Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
publieksopbouw en -participate | Gregory VercauterenGa naar eind1
| |
De toekomst is grijsDe term vergrijzing wordt gebruikt om aan te geven dat de gemiddelde leeftijd in een samenleving stijgt door een groeiend aandeel ouderen. De vergrijzing van de bevolking wordt toegeschreven aan meerdere factoren. In de eerste plaats overschrijden de babyboomers, de generatie die vlak na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, de kaap van 55 jaar. De massale (brug-)pensionering van deze babyboomers maakt de vergrijzing nu erg zichtbaar. Maar dit fenomeen is slechts tijdelijk: na 2020 vermindert de instroom van 55-plussers (tabel 1). ‘The world is ageing fast - have we noticed?
Tabel1: 55-plussers in Vlaanderen (2000-2060). © FARO
Een andere, meer structurele oorzaak van de vergrijzing is de stijging van de levensverwachting. Jongens en meisjes die in 2006 werden geboren, hadden een gemiddelde levensverwachting van respectievelijk 78 en 83 jaar. Ter vergelijking: in 1880 had een mannelijke boreling gemiddeld 44 jaar in het vooruitzicht. De levensverwachting bij geboorte zal de volgende decennia mogelijk nog stijgen. In 2050 zou zij voor jongens en meisjes respectievelijk 82 en 88 jaar bedragen. De toenemende levensverwachting heeft vooral gevolgen voor de interne samenstelling van de oudere bevolkingsgroep. In 2000 was 12% van de 55-plussers ouder dan 80 jaar, tegen 2030 stijgt dit aandeel naar 19% (tabel 1). Die evolutie wordt dubbele vergrijzing of, nogal eufemistisch, verzilvering genoemd. Het relatieve aandeel van ouderen in de samenleving hangt natuurlijk ook af van het aantal kinderen en jongeren. De dalende vruchtbaarheid is dan ook een derde determinante voor de vergrijzing. Een vrouw die in 1940 is geboren, heeft gemiddeld 2,16 kinderen; een vrouw die in 1965 is geboren, heeft er 1,80.Ga naar eind3 Demografen gewagen in dit verband van ontgroening: tegenover het groeiende aantal ouderen stelt zich een dalend aantal kinderen. Jongeren onder de 20 jaar zullen vanaf 2020 nauwelijks 18% van de Vlaamse bevolking uitmaken. We worden niet alleen ouder, we worden ook sneller als oudere geclassificeerd. Door de vervroegde uittreding van vele ouderen uit de arbeidsmarkt is de reële pensioenleeftijd voor | |
[pagina 74]
| |
velen gedaald tot 55 jaar. De samenleving blijft de definitie van ouderdom koppelen aan de leeftijd waarop men met pensioen gaat. De meeste onderzoeken over ouderen beginnen nu bij 55-jarigen.Ga naar eind4 Ook ouderenverenigingen hebben de leeftijdsgrens van hun doelpubliek verlaagd tot 55 jaar. De kans is overigens reëel dat deze evolutie zich zal omkeren. Binnen het vergrijzingsdebat gaan meer en meer stemmen op om de pensioenleeftijd te verhogen. | |
Over babyboomers, stille en vooroorlogse ouderenHet is merkwaardig: de levensverwachting is toegenomen, terwijl men (althans nu nog) vroeger stopt met werken en zo op steeds jongere leeftijd als oudere wordt gecategoriseerd. Als gevolg daarvan omspant de oudere bevolking nu een breedte van meer dan veertig jaar. Vanzelfsprekend vertoont die groep heel wat onderlinge verschillen. De oudsten zijn nog geboren tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeiden op met de crisis van de jaren 1930; een volgende generatie is grootgebracht tijdens de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw. De huidige ‘jongsenioren’ kennen de Tweede Wereldoorlog slechts van horen zeggen of van de film. Op basis van deze leeftijdsverschillen onderscheiden demografen drie groepen onder de ouderen: de babyboomers (geboren tussen 1945 en 1960), de stille generatie (geboren tussen 1930 en 1945) en de vooroorlogse generatie (geboren voor 1930).Ga naar eind5 Vooral de babyboomers springen eruit. Door de democratisering van het onderwijs, de secularisering, ontzuiling en de culturele revolutie hebben zij een heel ander waarden- en vrijetijdspatroon ontwikkeld. Waar hun ouders te boek stonden als economisch en cultureel conservatief en een sobere manier van leven voorstonden, vonden de babyboomers de massaconsumptie uit en doorbraken zij taboes over opvoeding, rolpatronen, seksualiteit,... Met de pensionering van de babyboomgeneratie dient zich een uniek maatschappelijk verschijnsel aan. Nog nooit zijn zovelen in volle gezondheid uit het arbeidsproces gestapt. Deze ouderen zijn over het algemeen goed opgeleid, relatief gezond en behoorlijk kapitaalkrachtig.Ga naar eind6 Zij hebben heel hun leven hard gewerkt en vinden dat het nu hun beurt is om van het leven te genieten. Het cliché van de jonggepensioneerde met een boordevolle sociale agenda lijkt dan ook waar. De gemiddelde babyboomer is actief op tal van maatschappelijke terreinen: vrijwilligerswerk, verenigingsleven, sport... én cultuur. Liefst
Binnen het beleid voor ouderen wint het idee veld dat het inzetten van kennis en levenservaring de beste manier is om gezond en vitaal ouder te worden. In het cultureel-erfgoedwerk brengen vele ouderen die gedachte al in praktijk.
