringen wel te tideGa naar voetnoot4393
Die hare soude helpen uten stride;
4395[regelnummer]
Nu sie ic wel waer waert het gheet.’
Die coninc sprac: ‘Dat es mi leet.
Also motic sijn met Jhesu Christe,Ga naar voetnoot4397
In goeden sticken ic ne wiste
Dat mijn hof dus was versceden.Ga naar voetnoot4398-99
4400[regelnummer]
Die rike God moet u geleden
Ende betren uwen aerbeit!’Ga naar voetnoot4401
Lunette wenet ende screit
Ende si dreef alte groet mesbaer.Ga naar voetnoot4403
| |
[pagina 189]
| |
Si sloech haer hande, si trac haer haer,
4405[regelnummer]
Ga naar margenoot+Om die doet si menech werf riep.
Tote haren mule dat si liep,
Met ere scorgien ghinc soese driven.Ga naar voetnoot4407
Sine wilde te hove niet langer bliven,
Si maecte haer wech met groter jachtGa naar voetnoot4409
4410[regelnummer]
Ende heft gereden dach ende nacht.
Om hare joncfrouwen si sere vreest.
Dus es si comen int foreest
Daer die witte ridder was.
Hi ginc liem meyen in dat gras.Ga naar voetnoot4414
4415[regelnummer]
Alse daventure soude gescienGa naar voetnoot4415
Lunetten heft hi saen versien
Die uter maten serich quam.Ga naar voetnoot4417
In sinen aerme hise nam
Ende dwancse ane heme vriendeliken.Ga naar voetnoot4419
4420[regelnummer]
Hi seide: ‘Joncfrouwe, omme Gode den riken,Ga naar voetnoot4420
Waer omme hebdi dit mesbaer?Ga naar voetnoot4421
Betet af ende comet naer,Ga naar voetnoot4422
Men sal u te gemake doen;Ga naar voetnoot4423
Ghine hebt knape no garsoen.
4425[regelnummer]
Hets nacht, waer wildi tameer?’Ga naar voetnoot4425
‘Ridder,’ seitsoe, ‘ghi doet mi seer;
Al lustes u, ic en hebbe geen spel.Ga naar voetnoot4427
Laet mi varen, so doedi wel,
Want ic ben sere tongemaken.’
4430[regelnummer]
Ferguut sprac: ‘Omme wat saken?
Sidi van iemen te blouwen?Ga naar voetnoot4431
Dat ware mi leet, bi mire trouwen.
Of heft u ieman messeitGa naar voetnoot4433
Waer omme ghi so sere screit?’
| |
[pagina 190]
| |
4435[regelnummer]
‘Ay, lieve vrient, wats mi gesciet,
Al seidict u, en holpe mi niet;Ga naar voetnoot4436
Ic mochter mijn zeer met vernuwen.’Ga naar voetnoot4437
Haren muel so ghincsi bluwenGa naar voetnoot4438
Dat heme mach rouwen dat hi leeft.
4440[regelnummer]
Ferguut begrepen heeftGa naar voetnoot4440
Haren breidel in sijn hande.
Hi sprac: ‘Joncfrowe, God geve mi scande,
In sal weten wat u mescomtGa naar voetnoot4443
Eer ghi heden van mi comt,
4445[regelnummer]
Ofte ghi selt hier houden stille
Tote morgen vroe; eist u wille
Soe ontdect mi u mesquame.’
Lunette sprac: ‘Here, uwen name
Ga naar margenoot+En wetic niet, no wie gi sijt.
4450[regelnummer]
Laet mi varen, hets meer dan tijt;
Inden hemel sie ic die sterren.
Ghi doet mi hier te lange merren;Ga naar voetnoot4452
Die sonne es gegaen onder.’
Ferguut sprac: ‘Gi segt wonder.Ga naar voetnoot4454
4455[regelnummer]
Ghine comt van mi heden mere
Ghine ondect mi van uwen sereGa naar voetnoot4456
Waer omme ghi u dus verslaet.’
Lunette sprac: ‘Ridder, dat verstaet:
Dat emmer sijn moet, dat moet sijn.Ga naar voetnoot4459
4460[regelnummer]
Here, ic ben met ere joncfrouwen fijnGa naar voetnoot4460
Die in hare herte heft groten rouwe,
Dat jammer es, bi miere trouwe,
Also ic u mach tellen.
Een coninc heftse doen quellen,Ga naar voetnoot4464
4465[regelnummer]
Sine wille niet volgen sinen rade;
Hi heft hare gedaen grote scade.
Wilde sine ontfaen over hereGa naar voetnoot4467
Ende nemen te manne, hi dade haer ere.
Dat heft hi hare dicke doen biedenGa naar voetnoot4469
| |
[pagina 191]
| |
4470[regelnummer]
Met hem ende met andren lieden,Ga naar voetnoot4470
Maer mijn joncfrouwe en wils niet horen;
Bedie heft soe scade ende toren
Ende heft hare mengen man genomen.Ga naar voetnoot4473
Altoe eist nu op hare comen,Ga naar voetnoot4474
4475[regelnummer]
Hi heefse beseten in ene haer stade.Ga naar voetnoot4475
In tende wart mijn joncfrouwe te radeGa naar voetnoot4476
Bi hars selfs moet core;Ga naar voetnoot4477
Si dede den coninc haer comen voreGa naar voetnoot4478
Ende seide: si soude riddere bringen
4480[regelnummer]
Die daertoe soude den coninc dwingen:Ga naar voetnoot4480
Name wat riddere so hi mochte
Vinden in sijn lant ende brochte,Ga naar voetnoot4481-82
Hare riddere soudse bede onderdoen
Dien coninc ende sinen campioen.
4485[regelnummer]
Ghevielt oec dat hijs niet endade,
Den coninc soudsoe hare stade
Ende al haer lant op moeten geven;
Haer selven mach hi nemen tleven
Waert sijn wille ende gedroeget sijn raet.Ga naar voetnoot4489
4490[regelnummer]
Gevielt oec den coninc quaetGa naar voetnoot4490
Soe dat hi verwonnen ware,
Hine vochte nemmermeer op hare
Noch endade scade in haer lant;
Ga naar margenoot+Hi dade sijn here keren te hant.
4495[regelnummer]
Here, ic en can niewer riddere vinden
Die heme des camps wille onderwinden
No davonture dar onder staen.
Mijn joncfrouwe sal mi doet doen slaen.
Die veertich dage si sijn comen;
4500[regelnummer]
Up morgin es die camp genomenGa naar voetnoot4500
Vor die porte van Rikenstene.
Ay, lieve joncfrouwe Galiene,
Wat sal morgen uwes gescien!
| |
[pagina 192]
| |
Ghine selt weten waerwert vlien,
4505[regelnummer]
Al u lant seldi verliesen.
Wel hebdi gesproken den riesen.Ga naar voetnoot4506
Ghi selt varen uten sinneGa naar voetnoot4507
Eer gi den coninc geloeft u minne.
Dusgedaen dinc hordic noit lesen.
4510[regelnummer]
Volmaket God, hoe mach dit wesen?
Mi heves wonder, so helpe mi God!
Datsi minnet enen sot
Dien si noit maer enewerf sach.Ga naar voetnoot4513
Mi wondert hoe dit wesen mach
4515[regelnummer]
Dat sijs niet mach comen ave.Ga naar voetnoot4515
Hare enghenoeget hertoge no graveGa naar voetnoot4516
No coninc datsi worde sijn wijf,
Sonder een arem keytijf,Ga naar voetnoot4518
Een blode knecht ut vremden lande.
4520[regelnummer]
Waer so hi es, God geve hem scande!
Sinen toe name en wetic niet.Ga naar voetnoot4521
Ridder, nu wetti mijn verdriet,
Laet mi gaen; ic ware gerne woch.’
Die ridder sprac: ‘Joncfrouwe, noch
4525[regelnummer]
Biddic u dat gi comt naer.
Segt uwer joncfrouwen over waer
Datse hare lief bescudden mach.’Ga naar voetnoot4527
Lunette riep: ‘Owi! owach!
Dese ridder hout met mi sijn sceren.
4530[regelnummer]
Lieve vrient, waent des omberen!Ga naar voetnoot4530
Van allen spele es goet die mate.Ga naar voetnoot4531
Laet mi varen mire strate.’
Lunette begonste sere wenen.
Doe beval hise Sente AllenenGa naar voetnoot4534
4535[regelnummer]
Ende keerde weder ende lietse gaen.
| |
[pagina 193]
| |
Lunette ginc haren muel slaen
Ende lieten lopen dat hi mochte.
