Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
vertelcultuur | Ans Van de CotteGa naar eind1
| |
[pagina 26]
| |
beschouwd werd als een onderdeel van het onderzoek. De opzet van deze studiedag was meerledig: de vertelsector en alle geïnteresseerden inlichten over de voorlopige resultaten van het onderzoek, het debat openen, de verder reflectie over de toekomst van de vertelcultuur starten en beleidsaanbevelingen formuleren, samen met een panel van experts uit de erfgoedsector, waarnemers van de vertelsector en het aanwezige publiek.Ga naar eind5 | |
Een gestructureerde opleidingEen van de eerste vaststellingen die gedaan werden, was het feit dat er geen officieel statuut van ‘verteller’ bestaat. De structuren waarbinnen en de benamingen waaronder Vertellers vandaag in Vlaanderen werken zijn zeer divers. Sommigen ressorteren onder een vzw, veelal omwille van organisatorische of financiële redenen. Anderen zijn zelfstandigen (in bijberoep), werken onder het kunstenaarsstatuut, zijn verbonden aan een feitelijke vereniging of noemen zichzelf ‘vrijwilliger’, ‘professioneel-’ of ‘amateurverteller’ of ‘gelegenheidskunstenaar’.Ga naar eind6 Dit alles zorgt bij veel vertellers voor verwarring en onzekerheid op administratief, juridisch en financieel vlak. Het ontbreken van een duidelijk omlijnd statuut voor de verteller hangt ook samen met het feit dat er in Vlaanderen geen gestructureerde opleiding ‘vertellen’ bestaat. Hoewel sommige vertellers leven van de vertelkunst, wordt vertellen als (beroeps)activiteit niet officieel erkend door een instelling of via een uitgereikt diploma.
Vertellers en organisatoren van vertelactiviteiten geven dan ook aan dat er nood is aan meer professionalisering: er worden wel cursussen, workshops en vertelopleidingen aangeboden, maar dit aanbod is erg versnipperd en blijft eerder beperkt. Een opleiding aan een erkend instituut of als onderdeel van een al dan niet reeds bestaande opleiding zou volgens de respondenten alvast een stap in de goede richting kunnen zijn. Daarnaast zou zo'n opleiding vertellers kunnen begeleiden in het leren (her)schrijven en bewerken van verhalen, in de omkadering van de vertelact en in verzorging van de context van het verhaal. | |
Meer zichtbaarheidVertellers zelf gaven in de bevraging aan dat ze steeds meer aanvragen krijgen om te komen vertellen. Toch vinden heel wat actoren binnen de vertelsector dat het nog een stuk beter kan. Heel wat vertellers en de vertelcultuur an sich zijn op dit moment nog (te) onzichtbaar voor de buitenwereld. Vertelactiviteiten worden onvoldoende gepromoot. Een goede promotie zou de zichtbaarheid van de vertelcultuur ten goede komen en het doelpubliek sterk kunnen verbreden. Een betere zichtbaarheid zou daarenboven ook voor een imagocorrectie kunnen zorgen: nu wordt vertellen immers nog te vaak geassocieerd met ‘stoffigheid’ of bestempeld als ‘iets voor kinderen’, of als ‘een gebeurtenis aan de haard’. Vertellers vinden daarenboven dat er meer vertelactiviteiten zouden moeten ingericht worden of dat organisaties op zijn minst meer daartoe gestimuleerd zouden moeten worden.
Tejaterfestival Spots op West maakte in juli 2009 ook ruimte vrij voor vertelsessies.