Op de foto: een bezoeker geeft extra informatie op de tentoonstelling van Vleteren Verbeeldt 2007. © Westhoek verbeeldt 27% van de 55- tot 64-jarigen participeert geregeld aan cultuur, bij de 65-plussers is dit 15%.Ga naar eind7 Van alle cultuuruitingen kan vooral cultureel erfgoed rekenen op een stevige interesse bij de ouderen. Dit geldt zowel voor specifieke erfgoedactiviteiten, zoals deelname aan een historische wandeling, als voor het bezoek aan een museum of tentoonstelling. Illustratief zijn de bezoekerscijfers voor Erfgoeddag: de leeftijdsgroep van 55 tot 74 jaar vormt het zwaartepunt in het publiek.Ga naar eind8 | |
Oma's/opa's aan de topRekening houdend met de demografische vooruitzichten lijkt de nabije toekomst van het cultureel-erfgoedveld rooskleurig. Met de pensionering van de babyboomgeneratie kondigt zich een actief publiek aan, dat vrij over zijn tijd beschikt en geïnteresseerd lijkt in erfgoed. Toch hebben maar weinig erfgoedorganisaties hun aanbod of communicatie afgestemd op deze ouderen. Het lijkt mij niet meteen nodig dat bijvoorbeeld musea of archieven zich gaan profileren als ‘seniorvriendelijk’. Vaak willen ouderen net niet expliciet op hun leeftijd worden aangesproken. Wel kunnen erfgoedorganisaties arrangementen uitwerken die beter aansluiten bij de leefwereld van de ‘oudere’ en vooral bij de diverse rollen die ouderen op zich nemen. Om een voorbeeld te geven: de meeste senioren zijn grootouder en vullen hun grootouderrol ook actief in. Ruim 28% van
Oud leert jong. Vlaamse Gilde voor Marqueteurs op Erfgoeddag 2008 © Heemkunde Vlaanderen
| |
[pagina 75]
| |
de mannelijke en liefst 41% van de vrouwelijke 55-tot-64-jarigen zorgt voor de opvang van de kleinkinderen thuis (voor een gemiddelde van respectievelijk 1 uur 38 minuten en 2 uur 45 minuten per dag).Ga naar eind9 Grootouders en kleinkinderen zien elkaar dus geregeld en spelen een belangrijke rol in elkaars leven. Samen ondernemen ze vaak uitstappen, zoals naar een museum of een erfgoedevenement. Voor de grootouders staat het sociale aspect tijdens zo'n uitstap voorop: zij willen vooral de band met hun kleinkinderen versterken. Een bezoek aan een erfgoedinstelling past niet altijd binnen deze verwachting. Zo heeft Amerikaans onderzoek in musea aangetoond dat grootouders daar allereerst een faciliterende taak vervullen: zij verduidelijken zaalteksten of geven uitleg bij de spelregels van een museumbezoek.Ga naar eind10 In Vlaanderen is nog maar weinig geweten over de culturele uitstappen van grootouders met hun kleinkinderen. Het lijkt mij een interessante oefening om te bestuderen hoe erfgoedorganisaties optimaal kunnen inspelen op de behoeften en verwachtingen van kleinkinderen én grootouders, door bijvoorbeeld hen beiden iets bij te brengen, hen samen aan het werk te zetten of op ontdekkingstocht te sturen. | |