Ga naar margenoot+Tote Rikenstene hise brochte
Een lettel vor der dagerake.
4540[regelnummer]
Galiene lach noch in wake
Die int herte sere was gram.Ga naar voetnoot4541
Lunette tote hare quam,
Si viel neder op haer knien
Ende seide: ‘Joncfrouwe, waent u versienGa naar voetnoot4544
4545[regelnummer]
Wat ghi morgen moget doen:
Ic en can vinden kempioen
Engeenen, die over u wille vechten;Ga naar voetnoot4547
Over mi so doet rechten,Ga naar voetnoot4548
Doet mi branden in enen viere.’*
4550[regelnummer]
Galiene antworde sciere:
‘So helpe mi God! hoe dat gaetGa naar voetnoot4551
Lunette, ic en doe u geen quaet,
Want ic ben seker ende wel weet
Dat u mijn vernoy es leet.Ga naar voetnoot4554
4555[regelnummer]
Ic wilde dat ic ware doet,
Want mine pine es te groet.
Ic en weet wat mi es gesciet,
In can mine herte bedwingen niet;
Ic peinse altoes omme ene dinc.
4560[regelnummer]
En es grave no coninc
Negeen die op die werelt left
Daer mijn herte iet omme gheft,
Dats mi utermaten leet.
Die ghene die mi in therte steet
4565[regelnummer]
Ic en canne niet verdriven,
Hi moeter emmer in bliven.
Mi selven heves wonder groet,Ga naar voetnoot4567
Want ic wane dat hi es doet;
Al levedi, hine soude mi niet kinnen.
4570[regelnummer]
Nochtan so moeticken minnen,
Lunette, dats mi een swaer slach.
God hi gheve hem goeden dach
| |
[pagina 194]
| |
Ende gheve hem dat sijn herte gert.Ga naar voetnoot4573
Ic minnen die mi heft onwert.Ga naar voetnoot4574
4575[regelnummer]
Al mijns goets ben ic in sorgen.
Mijn lijf salic mi nemen morgen
Eer ic nemmer doe sconinx raet.’Ga naar voetnoot4577
Lunette sprac: ‘Ghi segt quaet
Lieve vrouwe, des en doet niet.
4580[regelnummer]
Een ridder mi u secghen hiet
Niet verre henen inden woude,
Ga naar margenoot+Dat u u lief bescudden soude
Ende gi niet waert tongemake.’Ga naar voetnoot4583
Galiene sprac dese sprake:
4585[regelnummer]
‘Lunette, dit mochte niet waer sijn
Die ghene die heft die herte mijn
Hine acht op mi lettel no vele.
Die ridder seit te sinen speleGa naar voetnoot4588
Om dat hem leet was u seer.
4590[regelnummer]
Laet ons op staen hedenmeer
Ende segge wi onse orisoen.Ga naar voetnoot4591
Onse Here si onse campioen,
Hi moet ons betren onse quale;
Oft sijn wille es, hi maget doen wale.’Ga naar voetnoot4594
4595[regelnummer]
Alse Galarant was op gestaen
Hiet hi omme sinen neve gaen
Ende dede sine wapine bringen.
Van bliscepen begonste hi singen
Dat comen was die termijn
4600[regelnummer]
Dat Galiene sijn wijf soude sijn.
Macedone quam te sinen oem.
Die coninc nam sijns neven goem:Ga naar voetnoot4602
Hi dede hem an een acottoen;
Daer boven hiet hi hem andoen
4605[regelnummer]
Enen halsberch sambelijnGa naar voetnoot4605
| |
[pagina 195]
| |
Ende daer naer een curiekijnGa naar voetnoot4606
Van enen velle van serpente.
Ic en wane niet dat te Bonivente
Ne geen so goet was tenegen tiden.
4610[regelnummer]
Daer op dedi den roc van ziden
Daer sine wapine in was gewrocht.Ga naar voetnoot4611
Enen helm van stale heftmen hem brocht
Die hem die coninc op thoeft bant.
Doe wapinde hem Galarant,
4615[regelnummer]
Achemerde hem hoverdelike.Ga naar voetnoot4615
In wane niet dat in enech rike
Noit enech scoenre riddere bleefGa naar voetnoot4617
Noch die min baraets dreef.Ga naar voetnoot4618
Dus voer si bede vor Rikenstene.Ga naar voetnoot4619
4620[regelnummer]
Die coninc sprac: ‘Vrouwe Galiene,
Comt vort met uwen campione.
Wi sijn hier; hets wel na none,
U ridder soude sijn te crite.Ga naar voetnoot4623
Wetkerst! ic en scelde u hedemeer quite,Ga naar voetnoot4624
4625[regelnummer]
Ic sal hebben borch ende lant
Ga naar margenoot+Ende u selven,’ sprac Galarant,
‘Het ware beter geven ten beginne,Ga naar voetnoot4627
Dan ic u nu met crachte winne.Ga naar voetnoot4628
Doet vollec die porte onsluten,
4630[regelnummer]
Want wi houden te lange daer butenGa naar voetnoot4630
Ende comt selve te genaden.’Ga naar voetnoot4631
Galiene sprac: ‘Ic sals mi beraden,
Hens noch geene vespertijt.
Noch mach mijn ridder comen int crijt
4635[regelnummer]
Ende houden mi in mine eere.’
Galiene weende herde sere,
Sine wiste watsi doen mochte;
Ane hare liede si raet sochte.
| |
[pagina 196]
| |
Si sprac: ‘Gi heren, inweet wat doen,
4640[regelnummer]
In hebbe ghenen kempioen;
Wat magic doen? geeft mi raet.’
Si spraken: ‘Vrouwe, na dat staetGa naar voetnoot4642
Wi moeten u den coninc gheven
Ofte hi dade ons nemen tleven.
4645[regelnummer]
Wi moetene over here ontfaenGa naar voetnoot4645
Ende in sinen dienste staen.
Wi geloefdent bi onser trouwe;
So dadi selve, lieve vrouwe.’
‘Ghi heren,’ sprac die coninginne,
4650[regelnummer]
Na dien dat hi moet comen hier inneGa naar voetnoot4650
Ende ghi heme manscap doen wilt,Ga naar voetnoot4651
Laet hem noch dragen sinen sciltGa naar voetnoot4652
Een lettelkijn; en es niet te spade.’
Si seiden: ‘Vrouwe, uwen rade
4655[regelnummer]
Wille wi volgen met alre machte.’
Galienen wart herde onsachte;Ga naar voetnoot4656
In hare camere datsi liep
Ende sloet die dore ende riep:
‘Wats mi gesciet, keytive!Ga naar voetnoot4659
4660[regelnummer]
Ic sal mi doden met enen kniveGa naar voetnoot4660
Eer ic nemmer doe sconinx wille.’Ga naar voetnoot4661
Dit horde Hi, alswijcht hi stille.Ga naar voetnoot4662
Die witte ridder int foreest
Wapent hem vollic, want hi vreest
4665[regelnummer]
Dat hi comen mach te spade.
Wel so saten hem sine gewade.Ga naar voetnoot4666
Een lettelkijn heft hi ontbeten.
Op Pennevaren es hi geseten
Die grote spronge spranc op tgras;
4670[regelnummer]
Ga naar margenoot+Vore Rikenstene hi snieme was.Ga naar voetnoot4670
Het was hoge op dien dach.
Wel saen hi den coninc sach
| |
[pagina 197]
| |
Die sine baniere hilt ontplokenGa naar voetnoot4673
Vore die porte, ende heft gesproken:
4675[regelnummer]
‘Onstlut die porte, ondoet, ondoet!Ga naar voetnoot4675
Ende gheft mi op have ende goet
Ofte ic hange u bider kele.
Wat laetti mi roepen so vele?’Ga naar voetnoot4678
Ferguut heft wel verhoertGa naar voetnoot4679
4680[regelnummer]
Sconinx tale ende trac vortGa naar voetnoot4680
Ende seide: ‘Here, gi doet quaet,
Waer bi doedi dese overdaet?Ga naar voetnoot4682
Ofte u die vrouwe niet wilt minnenGa naar voetnoot4683
Moetdise emmer met crachte winnen?Ga naar voetnoot4684
4685[regelnummer]
Een deelkijn sidi hare te fel.Ga naar voetnoot4685
Laetse met goede, so doedi welGa naar voetnoot4686
Ende keert weder in u lant.’
Doe antworde Galarant,
Die wel fellike op hem siet:Ga naar voetnoot4689
4690[regelnummer]
‘Ridder, wat eist? mescomt u iet?Ga naar voetnoot4690
Vaer vollec henen ure verdeGa naar voetnoot4691
Ofte ic dorsteke u met minen swerde.’
