Bijlage
Vertaling van de Oudfranse teksten.
Tekst 1: |
Sire en koning is hij genoemd en zij koningin. |
Tekst 2: |
Een streek waar de bewoners zeer rijk zijn maar erg achterlijk want nooit gaan ze een kerk binnen. Tot God te bidden is hun laatste zorg, zo dom en dierlijk zijn ze. |
Tekst 3: |
... hoort wel dat hij dwaas is en er boerse en gekke meningen op na houdt. |
Tekst 4: |
... was hij maar gekleed naar de Engelse mode, in geen enkel land zou een eleganter ridder te vinden zijn. |
Tekst 5: |
Toen ze zagen hoe mooi en voornaam hij was, vonden ze daar allen samen geen woorden genoeg voor. Ze meenden dat Natuur nog nooit zo'n aantrekkelijke gestalte had geschapen. |
Tekst 6: |
... langs mijn kant zijn er heel wat voortreffelijke ridders in zijn voorgeslacht. |
Tekst 7: |
Deze (zoon nl., in tegenstelling tot zijn beide jongere broers) is knap: hij lijkt wel voorbestemd voor de ridderstand. Aan om 't even welk koninklijk hof zal hij wel prestige hebben. Hij kan nog heel wat roem verwerven. |
Tekst 8: |
Want van Nature was hij zo en als Natuur het hem leert en Hart daarbij helpt, is niets nog moeilijk, daar waar Natuur en Hart zich inspannen. |
Tekst 9: |
Want hij wou haar vooral onderdanigheid betuigen en eer bewijzen, zoals Natuur het hem voorhield. Een andere visie had hij op de situatie niet, behalve dan die welke de kamerling, die hem onderdak verschafte, hem had bijgebracht. Dat was evenwel nog maar pas gebeurd en soms vergat hij die lessen, soms herinnerde hij ze zich wel: Natuur vulde aan waar het nood deed. |
Tekst 10: |
Natuur heeft me waarachtig altijd alleen maar tot onterende daden gepraamd. |
Tekst 11: |
Wie ben ik dan wel? Wat komt er in me op? Om dwaze Minne ga ik me bekommeren. Mijn vader, Somillet, heeft er geen dag van zijn leven wat om gegeven en zijn zoon wil daar wat van gaan maken? God, wat een komediant (ben ik), dat ik in de rij wil gaan staan van hen die dag en nacht om een huurloon Minne dienen! Maar waarom zou ik het |