ReminiscentieDe aanwezigheid van de grote groep actieve jongsenioren wekt de indruk dat zij model staan voor alle ouderen. Toch mag het beeld van de vermogende, actieve en valide oudere het zicht niet ontnemen op de grote variatie onder senioren. Zo blijkt dat 80-plussers doorgaans veel minder participeren aan het maatschappelijke gebeuren.Ga naar eind11 Hiervoor zijn meerdere redenen. Allereerst nemen met de leeftijd lichamelijke en cognitieve vermogens onvermijdelijk af. Zorgbehoevende ouderen komen niet of slechts moeilijk de deur uit en worden geconfronteerd met meer medische kosten zodat hun financiële armslag eveneens verkleint. Bij vele hoogbejaarden verengt bovendien het interesseveld naar de eigen persoon. De gezondheid, de eigen leefsituatie en het opmaken van een levensbalans komen centraal te staan.Ga naar eind12 Ten slotte spelen generatie-effecten mee. Door een kortere opleiding hebben de oudste ouderen doorgaans minder kansen gekregen om te participeren, vooral aan cultuur, ICT en het verenigingsleven. In de samenleving moet ruimte blijven voor ouderen die minder kunnen of willen deelnemen aan het maatschappelijke gebeuren. Beleidsmakers, wetenschappers en ouderenorganisaties besteden daarom bijzondere aandacht aan specifieke categorieën van ouderen die minder zelfredzaam zijn of minder kunnen participeren. Ook cultureel-erfgoedorganisaties hebben al initiatieven ontwikkeld voor deze ouderen, vaak in samenwerking met een dienstencentrum of een woon- en zorgcentrum. Een waardevol project hoeft zelfs niet grootschalig te zijn. Enkele erfgoedorganisaties hebben bijvoorbeeld al in het plaatselijke dienstencentrum een fotopresentatie
De verhalentafel: reminiscentie, erfgoedbeleving en multimedia © FE DOS
georganiseerd over hoe de gemeente er vroeger uitzag. Zo'n activiteit kan voor de ouderen een aangename middag opleveren: de beelden roepen allerlei herinneringen op die zij nog met elkaar kunnen delen. Tijdens deze gesprekken komt trouwens voor erfgoedwerkers heel wat relevantie informatie boven water. Bij dergelijke initiatieven borrelen herinneringen spontaan op. Dienstencentra en woon- en zorgcentra kunnen reminiscentie ook heel bewust inschakelen in de ergotherapie. Het praten over positieve en negatieve gebeurtenissen uit het leven helpt de ouderen en anderen te herinneren wie men was en is en kan een gevoel van veiligheid, berusting en zekerheid geven.Ga naar eind13 Reminiscentie is daarom een betekenisvolle bezigheid, zelfs voor mensen met dementie, bovendien leidt het tot een grotere patiëntenkennis bij de verzorgers. Reminiscentie is een intensieve activiteit die een professionele begeleiding vraagt van een therapeut. Toch kunnen cultureel-erfgoedorganisaties ook bij deze oefening een belangrijke ondersteunende rol spelen. Om het geheugen te stimuleren werkt de therapeut vaak met een ‘herinneringsdoos’. Aan de hand van voorwerpen of afbeeldingen in de doos kunnen de ouderen herinneringen ophalen aan hun verleden en anek- | |
[pagina 76]
| |
De verhalentafel heeft ook een sociaal doel: ze stimuleert ouderen om herinneringen te delen.