Doe quam vort her Macedone
Ende sprac: ‘Wat eist, her driten sone?Ga naar voetnoot4694
4695[regelnummer]
Waer af wildi u onder doen?Ga naar voetnoot4695
Of ghi wilt sijn hare campioenGa naar voetnoot4696
So comt vort ende laet ons vechten.’
Ferguut sprac: ‘Ic saelt berechten.Ga naar voetnoot4698
Ic hope te stilne u baraetGa naar voetnoot4699
4700[regelnummer]
Eer gi heden van mi gaet;
Laet ons vechten onsen niet.Ga naar voetnoot4701
| |
[pagina 198]
| |
Godsat hebbe hi, di u twint ontsiet!’Ga naar voetnoot4702
Harde blide wart Galiene
Ende alle die van der stat ghemene,
4705[regelnummer]
Alsi den ridder hoerden spreken
Dat hi wilde haren lachter wreken.Ga naar voetnoot4706
Si baden Gode van hemelrike
Over dien ridder hoveschelikeGa naar voetnoot4708
Ende onser Vrouwen Sente Marien,
4710[regelnummer]
Datsine moeste benedien,
Dat hi die ere moeste bejagen.
Galiene began sere vragen:
‘Wie es die ridder, ofne iemen kent?’Ga naar voetnoot4713
Mallic so sach al omtrentGa naar voetnoot4714
4715[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende seiden: ‘Wine sagene nie,Ga naar voetnoot4715
Maer ane sine wapine dinket ons die
Die ons naesten in hulpen stont.Ga naar voetnoot4717
Sijn name en es ons niet wel cont.’Ga naar voetnoot4718
Ferguut trac doe bet achter.Ga naar voetnoot4719
4720[regelnummer]
Macedoene die seide hem lachter;Ga naar voetnoot4720
Dat soude hi wreken, wiste hi hoe.Ga naar voetnoot4721
Alle drie so porredensi doeGa naar voetnoot4722
Wat hare orsse lopen mochten.
Die banieren, die si brochtenGa naar voetnoot4724
4725[regelnummer]
Braken si ontwee tote in di[e] hant
Macedone ende GalerantGa naar voetnoot4726
Hebben den ridder so gesteken
Dat ute sinen halsberge moeste breken
Acht hondert maelgiën ofte meer.
4730[regelnummer]
Ferguut versat; het dedem seer,Ga naar voetnoot4730
Maer hi es int gereide bleven;
| |
[pagina 199]
| |
Wel na hadsi hem genomen tleven.
Si verspraken sere den jongelincGa naar voetnoot4733
Macedone ende die coninc.
4735[regelnummer]
Si riepen dicke: ‘Galgenere,Ga naar voetnoot4735
Die lede duvel bracht u here!Ga naar voetnoot4736
Dus gedaen spel sidi ongewone.’Ga naar voetnoot4737
Ferguut reet op Macedone
Sere tornich ende gram;
4740[regelnummer]
Metten scachte hine nam,Ga naar voetnoot4740
Ute sinen gereide hine stac
Soe dat hem die herte brac.
Macedone viel op die erde.
Die coninc vinc te sinen swerdeGa naar voetnoot4744
4745[regelnummer]
Alse hi sinen neve sach doet;
Int herte haddi rouwe groet.
Alsi Macedone doet saghenGa naar voetnoot4747
Galarant begonste clagen
Ende sprac: ‘So helpe mi Sente Thomaes,
4750[regelnummer]
Neve, ghi waert mijn solaes,Ga naar voetnoot4750
Ghi waert mijn scilt ende mijn spere!
Nu sidi doet al sonder were;Ga naar voetnoot4752
En magic u niet gewreken
Mine herte sal mi ontwee breken.’
4755[regelnummer]
Tote Fergute es die coninc comen
Ende heften biden halse genomen;Ga naar voetnoot4756
Met crachte velde hine int gereide
Ende sloegene sere sonder beideGa naar voetnoot4758
Ga naar margenoot+In die limire vanden helme.Ga naar voetnoot4759
4760[regelnummer]
Ferguut hi wert in dwelmeGa naar voetnoot4760
Ende tongemake vanden slagen.
Galarant ghincken jaghen,Ga naar voetnoot4762
Hine lieten rusten lettel no vele;
Het ghinc Fergute uten spele.Ga naar voetnoot4764
| |
[pagina 200]
| |
4765[regelnummer]
Sinen scilt hi enbrachiert,*
Ten coninc waert hi verlachiertGa naar voetnoot4766
Die witte ridder, alse een deghen.Ga naar voetnoot4767
Den coninc waendi hebben dorslegen,Ga naar voetnoot4768
Waer die slach droech udewertGa naar voetnoot4769
4770[regelnummer]
Ende geraecte sconinx pert
Ende sloech heme af dat hoeft.
Den coninc haddi dore cloeft,
Daer ware bleven sijn beste letGa naar voetnoot4773
Hadde hine geraect een lettel bet.
4775[regelnummer]
Die coninc viel ter erden neder;
Dapperlike spranc hi op weder
Ende dwanc dat swert insijn hant.
Een vrome coninc was Galarant,Ga naar voetnoot4778
Overdadich ende fier.Ga naar voetnoot4779
4780[regelnummer]
Hi sprac: ‘Ridder, gi blives hier;Ga naar voetnoot4780
Noch en ben ic niet verwonnen.
Ghine selt mi niet ontspringen connen,
Dat wanic wel, bi Sente Daneele.’
Hi, die was van fellen speleGa naar voetnoot4784
4785[regelnummer]
Dore sloech hem helm ende beckineelGa naar voetnoot4785
Ende vanden hoefde een groet morseel.Ga naar voetnoot4786
Ferguut was te meskieve.Ga naar voetnoot4787
Hi sprac: ‘Gine hebt mi niet lieve
Her coninc, ghine wilt mi niet queken.Ga naar voetnoot4789
4790[regelnummer]
Ic salt u gelden, magic u gereken.’Ga naar voetnoot4790
Ferguut hadde stouten moet;
Hi beette stoutelike te voetGa naar voetnoot4792
Ende liet Pennevaren gaen.
Up dien coninc ginc hi slaen
| |
[pagina 201]
| |
4795[regelnummer]
Met beiden handen watti mochte.
Elc galt andren dat hi cochte.Ga naar voetnoot4796
Galarant sloech ende Ferguut weder
So lange dat die sonne ginc neder;
Vanden avonde enwaest niet verre.
4800[regelnummer]
Doe wart Ferguut herde erre
Dat hem die dach so ontginc
Ende scoet up den coninc,Ga naar voetnoot4802
Ga naar margenoot+Warpen onder hem op die erde,
Wilden dorsteken metten swerde;
4805[regelnummer]
Dat ware jammer ende scade.
Doe bat Galarant genade
Ende seide: ‘Ridder, op groet oetmoetGa naar voetnoot4807
Laet mi leven oft u dunct goet;
Ic lie verwonnen; ic ben moede.Ga naar voetnoot4809
4810[regelnummer]
Ic werde u man van minen goedeGa naar voetnoot4810
Ende sal u te dienste staen.’
‘Here coninc, wildi dan gaen
Ter coninginnen van Rikenstene?
Ic wane si heet Galiene.
4815[regelnummer]
Doet haer manscap van uwen goede,Ga naar voetnoot4815
Soe mogedi leven sonder hoedeGa naar voetnoot4816
Ende sijt vort van haren radeGa naar voetnoot4817
Ende bewert hare scade.Ga naar voetnoot4818
Her coninc, ic segge u oec te waren:
4820[regelnummer]
Boven al desen moeti varenGa naar voetnoot4820
In sconinx vangenesse van Lonnen.
Segt hem, dat u heft verwonnen
Een ridder ende draget den witten scilt,
Daer her Keye sijn spot met hilt.
4825[regelnummer]
Groetse mi alle die gi daer siet,
Maer Keien die en groetic niet;
Segt heme, dat hi hem wachte van mi.
Her coninc here, aldus, wildi,
Latic u leven ende anders niet.’
| |
[pagina 202]
| |
4830[regelnummer]
Galarant sprac: ‘Ridder, so siet:Ga naar voetnoot4830
Ic sal varen te mire vrouwen,
Worden hare man bi mire trouwen,
Ende vort varen tote Arture
Ende tellen hem mine avonture
4835[regelnummer]
Also gi mi hebt bevolen
- Uwe boetscap en sal niet sijn verholen -Ga naar voetnoot4836
Alsoe ghi mi gewapent siet.’Ga naar voetnoot4837
Die ridder doe van hem sciet
Ende bevalne Sente Allenen
4840[regelnummer]
Ende seide: ‘Groet mi Galienen;
Hets avont, ic moet wech varen.’