© Christophe Ketels/Compagnie Gagarine | |
Registratie, archivering en ontsluiten van verhalen en vertelactiviteitenHoewel er veel inspiratie en vertelstof is, bestaat er toch een nood aan een centrale databank of een archief met verhalen en verhaalstof. Bestaande verhalenbanken zijn nog niet bij iedereen gekend en ook niet altijd even gebruiksvriendelijk. Vertellers geven aan dat het hen heel wat werk zou besparen indien zij verhalen snel, makkelijk en vrij zouden kunnen opzoeken: op thema bijvoorbeeld, of op een trefwoord, een regio, een genre, een bepaalde periode... Daarnaast vinden vertellers het belangrijk dat de verhalen die zij vertellen worden opgetekend voor de toekomst en dat verhalen van vroeger worden doorverteld, opdat ze zouden blijven ‘leven’. | |
Een centraal aanspreekpuntVertellers en organisatoren hebben soms heel wat praktische vragen maar weten niet altijd waar ze daarmee naartoe kunnen. Vertellers hebben nood aan een aanspreekpunt dat hen informatie kan verschaffen over o.m. statuut, subsidieaanvragen e.d. of dat op zijn minst kan doorverwijzen naar de daarvoor bevoegde instanties. Bovendien zou dit ‘aanspreekpunt’ | |
[pagina 27]
| |
beslissingen van overheidswege moeten ‘vertalen’ naar de vertelsector. Organisatoren zoeken eerder ondersteuning bij de inrichting van hun vertelactiviteiten: bij het zoeken naar vertellers, bij de aanpak, contactgegevens van en informatieuitwisseling met andere organisatoren... Een expertisecentrum bijvoorbeeld zou hier soelaas kunnen bieden en zou bij uitbreiding ook een aanspreekpunt kunnen zijn voor de pers. | |
Wenselijkheid en haalbaarheidNaast een inventarisatie van hun wensen en behoeften, vroegen we de respondenten ook naar hun mening omtrent de wenselijkheid en de haalbaarheid van een expertisecentrum voor vertelcultuur. 74% van de vertellers vind een expertisecentrum voor vertelcultuur ‘wenselijk tot zeer wenselijk’. Bij de organisatoren en andere actoren is dat respectievelijk 60% en 67%. Waar het merendeel van de respondenten het eens is over de wenselijkheid van een expertisecentrum voor vertelcultuur, zijn de meningen over de haalbaarheid ervan meer verdeeld. De haalbaarheid van een expertisecentrum hangt volgens de respondenten af van een aantal factoren: voldoende financiële middelen en de steun van de verschillende overheden zijn belangrijk om de slaagkansen van een expertisecentrum te vergroten. Daarnaast veronderstelt een expertisecentrum een duidelijke visie, een strategisch plan en een slagkrachtig beleid. Daarbij horen onder meer een analyse van het veld, het bepalen van prioriteiten en het op een strategische manier omgaan met eventuele bedreigingen. Volgens de respondenten is er op dit moment nog te veel onduidelijkheid met betrekking tot de beleidsvisie op vertelcultuur. Er zijn veel opportuniteiten maar vertelcultuur bevindt zich in een schemerzone, die nog niet volledig is ingekleurd. Blijft men in de toekomst alleen inzetten op vertelkunst of neemt men de bredere benadering van vertelcultuur binnen de maatschappij mee als onderwerp van studie? | |
Hoe moet het nu verder?Het onderzoek Vlaanderen vertelt brengt voor het eerst de noden en de behoeften van het vertelveld in kaart. Cruciaal hierbij is de vraag binnen welke decretale omgeving een structuur kan opgezet worden om op een efficiënte en adequate manier antwoorden te formuleren op de noden en behoeften die in het onderzoek naar voren kwamen. Hierbij kunnen verdere discussies, bijkomende trajecten en onderzoeken of de aangekondigde beleidsinitiatieven van de Vlaamse Gemeenschap (en van UNESCO) rond immaterieel cultureel erfgoed de volgende jaren misschien antwoorden of oplossingen aanreiken. Bovendien moeten de noden en de behoeften, beschreven in dit rapport, verfijnd en afgetoetst worden bij relevante partners en beleidsverantwoordelijken. De voorzet in de vorm van de eerder dit jaar afgeronde (eerste) onderzoeksfase levert een bijdrage tot een veel breder debat, binnen en buiten het verhaal van het vertel(lers)veld. |
|