Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||||||
vrijwilligerswerk | Patrick Van den NieuwenhofGa naar eind1
| |||||||||||||
Wat voorafgingHet Colibri-project is de uitloper en voortzetting van een traject dat reeds enkele jaren geleden van start ging. In 2004 ondertekenden de provincie Antwerpen, Toerisme Rupelstreek vzw en de vijf Rupelgemeenten een samenwerkingsovereenkomst met als doel de ontwikkeling van de Rupelstreek op cultureel, economisch en toeristisch vlak te ondersteunen. Erfgoed kwam daarbij regelmatig in beeld. In opdracht van (toen nog) Culturele Biografie Vlaanderen vzw schreef Pieter Mols een visietekst rond erfgoed en de Rupelstreek.Ga naar eind2 Vervolgens stelde Joke Kievit (Arba Minch) een studie samen, waarin een analyse gemaakt werd van de erfgoedorganisaties.Ga naar eind3 De constante in beide visieteksten is dat erfgoed geen statisch begrip hoeft te zijn, maar wel een dynamisch gegeven. Het (h) erkennen van, het voortdurend nieuwe betekenis geven aan, het werken met en herwerken van het (cultureel) erfgoed vormt een uitdaging voor de Rupelstreek. Twee citaten om dit te verduidelijken: ‘Het vormen van een interface waarin identiteit, relatie en historie de speerpunten vormen, zou voor de | |||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||
→ Site Frateur (Boom).
Foto: Jacques Sonck | |||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||
Rupelstreek een goede format zijn om in een landschappelijke omgeving een positieve wending te realiseren.’Ga naar eind4 en: ‘De Site Rupelstreek, het beoogde erfgoedcentrum is geen museum van de steenbakkerijgeschiedenis. Het centrum is ook geen museum voor oude opgravingen of volkskunde. Noch vinden we in het centrum statische huiskamers van het verleden. (...) De musea moeten en kunnen zich transformeren van bewaarplaats van het verleden tot werkplaats van het geheugen.’Ga naar eind5 Bij het invullen van deze visie(s) is de kennis over het aanwezige erfgoed noodzakelijk. | |||||||||||||
Het Rupels erfgoedveldEen eerste stap was het identificeren van de organisaties in de streek die als kerntaak het beheer van erfgoed hebben. De missie, de bestaansreden en het werkingsgebied van de organisaties geven een inzicht in het collectiebeleid van deze verenigingen. Kernpartners in het Colibri-project waren: Steenbakkerijmuseum 't Geleeg en de site Frateur (Rumst en Boom), Museum Rupelklei (Rumst-Terhagen), Ecomuseum en Archief van de Boomse baksteen (EMABB), Gilliot- en Roelantsmuseum (Hemiksem) en het Niels ErfgoedArchief (NEA).Ga naar eind6 In de Rupelstreek zijn verder ook een aantal geschied- en heemkundige kringen actief.Ga naar eind7 Erfgoed is een ruim begrip. De aandacht in dit project ging voornamelijk uit naar roerend erfgoed.Ga naar eind8 Een eerste algemene indeling werd gemaakt op basis van het soort roerend erfgoed (zie grafiek ‘Verhouding tussen deelcollecties’).
Bron: Deelcollecties erfgoed Rupelstreek. Rapport. Patrick Van den Nieuwenhof in samenwerking met Arba Minch. 2008, Provincie Antwerpen, departement Cultuur - dienst Erfgoed.
Om verder snel een zicht te krijgen op het bewaarde erfgoed werd gewerkt met deelcollecties. Een deelcollectie is een groep objecten die samenhang met elkaar vertonen. Dat kan doordat ze dezelfde functie hebben (bv. landbouwwerktuigen), uit hetzelfde materiaal bestaan (bv. zilverwerk), over hetzelfde onderwerp gaan of uit dezelfde periode stammen (bv. Eerste Wereldoorlog) of eenzelfde functie hebben (bv. brieven). Het concept ‘deelcollectie’ kan gebruikt worden in de verschillende erfgoedomgevingen. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal voorwerpen opgedeeld in deelcollecties. Het is een niet-exhaustief overzicht, dat in algemene termen een indicatie geeft van wat voornamelijk in de steenbakkerijmusea bewaard wordt. Het aantal kan in de toekomst nog wijzigen aangezien collecties kunnen aangroeien en krimpen.
Bron: Deelcollecties erfgoed Rupelstreek. Rapport. Patrick Van den Nieuwenhof in samenwerking met Arba Minch. 2008, Provincie Antwerpen, departement Cultuur - dienst Erfgoed.
Opvallend is het groot aantal voorwerpen in de categorie gereedschap en uitrusting. Heel duidelijk is hier een link met het steenbakkersverleden. In grote lijnen volgen de bewaarde werktuigen het productieproces op een steenbakkerij: van de ontginning van klei, de bewerking ervan, de vorming van steen, het bakken tot de distributie van de steen. Voor wat betreft het documentair erfgoed geeft dit volgend resultaat, voornamelijk gebaseerd op de collecties bij de heemkundige kringen.Ga naar eind9
Bron: Deelcollecties erfgoed Rupelstreek. Rapport. Patrick Van den Nieuwenhof in samenwerking met Arba Minch. 2008, Provincie Antwerpen, departement Cultuur - dienst Erfgoed.