Hi spranc stappans op Pennevaren
Ende liet lopen alre meestGa naar voetnoot4843
Ten castele wert int foreest;
4845[regelnummer]
Hi reet sere dien manpat.Ga naar voetnoot4845
Alse dat sagen die vander stat
Ga naar margenoot+Waren si sere tongemake.
Si spraken alle ene sprake:
‘Ay Deus! wie sach dit noit gescienGa naar voetnoot4849
4850[regelnummer]
Dat dese ridder dus van ons wilt vlien,
Die ons dit soccoers heft gedaen?
Wi waren alle geweest ghevaen
Of men hadde ons genomen tleven,
Ware hi een lettel achter bleven.
4855[regelnummer]
Die rike God moetene geleiden!’
Die coninc en wilde hem niet ontcleiden;Ga naar voetnoot4856
Also gewapint alse hi was
Dapperlike ghinc hi in dat grasGa naar voetnoot4858
Tes hi quam ten Rikenstene.
4860[regelnummer]
Jegen hem quam Galiene
Ende alle die liede vander port.
Galarant sprac: ‘Ghi heren, hort:
Joncfrouwe, ic come u te genaden.
Dat ic u hebbe gedaen te scaden
| |
[pagina 203]
| |
4865[regelnummer]
Dies willic u in boeten staen.Ga naar voetnoot4865
Oec moetti mi te manne ontfaen:Ga naar voetnoot4866
Van u moetic houden mijn goet.
Vergeeft mi uwen evelen moet,Ga naar voetnoot4868
Des biddic u omme Gode den riken.’
4870[regelnummer]
Galiene sprac oetmoedeliken:Ga naar voetnoot4870
‘Her coninc, ic wilt gherne doen.
Wel moet varen mijn campioen,
Hi heft mi brocht ut mire sorgen.
Ic waende wel noch heden morgen
4875[regelnummer]
Verloren hebben al mijn lant.’
‘Joncfrouwe, hort,’ sprac Galarant,
‘Die ridder hiet mi dat ic u groette
Van sinent halven, ende ic u boete
Altegader mine mesdaet.
4880[regelnummer]
Dus biddic dat gi mi ontfaet,Ga naar voetnoot4880
Bedi ic ware te hove gerne.’Ga naar voetnoot4881
Galiene sprac: ‘Mi enstaets tontberne,Ga naar voetnoot4882
Ic ontfa u nu ter stont.’
Si custene ane sinen mont.
4885[regelnummer]
Die coninc nam orlof ane here.Ga naar voetnoot4885
Schiere keerde weder sijn here;Ga naar voetnoot4886
Hi deet op breken alte hant
Ende keren weder in sijn lant.
Hi dede genesen sine wonden:
4890[regelnummer]
Ten Rikenstene haddijt quaet vonden.
Ga naar margenoot+Nu swiget alle;
hier seldi horen*
Een lettelkijn van hier te voren.Ga naar voetnoot4892
Die rovere van der hoger zee
Die sine lede hadde gehadt ontwee,Ga naar voetnoot4894
4895[regelnummer]
Het was tijt, hine wilde nemmer miden;Ga naar voetnoot4895
Te hove wart so ginc hi riden,
Sochte den coninc, tot hine vant
Tote Senefort in Ingelant.
| |
[pagina 204]
| |
Daer waren vrouwen, ridders vele.
4900[regelnummer]
Hi beette ende ginc in die sele
Ende ginc vore den coninc staen.
Hi seide: ‘Here, ic geve mi gevaen,
In u vancnesse legt mi.
Here, ic sal u seggen twi:
4905[regelnummer]
Wi waren tote tien gesellen,
Vele quaets mochtmen van ons tellen
Ende waren rovers optie zee
Wel seventien jaer ofte mee.
Vele quaeds hadden wi gedaen;
4910[regelnummer]
In dinde moestewijs af staen.Ga naar voetnoot4910
Wi souden enen ridder over setten;
Indie zee wilden wi niet lettenGa naar voetnoot4912
Maer wilden hem nemen sine gewade,
Waer het verginc ons te quade.Ga naar voetnoot4914
4915[regelnummer]
Tote negen sloech hire doet.
Ic bat genade dore die noet,
Hi hiet mi dat ic tote u quame;
Ferguut es sijn gherechte name.
Alle u ridders hiet hi mi groeten
4920[regelnummer]
Sonder Keien; hi moet hem boeten,Ga naar voetnoot4920
Hi heft gheseit dat hem es leet.Ga naar voetnoot4921
Her coninc here, ic ben ghereet
Te doene wat ghi visiert.’Ga naar voetnoot4923
‘Vrient, ic wille gi u aisiertGa naar voetnoot4924
4925[regelnummer]
Dore sridders wille, want u si vergeven
Ende vort waent vroedelijc leven’.Ga naar voetnoot4926
Die rike coninc Galarant
Hine wilde ridder no seriant,
Hi nam sine wapine ende sijn pert
4930[regelnummer]
Ende voer allene te hove wert.
Te Lonnen hi den coninc vant.
Noit en beette Galarant;
Tote vore Arture es hi gereden.
| |
[pagina 205]
| |
Hi seide: ‘Here, in hovescheden
4935[regelnummer]
Ga naar margenoot+Moetti verstaen dat ic hier doe;Ga naar voetnoot4935
Dat ic dus come, ic secge u hoe:
Here, ic hadde lief ene joncfrouwe,
Sine wilde mijns niet, ic hads rouwe;
Ic voer op hare ende hare lant.Ga naar voetnoot4939
4940[regelnummer]
Here, ic hete Galarant
Ende ben coninc van Amarie.
In dende seide die maget vrie
Si soude soeken campioen,
Die mi soude onder doen
4945[regelnummer]
Ende enen mire suster sone,
Die geheten was Macedone.
Hare ridder heft ons beden verwonnen.
Mijn neve es doet; ic en soude connen
Die waerheit cort niet ertrecken.Ga naar voetnoot4949
4950[regelnummer]
Here, hort na mi, ic en wilt niet decken:Ga naar voetnoot4950
Ic geloefde heme al moeder ene,
Doe ic schiet van Rikenstene
Te comene in u prisoen.
Met mi mogedi uwen wille doen:
4955[regelnummer]
Ghi moget mi hangen ofte blendenGa naar voetnoot4955
Ofte in uwen kerker senden;
U gebot willic doen ghereet.
Anders ic sinen name niet en weet
Die mi hier ghesent heeft,
4960[regelnummer]
- Ic waent die beste es die leeft -
Die ridder metten witten scilde;
Van sinen slagen es hi milde.
Hi hiet mi groeten altemale
Die ridders van uwer zale
4965[regelnummer]
Sonder Keien den drossate.
Van hem moet hi hebben bateGa naar voetnoot4966
Dat hi sijn scheren met hem hilt.Ga naar voetnoot4967
Here, besiet wat gi doen wilt:Ga naar voetnoot4968
Ic ben ghereet tuwen gebode.’
4970[regelnummer]
Artur antworde: ‘Here, bi Lode!Ga naar voetnoot4970
| |
[pagina 206]
| |
Ic vergheve u minen moet,Ga naar voetnoot4971
Mire vrouwen gi die bate doet.Ga naar voetnoot4972
Hi riep ridders ende seriante,
Dat si aisierden GalaranteGa naar voetnoot4974
4975[regelnummer]
Ende leidene ter coninginnen
Genoeveren; si wilden kinnen,
Si hadde vele van hem horen sagen,
Bedi moeste hi met hare dagen.Ga naar voetnoot4978
Ga naar margenoot+Nu keric weder te
Galienen*
4980[regelnummer]
Die heft gelaten staen haer wenen.Ga naar voetnoot4980
Soe siet wel dat het niet enwout:Ga naar voetnoot4981
Hen es geen dinc, hen vercout.Ga naar voetnoot4982
Ferguut mach wel so lange merren
Dat sijn rapen selen berren:Ga naar voetnoot4984
4985[regelnummer]
Wijfs herte en es niet van stale.
Galiene riep in hare zale
Haer ridders; si was blide ende in hogen.Ga naar voetnoot4987
Si sprac: ‘Ghi heren, ic en sal mogen
Mijn lant niet houden sonder voget.
4990[regelnummer]
Beraet mi, of gi iewer mogetGa naar voetnoot4990
In enegen landen ridder vinden,
Daer ic mi dorste toe ghenindenGa naar voetnoot4992
Dat ickene te manne name;
Daer gijt mi riet, waert mi bequame.Ga naar voetnoot4994
4995[regelnummer]
Al haddi niet al sijn gevoechGa naar voetnoot4995
Van goede, ic hebs gnoech,
Ic maecten here van minen lande.
Die nemt dore goet - God geve hem scande! -Ga naar voetnoot4998
Dat sine herte niet en mach,
5000[regelnummer]
Hi moet dicke hebben quaden dach.’
Doe antworden si alle schiere:
| |
[pagina 207]
| |
‘Joncfrouwe, die hadde den ridder fiereGa naar voetnoot5002
Die u sorcoersde in u noet,Ga naar voetnoot5003
Al en ware sijn goet niet groet,
5005[regelnummer]
Hi es sterc ende onververt;
Sulc een ridder es elker vrouwen wert.
Maer wi en weten wanen hi quam
Wiet es of waer hi inde nam.’Ga naar voetnoot5008
Galiene sprac ende loech:
5010[regelnummer]
‘Ic wildicken hadde, waert u gevoech.Ga naar voetnoot5010
Gi heren, nu waent u gerecken;Ga naar voetnoot5011
Ic wille morgen te hove trecken
Bidden Arture op so grote dogetGa naar voetnoot5013
Dat hi mi geve sulken voget,
5015[regelnummer]
Die orbore si in mijn lant.’Ga naar voetnoot5015
Doe spraken die ridders altehant:
‘Ghi sijt listech ende vroetGa naar voetnoot5017
Joncfrouwe, dit dunct ons allen goet,
Dat ghi vaert spreken den coninc.’
5020[regelnummer]
Sanderdages alse die zonne op ginc
Ghinc Galiene hare gereden.
Hare ridders liepen hen vercleden
Ga naar margenoot+Met dieren pelre van Rossien,Ga naar voetnoot5023
Wel tweehondert van ere partien.Ga naar voetnoot5024
5025[regelnummer]
Si saten op ende voeren derwaert;
Dus hebsi bestaen de vaert.
Te Cantorbie sijn si comen,
Daer hebsi den coninc vernomen.
Daer daden ridders ende vrouwen
5030[regelnummer]
Alle grote ere dier joncfrouwen.
Die coninc selve was herde blide,
Want hine hadde in menigen tide
So scone ene joncfrouwe niet gesien;
| |
[pagina 208]
| |
Die ander vrouwen moesten vlien.Ga naar voetnoot5034
5035[regelnummer]
Genoevere hads selve groet verdriet,
Want jegen hare en was si niet.Ga naar voetnoot5036
Alle die ghene diese saghen
Begonsten mallijc anderen vragen:
‘Wie es dese vrouwe? wie es haer name?Ga naar voetnoot5039
5040[regelnummer]
Hen sach noit man wijf so bequame.Ga naar voetnoot5040
Wel ware hi here, dien soe mochteGa naar voetnoot5041
Ende dien si dade in hare gedochte;Ga naar voetnoot5042
Hi mochts een jaer te langer leven
Dien si antworde wilde geven.’Ga naar voetnoot5044
5045[regelnummer]
Dus spraken si alle mont gemene.Ga naar voetnoot5045
Vore den coninc ginc Galiene.
Die vander zale swegen stille.
Si sprac: ‘Here, waert u wille,
Gaefdi mi man, ic wists u danc;
5050[regelnummer]
Want wi vrouwen, wi sijn cranc,Ga naar voetnoot5050
Wine mogen striden no vechten,
Noch ons lant berechten.
Bedi biddic, of gijt doen moget,
Dat gi mi gheeft sulken voget
5055[regelnummer]
Die orbore es te minen rike.’
Artuer antworde vriendelike:
‘So hulpe mi God ute mire noet!
Joncfrouwe, ware Genoevere doet,
Ic name u te minen trouwenGa naar voetnoot5059
5060[regelnummer]
Mochtic u hebben. In can gescouwenGa naar voetnoot5060
Riddere ghenen die u betaemt,
No dien gi te manne naemt;
Maer ic hebbe vonden enen raet,Ga naar voetnoot5063
Docht u goet, en ware niet quaet:
5065[regelnummer]
Ic soude senden alte hande
Knechte, yraude in allen landeGa naar voetnoot5066
Ga naar margenoot+Ende doen enen tornoy crayeren,Ga naar voetnoot5067
| |
[pagina 209]
| |
Daer mine ridders souden tornieren
Jegen alle die van buten.
5070[regelnummer]
Minen scat willic onsluten,
Gheven elken sinen kies;Ga naar voetnoot5071
Ic wille hem gelden haer verlies
Den ridders van mire meysnieden.
Joncfrouwe, vort willic doen gebieden
5075[regelnummer]
In allen maertsen over al:Ga naar voetnoot5075
Diet daer best doet, dat hi hebben sal
Die overdege coninginne,Ga naar voetnoot5077
Die menegen roeft vanden sinne
Ende vrouwe es van Rikenstene;
5080[regelnummer]
Geheten es si Galiene.
Ic sal oec roepen doen ter uren:
Dese tornoy sal een maent geduren
Buten Cardoel op dat sant.Ga naar voetnoot5083
Joncfrouwe, die ridder sal sijn becant
5085[regelnummer]
Die desen tornoy sal winnen;
Met rechte salmen mogen minnen.’Ga naar voetnoot5086
Galiene sprac: ‘Wel lieve here
Ghi doet mi vrienscap ende groet ere.
Dat gi wilt doen, dats mi lieve.
5090[regelnummer]
Die coninc dede maken brieve
Ende deetse in allen lande dragen
Alle die ere wilden bejagen
Datsi tien tornoye quamen.
Te Cardoel waert tract alte samen
5095[regelnummer]
Dat ridderscap groet ende clene.
Wel blide mach sijn Galiene
Dat al die werelt omme haer pijnt.Ga naar voetnoot5097
Die ghene, die om hare verdwijntGa naar voetnoot5098
Ende vore alle vrouwen mint
5100[regelnummer]
En wiste van dien tornoye twint.Ga naar voetnoot5100
In sijn wout was hi spelen gaenGa naar voetnoot5101
Ende hi sach comen enen naen
Op een herde scone ors gereden.Ga naar voetnoot5102-03
| |
[pagina 210]
| |
Hi was lelic van allen leden,
5105[regelnummer]
Enen scilt ane sinen hals hi droech.
Ferguut groettene ende loech
Ende sprac: ‘Naen, waers die tornoy?’
Die naen sweech, het haddem boyGa naar voetnoot5108
Ende leet over; hi was gram.Ga naar voetnoot5109
5110[regelnummer]
Die ridder biden togel nam
Ga naar margenoot+Dat ors ende hilt al stilleGa naar voetnoot5111
Ende sprac: ‘Naen, oft es u wille,
Segt, waer suldi henen varen?’
Die naen sprac: ‘Houdi u scaren?Ga naar voetnoot5114
5115[regelnummer]
Met enen hertoge ben ic garsoen;Ga naar voetnoot5115
Lietti mi varen, ic en hads wat doenGa naar voetnoot5116
Dat ghi met mi hout u spel.
Waer dat ic vare, dat wetti wel,
Want en es batseleer en geenGa naar voetnoot5119
5120[regelnummer]
Hine si daer, die wert es twee sleen;Ga naar voetnoot5120
So soudi oec, waerdi niet sot.’Ga naar voetnoot5121
Ferguut sprac: ‘So helpe mi God!
Lieve naen, ic en hebs niet vernomen.’
Die naen sprac: ‘Te Cardoel es comen
5125[regelnummer]
Ene behagele coninginne,Ga naar voetnoot5125
Die te niemen wil dragen minne,
Hine hadde van dien tornoie dien lof.Ga naar voetnoot5127
Die coninc Artuer hi hout hof
Ende doet craieren over al:
5130[regelnummer]
Wie daer den prijs hebben sal,
Die coninginne salmen hem geven.
Alle die ghene die nu leven
En sagen scoenre wijf noit ghene;
Die vrouwe hetet Galiene.
5135[regelnummer]
Mochticse sien, ic ware genesen.
Daer sal die werelt wesen.Ga naar voetnoot5136
| |
[pagina 211]
| |
Artuers maisniede sal tornieren
Jegen alle die banieren,Ga naar voetnoot5138
Die van buten comen mogen.
5140[regelnummer]
Wel mach die ridder sijn in hogen
Die cussen sal haer mondekijn!
Her ridder, of gi daer wilt sijn
Ghi moet u haesten; wi varen voren.’