Het merendeel van de collecties dateert uit de 19e en 20e eeuw. Voor wat betreft de voorwerpen is er een link met het industrieel verleden. Voor het documentair erfgoed is er een verband met het werkingsgebied van de heemkundige kringen, die zich voornamelijk focussen op eind 19e eeuw tot midden 20e eeuw. | |||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||
Inventarisatie en registratieIn samenspraak met de erfgoedactoren werd een oplijsting gemaakt van die deelcollecties die voor hun organisatie van groot belang zijn. Aan deze collecties werd prioriteit gegeven om op stukniveau te inventariseren. Om de vrijwillige registratoren vertrouwd te maken met het inventariseren, kregen zij vorming aangeboden rond de praktijk van het registreren en documenteren en rond het werken met het programma Adlib. Daarna konden ze onder begeleiding van de projectcoördinator aan de slag, waarbij de verschillende organisaties verschillende klemtonen legden:
In totaal werkten twintig vrijwilligers aan de inventarisatie van deze erfgoedstukken. Nog lang niet alle collecties zijn geinventariseerd. Er is dus nog veel werk aan de winkel, maar belangrijk is dat de vrijwilligers vertrouwd zijn met de wijze waarop dit dient te gebeuren. Door bij de verschillende partners op verschillende soorten erfgoed te focussen, leerde men de registratie van verschillende soorten objecten en documenten aanpakken. Tussen de vrijwilligers is er spontaan een informeel overleg gegroeid waarin ze elkaar confronteren met vragen en problemen.
Pierre Van Haute, vrijwilliger EMABB
Fotograaf: Jacques Sonck
Steekspade van de steenbakker.
© MOT | |||||||||||||
Identificatiefiches van werktuigenIn de Rupelstreek en zeker op de steenbakkerijen werd een zeer specifieke terminologie gehanteerd om objecten, in het bijzonder werktuigen, te benoemen. Om de kennis over deze werktuigen vast te leggen en raadpleegbaar te maken, stelden Paul de Niel (EMABB) en Johan David (MOT) identificatiefiches op. Zij selecteerden 39 referentie-exemplaren (of holotypes) van typische handwerktuigen uit de steenbakkerij. Deze handwerktuigen vond men terug in het EMABB, 't Geleeg en Museum Rupelklei. Van elk werktuig werd een lijntekening en een foto gemaakt. De fiche vermeldt de benaming van het holotype, synoniemen, vertalingen of andere gekende (dialect)benamingen en een beschrijving van het voorwerp. Deze fiches zijn opgenomen in ID-DOC, een online databestand ontwikkeld door het MOT, dat een hulpmiddel is bij het identificeren van werktuigen. Ze verschenen ook in de vorm van een losbladige publicatie De steen-, pannen- en tegelbakker. Veldmap.Ga naar eind10 Met deze 39 fiches is de Veldmap nog niet volledig. Zo zijn bijvoorbeeld werktafels en recipiënten nog niet opgenomen. In de toekomst zal de Veldmap dan ook verder aangevuld worden.
Lydia De Loenen, vrijwilliger Museum Rupelklei
Fotograaf: Jacques Sonck | |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
Keuken uit Geraardsbergen in het Gilliot- en Roelantmuseum (Hemiksem).
Foto: SYB'LS-pictures | |||||||||||||
Een toekomst voor erfgoed RupelstreekZoals vermeld, investeren diverse overheden en erfgoedverenigingen sterk in het behoud, het beheer en de ontsluiting van het erfgoed in de Rupelstreek. Hoewel dit gebeurt op projectmatige wijze, is het toch een gestaag opbouwen van een draagvlak voor de zorg voor het erfgoed. Het risico bestaat echter wel dat deze inspanningen verloren gaan als er geen structurele en continue werking gegarandeerd wordt. De inventarisatie van het erfgoed biedt een stevige basis voor de verdere uitwerking van ‘klassieke’ en ‘hedendaagse’ erfgoedprojecten. Diverse deelprojecten kunnen de interne en externe werking van de verenigingen versterken. Maar er is meer. Wat is de baseline van deze (deel)projecten? Welke dieperliggende motieven spelen mee? In hoeverre draagt een erfgoedwerking in de Rupelstreek bij tot een regionale, landelijke en internationale visieontwikkeling op het vlak van erfgoed? Eén ding is duidelijk: het culturele en historische landschap is in belangrijke mate gevormd of misvormd door de steenbakkerijen en aanverwante bedrijfstakken. Maar is dit de unieke factor die het gebied aan de rechteroever van de Rupel tot de Rupelstreek maakt? Welke is de rol geweest van de laatmiddeleeuwse heren van Niel, van Rumst en van Boom? Of wat was de rol van Romeinse vestigingen in de streek? Met andere woorden: wat maakt van de Rupelstreek ‘de Rupelstreek’? Is er sprake van een collectieve, unieke identiteit?Ga naar eind11
Vragen die een langetermijnvisie en erfgoedwerking veronderstellen. Een erfgoedconvenant zoals opgenomen in het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008 lijkt daartoe een bruikbaar instrument. Als uitloper van het Colibri-project werd | |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
een traject tot aanvraag van een erfgoedconvenant opgestart. Deze denkoefening zal eind 2009 afgerond worden in de vorm van een erfgoedbeleidsplan. Vast staat in elk geval dat het erfgoed in de Rupelstreek kan rekenen op de inzet van vele vrijwilligers. Het afsluitende rapport van Colibri brengt hen dan ook letterlijk prominent in beeld.Ga naar eind12
Victor Van Dijck, vrijwilliger NEA
Fotograaf: Jacques Sonck
Dirk Campsteyn, beheerder 't Geleeg
Fotograaf: Jacques Sonck |
|