Die naen sloech wech met sporen.Ga naar voetnoot5144
5145[regelnummer]
Ferguut hi keerde in sine kemenadeGa naar voetnoot5145
Ende hiet heme bringen sine gewade
Ende wapende hem al toten voeten.
Hi sprac: ‘Nu salic Keyen gemoeten!’Ga naar voetnoot5148
Up Pennevaren ginc hi riden.
5150[regelnummer]
Sine wapinen waren wit, van siden.Ga naar voetnoot5150
Dus voer hi wech al moeder ene.
Hoe dicke riep hi: ‘Galiene,
Salic u nu moeten verliesen?
Wel haddic gesproken den riesen,Ga naar voetnoot5154
5155[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat ic naesten niet en voer tote uGa naar voetnoot5155
Ten Rikenstene; dats mi leet nu.
Hets dicke geseit, dats waer sprake:
Blode man quam noit te hoger sake.’
Die coninc Artuer heft vernomen
5160[regelnummer]
Dat die ridders alle sijn comen.
Sinen standaert so dede hi dragen
Te velde; daer was menech wagen
Van vrouwen ende menich scofaut.Ga naar voetnoot5163
Lude riep daer menech yraut:
5165[regelnummer]
‘Ridders, hets tijt, lacies! lacies!’Ga naar voetnoot5165
Die vrouwen waren blide dies,
Want si die ridders gerne sagen.
Die op dat hogeste scafaut lagenGa naar voetnoot5168
Dat was Genoevere ende Galiene,
5170[regelnummer]
Artuer die coninc ende Philomene
Des coninx wijf van Avalons,
Die oude grave van Mascons.
| |
[pagina 212]
| |
Daer was van Caudie Aglentine
Ende uute Grieken Alemandine.
5175[regelnummer]
Daer was Sibilie van Rome
Ende sgraven wijf van Vendome.
Daer was Lidone uut Almanie,
Ysaude, des coninx wijf van Spanie,
Fausette die scone van Tudele.
5180[regelnummer]
Oec waser die Male Pucele
Ende Lunette van Brabais.
Dese waren blide ende hadden pais,Ga naar voetnoot5182
Over al mochtsi slaen haer ogen.Ga naar voetnoot5183
Hine hilt heme niet over bedrogenGa naar voetnoot5184
5185[regelnummer]
Die Galienen mochte sien.
Mijn her Keye es comen mettien
Ende alle die vander tafelronden
Hadden helm op hoeft gebonden.
Mijn her Keie was herde fiere,Ga naar voetnoot5189
5190[regelnummer]
Tote Arture reet hi sciere.
Hi sprac: ‘Here, wien so het coste,Ga naar voetnoot5191
Ic moet hebben die ierste josteGa naar voetnoot5192
Ende josteren vore dese vrouwen;Ga naar voetnoot5193
Si selent alle mogen scouwen.
5195[regelnummer]
Ic sie ginder enen walopperen,Ga naar voetnoot5195
Sijn ors willic prosenterenGa naar voetnoot5196
Der coninginnen van Rikenstene.’
Die vrouwen spraken mont gemene:
Ga naar margenoot+‘Her coninc, het dunct ons goet
5200[regelnummer]
Dat mijn her Key die joeste doet,
Want hi hefse tierst gebeden.’Ga naar voetnoot5201
Mijn her Keye was wel gereden,Ga naar voetnoot5202
Hi wiste wel die costume.Ga naar voetnoot5203
Hi hurte vort tote op tgherumeGa naar voetnoot5204
5205[regelnummer]
Ende greep in die hant den scacht.
| |
[pagina 213]
| |
Die van buten ane ene grachtGa naar voetnoot5206
Biden harnassche al stille hilden,Ga naar voetnoot5207
Wantsi die ridders kinnen wilden
Die die joeste souden doen.
5210[regelnummer]
Alsi versagen den lyoenGa naar voetnoot5210
Kennetsi mijn [her] Keien wel.*Ga naar voetnoot5211
Hi was goet ridder ende snel,
Ghenendech ende van stouten moede.Ga naar voetnoot5213
Ferguut was al moede
5215[regelnummer]
Stappans ten tornoye comen.
Tierst dat hi Keien horde nomen
Dat heme die joste was gegeven,
So vervroudem sijn leven.Ga naar voetnoot5218
Hi sach wel Keien ende waer hi hilt.Ga naar voetnoot5219
5220[regelnummer]
Dapperlike nam hi den scilt
Ende noepte Pennevaren.
Van allen den genen die daer waren
Sone wiste niemen wie hi was.
Mijn her Keye quam dore dat gras
5225[regelnummer]
Sere met sporen te hem wert,Ga naar voetnoot5225
Blide, in hogen ende onververt.
Mijn her Keie den ridder stac
Up sinen scilt, sijn scacht brac.
Ferguut stac Keien weder,
5230[regelnummer]
Droech hem thoeft ter erden nederGa naar voetnoot5230
In ene beke die daer liep,
Daer hi in lach ende lude oec riep:
‘Helpt mi alle, oft ic verdrinke,
Want ic hebbe alte grote minke;Ga naar voetnoot5234
5235[regelnummer]
Mijn dieschinkel es te broken!’Ga naar voetnoot5235
Ferguut es nu wel gewroken
Dat Keie met heme scheren hilt.
Men leide Keyen op enen scilt
| |
[pagina 214]
| |
Ende droechene weder in die stat;
5240[regelnummer]
Hi seep van watre ende was nat.Ga naar voetnoot5240
Die tornoy slouch ende wart geraect;Ga naar voetnoot5241
Die ridders waren sere mesmaectGa naar voetnoot5242
In beden siden ende gefrotsiert.Ga naar voetnoot5243
Ga naar margenoot+Wel heft Lanceloet getorniert;
5245[regelnummer]
Mijn her Gawein ende Sagramort,
Pertsevale, Erec ende Bohort,
Lyonel ende Mereagis
Ende her Ywain ende Laquis,
Dese dadent alle wel van binnen.Ga naar voetnoot5249
5250[regelnummer]
Van buten willic u doen kinnen
Diere prijs hadden, wie si waren.
Daer was die here vanden Baren,
Die hertoge van Denemaerke
Ende ute Poytau een ridder starke.
5255[regelnummer]
Wel deet daer die coninc van SpaengieGa naar voetnoot5255
Ende die coninc van Almaengie
Ende die coninc van Romenie
Ende menech ridder van herten vrie.Ga naar voetnoot5258
Van Angou ende ute Proventse
5260[regelnummer]
Waser daer vele ende van Valentse
Die hier te noemene waren swaer.
Maer dierre best dede vor waer
Dat was die voerde den witten scilt:
Hi dede daer al dat hi wilt,
5265[regelnummer]
Menegen ridder warp hi ave;Ga naar voetnoot5265
Daer en was coninc no grave
Hine moeste hem sekeren in die hant.Ga naar voetnoot5267
Die witte ridder was saen becant,
Si prijsden alle diene sagen.
5270[regelnummer]
Die vrouwen, die op tscafaut lagen,
Mercten Fergute sere.Ga naar voetnoot5271
Si vrageden: ‘Wie es die jonchere?
| |
[pagina 215]
| |
Selken ridder machmen wel minnen;
Hi lijd alle dien van binnen!’Ga naar voetnoot5274
5275[regelnummer]
Artuer sprac selve: ‘Bi Sente Denijs!
Den witten ridder gevic den prijs.
Laet vollec u tornieren staen,
Wi willen te herbergen gaen;
Het es nacht, die dach es woch,Ga naar voetnoot5279
5280[regelnummer]
Morghen salmen tornieren noch.’
Artur sciet ende sine mesniedeGa naar voetnoot5281
Ende daer na die ander liede.
Si trocken alle indie port,
Elc te herbergen weder ende vort.Ga naar voetnoot5284
5285[regelnummer]
Artuer die coninc hi geboet
Datter niemen bleve, lettel no groet.
Die ridders voeren alle te hove,
Men ontfincse met groten love
Ga naar margenoot+Sonder die aerme Ferguut;
5290[regelnummer]
Hi bleef al moeder ene daer uut.Ga naar voetnoot5290
Haerde sere was hi te blouwenGa naar voetnoot5291
Onder ene hage was hi ghevlouwen.Ga naar voetnoot5292
Gode clagedi sine noet.
Hine at no dranc el niet dan broet.
5295[regelnummer]
Hoe dicke riep hi: ‘Galiene!
Wat wondere eist dat ic wene?
Bi mire scult hebbic u verloren.
Hets wel recht dat ic hebbe toren,
Want gi boet mi uwe minne;Ga naar voetnoot5299
5300[regelnummer]
Hets wonder, blivic inden sinne.’Ga naar voetnoot5300
Alsemen te hove hadde getenGa naar voetnoot5301
Sprac Artuer: ‘Ic wille wetenGa naar voetnoot5302
Staet op, gi vrouwen, laet ons festerenGa naar voetnoot5303
Den ridder dien Keien dede cancelerenGa naar voetnoot5304
5305[regelnummer]
Ende alle mine ridders heft verwonnen;
| |
[pagina 216]
| |
Hets recht dat wi hem sprijs onnen.’Ga naar voetnoot5306
Si sochtene van ringe te ringe.Ga naar voetnoot5307
Daer waren graven ende coninge
Ende menech ridder uut vremden lande;
5310[regelnummer]
Daer en was nieman diene candeGa naar voetnoot5310
So waer hi voer ofte hoe hi hiet.
Artur ginc slapen; dat hof sciet.Ga naar voetnoot5312
Smorgens als die zonne op ginc
Stont op Artur die coninc,
5315[regelnummer]
Ghinc messe horen in die kerke.
Daer waren papen ende clerke,
Daden den dienst te Gods love.
Die coninc Artur voer te hove,
Ontbeet een lettel, voer te velde.
5320[regelnummer]
Daer volchdem menich ridder milde,Ga naar voetnoot5320
Scilt omme den hals, cousen gebonden.
Die ridders vander tafelronden
Seiden, dat sijs hem mochten scamen,
Dat heme die van buten namen
5325[regelnummer]
Dier joncfrouwen Galienen.Ga naar voetnoot5325
Elc sprac: ‘Mochtic sien den genen
Diet hier gisteren dede soe wel,
Ic soude verwarmen hem sijn vel.’Ga naar voetnoot5328
Daer tamboreerde menech hiraut.Ga naar voetnoot5329
5330[regelnummer]
Genoevere trac op hare scofaut
Ende Galiene ende dandere vrouwen;
Dien tornoy mochtsi wel scouwen.
Ga naar margenoot+Een goet ridder was Pertsevael,
Hi vant dat precioes grael,
5335[regelnummer]
Dat noit eer man en mocht vinden.
Hi wille datne die vrouwen kinden.Ga naar voetnoot5336
Mijn her Pertsevale die coene
Sprac: ‘Hets wel na neder noeneGa naar voetnoot5338
Lieve here, waert u bequame,
5340[regelnummer]
Ic dade deerste joste in Gods name.’
| |
[pagina 217]
| |
‘Pertsevale, jaet!’ sprac die coninc.
Hi horte stappans inden rinc,Ga naar voetnoot5342
Lettel hem sine wapine verwagen.Ga naar voetnoot5343
Teerst dattene die van buten sagen
5345[regelnummer]
Spraken si: ‘Dese en es niet bois,Ga naar voetnoot5345
Dit es Pertsevale die Walois,
Die meneghe provetse heft gedaen.’Ga naar voetnoot5347
Ende Ferguut versagen saen,Ga naar voetnoot5348
Perchevals scilt heft hi vercoren.Ga naar voetnoot5349
5350[regelnummer]
Mallic sloech op andren met sporenGa naar voetnoot5350
Ende brochten gerecht die scachte.Ga naar voetnoot5351
Pertsevale stac Fergute met crachte,
Dorstac hem corie ende halsberch.
Die witte ridder alse een dwerchGa naar voetnoot5354
5355[regelnummer]
Bleef vaste sittende op sijn pert.
Pertsevalen stac hi ter vertGa naar voetnoot5356
Ende gheraecten in die lumire,Ga naar voetnoot5357
Droech hem dat hoeft ter erden sciereGa naar voetnoot5358
Dat heme die been op waert vlogen.
5360[regelnummer]
Die van binnen over bedrogenGa naar voetnoot5360
Hilden hem ende sloegen toe.Ga naar voetnoot5361
Daer wart tornoy ende pongijs doe,Ga naar voetnoot5362
Want die van binnen voeren aneGa naar voetnoot5363
Ende Ferguut leidde den trane.Ga naar voetnoot5364
5365[regelnummer]
Hi was emmer inden tas;Ga naar voetnoot5365
Menegen veldi op dat gras
Die verloes pert ende gereide.
| |
[pagina 218]
| |
Die vrouwen spraken sonder beide:
‘Dese witte ridder doet groet wonder,
5370[regelnummer]
Hi doet al die van binnen tonder;Ga naar voetnoot5370
Hi verwinnet altemale.
Al ware hi yserijn of van stale
Nochtan mochti moede sijn.’Ga naar voetnoot5372-73
Artur sprac: ‘Ten trouwen mijn,
5375[regelnummer]
Noit en sagic ridder met minen ogen
Die meer pinen mochte dogen
Ga naar margenoot+No die dapperliker vacht.’
Die tornoy duerde tote in die nacht;
Doe trac elc te sire herbergen.
5380[regelnummer]
Die witte ridder Ferguut voer hem bergen
Neven een foreest int gras.
Alst geheten te hove wasGa naar voetnoot5382
So spracmen vele in die zale
Om Keien ende omme PertsevaleGa naar voetnoot5384
5385[regelnummer]
Ende gingen den witten ridder prisen.
Die coninc sprac: ‘Wie sal mi wisen
Den ridder, diet al verwonnen heeft?
Het es die vroemste een die leeft.’Ga naar voetnoot5388
Die ridders spraken alle gemene:
5390[regelnummer]
‘Here, wine weten groet no cleneGa naar voetnoot5390
Wie hi es of waer hi vaert.’
Die coninc swoer: ‘Bi Sente Alart!
Sal hi Galienen gewinnen,
Wi selen noch bet moeten kinnen.’
5395[regelnummer]
Artur ginc in sine kemenade.
Die ridders scieden, het was spade.
Des derdes dages josteerde Boört
Ende op den vierden Sagramort,
Up den vijfsten mijn her Laquis,
5400[regelnummer]
Up den sesten Mereagis.
Dien sevensten stac hi vanden paerdeGa naar voetnoot5401
Heerecke, dien ridder metten baerde,
Den achtsten dach mijn her Yweine,
Upden negensten Agraveine,
| |
[pagina 219]
| |
5405[regelnummer]
Upden tiensten Gosengote,
Up den elfsten Lancelote;
Dese verloren ors ende gesmide.
Up die werelt doe te tide
Waest die bloeme van kerstinhede.
5410[regelnummer]
Die coninc hads oec scande mede
Dat een ridder al verwan
Sine beste ridders; hi en can
Geweten wie die ridder si.
Dies twaelfstes dages so dede hi
5415[regelnummer]
Weder den tornoy crayeren.
Sine ridders wilden noch tornieren:
Die verwonnen es, wille emmermeer.Ga naar voetnoot5417
Mijn her Gawein hadde groet seer:
Hi scaemde hem utermaten sere
5420[regelnummer]
Datsine gesellen alle onnere
Ga naar margenoot+Ende lettel prijs hadden bejaget.
Artur die coninc hi versagetGa naar voetnoot5422
Dat mijn her Gawein was onblide
Sijn neve; hi traken ane ene sideGa naar voetnoot5424
5425[regelnummer]
Ende vragede hem wat hem mesquame.
Hi sprac: ‘Oem, mi en es niet bequame
Dat gi hier so lange sijt:
Trec wi te velde, het es tijt,Ga naar voetnoot5428
Doet vore u dragen u banieren;
5430[regelnummer]
Men soude met rechte nu tornieren.’
Doe ginc hem Artur bereckenGa naar voetnoot5431
Ende dede staphans te velde trecken.
Daer mochtmen hebben sien baleren,Ga naar voetnoot5433
Vedelen ende flaioterenGa naar voetnoot5434
5435[regelnummer]
Vore die vrouwen menechfout.
Daer was oec menech ridder stout
Scilt omme den hals, helm gebonden.
Tenen tornoie noit ten stondenGa naar voetnoot5438
Wanic dat soe vele ridders waren.
5440[regelnummer]
Mijn her Gawein es gevaren
Tote Genoeveren der coninginnen.
| |
[pagina 220]
| |
Hi sprac: ‘Vrouwe, God moet u minnen,
Dese joeste dadic alte gerne;
Biddes minen oem, mine staets tonberne,Ga naar voetnoot5444
5445[regelnummer]
Ic moet se sekerlike doen.’*
Artur, die here van Carlioen
Sprac: ‘Gawein, neve, swijcht stille,
In ghevere u niet, hens niet mijn willeGa naar voetnoot5448
Dat gi dese joeste doet.
5450[regelnummer]
Mi ware liever half mijn goet
Genomen dan enich ridder quameGa naar voetnoot5451
Die u velde van uwen name.Ga naar voetnoot5452
En hadde noit man van uwen plumen:Ga naar voetnoot5453
Moesti nu tghereide rumen
5455[regelnummer]
Dat ware mi leet te minen trouwen.’
Gawein antworde: ‘Oem, te blouwenGa naar voetnoot5456
Sijn algader mine gesellen
Ende tongemake; ic moete quellenGa naar voetnoot5458
Oftic nemmer blive in die ere.’
5460[regelnummer]
Alle die vrouwen baden sere
Mijn her Gawein, dat hijs onberde.Ga naar voetnoot5461
Der Gawein hads grote onwerdeGa naar voetnoot5462
Datsi den ridder so ontrieden;Ga naar voetnoot5463
Hi hurte stappans uut dien liedenGa naar voetnoot5464
5465[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ende bleef houdende al moeder ene.Ga naar voetnoot5465
Die van buten groet ende clene
Verkenden stappans die baniere
Ser Gaweins; die spraken schire:Ga naar voetnoot5468
‘Hier comt Gawein, die beste die left,
5470[regelnummer]
Die menighe avonture onstaen heft;Ga naar voetnoot5470
Sinen genoet men noit en vant!’
Die witte ridder kendene te hant
Alse hi sinen scilt versach.
Dus hilt Gawein stille alden dach.
| |
[pagina 221]
| |
5475[regelnummer]
Nieman en dorste jegen hem comen.
Den witten ridder heft hi vernomen
Ende dede vragen, waer omme hi hilde,
Of hi nemmer tornieren wilde?Ga naar voetnoot5478
Hi quame vort, hi daedt te lanc!Ga naar voetnoot5479
5480[regelnummer]
Ferguut sprac: ‘Mine liege mijn wancGa naar voetnoot5480
Ic en wane niet jegen hem josteren.
Mijn ors willic hem prosenteren
En wilt hi mi verlaten nietGa naar voetnoot5483
Van derre josten.’ Dit versietGa naar voetnoot5484
5485[regelnummer]
Mijn her Gawein, dies wonder heft
Om wat saken hi hem gheft
Sijn ors, eer hi die joeste doet.
Mijn her Gawein was herde vroet
Ende stappede tote Fergute te handen.
5490[regelnummer]
Hi sprac: ‘Ridder, mochtic u gelanden,Ga naar voetnoot5490
Jegen u josteerdic gerne.
Ic wane ghi dadet tuwen scerne
Datghi mi u ors prosenteret.
Al mine gesellen gefolleretGa naar voetnoot5494
5495[regelnummer]
So hebdi utermaten sere.’
Ferguut antworde: ‘Lieve here,
Ic en wille vechten no striden
No jeghen u sone willic riden,
Maer tuwen dienste wilhc staen.’
5500[regelnummer]
Den helm so heeft hi af gedaen;
Doe kendene mijn her Gawein wel.
Hi dreef bliscap ende spelGa naar voetnoot5502
Ende vuerde Fergute toten coninc.
Hi sprac: ‘Oem, dits die jongelinc
5505[regelnummer]
Die Keien sinen diescinkel brac,
Om dat hine in u hof versprac.Ga naar voetnoot5506
Wel heft hire hem over gewroken.’
Artur die coninc heft gesproken:
Ga naar margenoot+‘Ridder, wel moetti comen sijn!’
5510[regelnummer]
Daer en was vrouwe no magedijn
| |
[pagina 222]
| |
Sine festerdene alle sere.Ga naar voetnoot5511
Die coninc selve dede hem grot ere.
Hi hiet op winden die banierenGa naar voetnoot5513
Ende seide, men soude nemmer tornieren.Ga naar voetnoot5514
5515[regelnummer]
Doe trac elc te sinen lande.
Die witte ridder onbekande
Hadde verwonnen al dat daer was.
Doe rumeden si heiden ende gras;Ga naar voetnoot5518
Elc trac weder danen hi quam.
5520[regelnummer]
Artur die coninc sijn volc nam
Ende keerde weder in sijn port,
Diemen hiet Occenefort.
Daer hilt hof die coninc milde.
Ferguut metten witten scilde
5525[regelnummer]
Was altoes bi siere side.
Die coninc was vroe ende blide;Ga naar voetnoot5526
Hi dede vort comen Galienen,
Fausetten ende Philomenen,
Ysauden ende Aglentinnen
5530[regelnummer]
Ende Genoeveren der coninginnen,
Ridders ende vrouwen die daer waren.
Artur sprac: ‘In wils ontbaren:Ga naar voetnoot5532
Lieve minne Galiene,Ga naar voetnoot5533
Ghi sijt vrouwe van Rikenstene,
5535[regelnummer]
Ic sal u desen ridder gheven,
Die al mine ridders heft doen snevenGa naar voetnoot5536
Ende alden tornoy verwonnenGa naar voetnoot5537
In beden siden. Ic soude u onnenGa naar voetnoot5538
Dat gine naemt, waert u bequame.
5540[regelnummer]
Ferguut es sijn rechte name,
Die altoes voert den witten scilt,
Die de resinne ende tserpent hilt;Ga naar voetnoot5542
Menege provetse heeft hi gedaen.’
| |
[pagina 223]
| |
Ridders ende vrouwen spraken saen:
5545[regelnummer]
‘Here, het dunct ons allen goet
Datmen dese brulocht doet.’
Wel sere versuchte Galiene:
Si sach wel dat was die geneGa naar voetnoot5548
Diese rovede vanden sinneGa naar voetnoot5549
5550[regelnummer]
Ende ontseide haer sine minne.
Galiene hadde die scamte groet;
Si wart valu, bleec ende roetGa naar voetnoot5552
Ga naar margenoot+Alsi den ridder sach in dogen.
Galiene sprac: ‘Ic moet gedogen
5555[regelnummer]
Her coninc, mi es lief u wille.’
Ginder wart stappans een gestille.Ga naar voetnoot5556
Een bisscop quam ende gincse trouwen
Ferguut ende dier joncfrouwen.Ga naar voetnoot5558
Elc en haette anderen niet sere.Ga naar voetnoot5559
5560[regelnummer]
Tere brulocht noit eere
En sagedi feeste no mere spel
Dan daer was, dat wanic wel.
Mijn her Gawein, sijn goede vrient,
Ter brulocht heft hi wel gedient
5565[regelnummer]
Ende alle die beste vanden hove.
Met feesten ende met groten loveGa naar voetnoot5566
Hiltse die coninc veertich dage
Dor Ferguts wille; al tghelageGa naar voetnoot5568
Ende al den cost so dede hi comen.
5570[regelnummer]
Galiene heft orlof genomen
Ane Genoeveren der coninginnen
Ende ane Arture met groter minnen.
Genoevere ende haer meisniede algader
Bevalense den hemelscen Vader.
5575[regelnummer]
Doe sprac tote Arture Ferguut:
‘Here, ic moet volgen mire bruut;
Ic ben u riddere talre stont,
- God si met u, blijft ghesont! -
In wille niet dat gi mi spaert.’
| |
[pagina 224]
| |
5580[regelnummer]
Artur sprac: ‘Ridder, nu vaert,
Wi moeten alle in dende scheiden;
Onse Here God moet u gheleiden!’
Mijn her Gawein ende Gosengoet
Pertsevale ende Lanceloet
5585[regelnummer]
Si voeren met tote Rikenstene.
Daer festerese Galiene.
Ferguut spien daer sine croneGa naar voetnoot5587
Ende hadde Galienen die scone
Met groter bliscap alsijn leven.
5590[regelnummer]
Die rike God hi moete gheven,
Oft sijn wille es, dat wi begerenGa naar voetnoot5591
Ende moet ons van vernoie weren;Ga naar voetnoot5592
Ende alle diet hebben horen lesen
Moeten met Gode vercoren wesen
5595[regelnummer]
Ende hemelrike verlene hi mede
Hem die dit screef ende scriven dede.
Amen.
Ga naar margenoot+Here, hier hebdi van Ferragute
Van beghinne ten inde al uteGa naar voetnoot5598
Ghecorrigeert van miere hant
5600[regelnummer]
Over al soe waer ict vant
In rijm, in vers, in ward messcreven.*Ga naar voetnoot5601
God van hemele moet u gheven
Lanc lijf, ghesonde ende ere.Ga naar voetnoot5603
Tuwen ghebode blijf ic vort mere.Ga naar voetnoot5604
|
|