© FE DOS
Om het herinneringsproces te stimuleren, werkt reminiscentie vaak met triggers (verhalenkoffer MAS). © MAS
dotes uitwisselen. In het verleden hebben erfgoedorganisaties (cf. KADOC, Huis van Alijn, Erfgoedcel Antwerpen) al zo'n erfgoedkoffer samengesteld of er materiaal voor aangeleverd. Een heel eigentijdse variant van de herinneringsdoos is de verhalentafel. Dit bijzondere meubelstuk, speciaal ontwikkeld voor ouderen, biedt plaats aan zes gebruikers. Met knoppen en aanraakbeeldschermen kan men er een ruime hoeveelheid historische beelden selecteren. Door de combinatie van beelden geluidsfragmenten levert zo'n verhalentafel - meer dan een herinneringsdoos - sterke triggers voor het ophalen van herinneringen. In Nederland zijn al tientallen tafels verspreid. In 2008 passeerde een verhalentafel ook langs enkele woonen zorgcentra in Vlaanderen. Allerlei beeld- en geluidsfragmenten moesten er herinneringen oproepen aan Expo '58. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de interviews en beeldfragmenten van het project Expo '58: Back to the future.Ga naar eind14
Ondanks haar waarde is er ook kritiek te leveren op de praktijk van reminiscentie.Ga naar eind15 De meeste therapeuten hebben een opleiding ergotherapie of maatschappelijk werk achter de rug en zijn daarom niet altijd voldoende geschoold om herinneringen te interpreteren binnen hun specifieke, historische context. Bovendien borrelen herinneringen niet zo willekeurig op als vaak wordt verondersteld. De ruimtelijke context van elke reminiscentiesessie, de persoonlijkheid, het geslacht en zelfs de gezondheidstoestand van de overige deelnemers en de interviewer kunnen bepalen welke herinneringen naar boven komen en welke men wil delen. Als de ergotherapeut dit niet voldoende beseft, kunnen problemen ontstaan bij het interpreteren en beoordelen van de herinneringen. Daarbij komt nog dat de deelnemers niet altijd van tevoren weten wat er precies met hun verhaal zal gebeuren. De meeste reminiscentiesessies verlopen erg ongedwongen, zodat slechts zelden formele afspraken worden gemaakt. Zo is niet altijd duidelijk of de persoonlijke getuigenissen tijdens zo'n sessie nadien worden doorverteld aan verzorgers of familieleden. Deze kanttekeningen doen geen afbreuk aan de waarde van reminiscentie. Wel is het belangrijk dat men zich goed bewust is van mogelijke valkuilen en knelpunten. Hiervoor zouden reminiscentiewerkers kunnen terugvallen op inzichten en | |
[pagina 77]
| |
technieken uit de mondelmge geschiedenis. De werking en selectiviteit van het menselijke geheugen is daar een belangrijk aandachtspunt, alsook hoe men herinneringen kan verzamelen, interpreteren en verwerken.Ga naar eind16 | |
Intergenerationeel werken: jong voor oud, oud voor jongDoor de vergrijzing en de ontgroening zijn de relaties tussen generaties minder vanzelfsprekend en stabiel. Toch zijn zij, voor de sociale samenhang en de toekomst van ons socialezekerheidssysteem, nog nooit zo belangrijk geweest als vandaag. Intergenerationele solidariteit staat dan ook hoog op de agenda van vele nationale en internationale instanties. In België heeft vooral de Koning Boudewijnstichting deze thematiek onder de aandacht willen brengen, via allerlei conferenties, rapporten en subsidieprogramma's.Ga naar eind17 Met succes trouwens. Zowel in het onderwijs, de samenlevingsopbouw, jeugd- en ouderenzorg wordt momenteel volop geëxperimenteerd met intergenerationeel werken.
Intergenerationeel werken slaat op het organiseren van activiteiten waarbij burgers van verschillende generaties in de buurt, de wijk of het dorp met elkaar in contact komen om elkaar te helpen, voor elkaar te zorgen, gezamenlijke belangen te realiseren of de dialoog aan te gaan over onderlinge conflicten.Ga naar eind18 De meeste intergenerationele projecten focussen zich op ouderen en kinderen/jongeren. De middengeneratie wordt overgeslagen of blijkt heel moeilijkte bereiken. Er zijn nog maar weinig erfgoedorganisaties die bewust bruggen willen slaan tussen generaties. Toch zijn ook hier volop mogelijkheden. Want in het pleidooi voor intergenerationele solidariteit is het een krachtig argument: ouderen kunnen nog veel kennis, ervaringen en inzicht delen met jongere generaties. Het eenvoudige feit dat ouderen langer hebben geleefd dan jongeren, maakt dat zij een langere periode kunnen overzien, competenties hebben opgebouwd en heel wat te vertellen hebben over het verleden en ons erfgoed.Ga naar eind19 In Franstalig België zijn al meerdere experimenten gevoerd die een mooie illustratie zijn van het intelligente gebruik van kennis bij ouderen. De gepensioneerden van de Union Chrétienne bijvoorbeeld hebben de voorbije jaren diverse schoolklassen in Doornik rondgeleid.Ga naar eind20 Zij vertelden de kinderen over de geschiedenis van de stad, de legenden, sagen, ambachten en ander immaterieel erfgoed. De verhalen van deze ouderen werden, aangevuld met de kennis en opzoekingen van de kinderen, nadien verwerkt in een rondreizende interactieve tentoonstelling en een doeboekje. De kracht van zo'n intergenerationeel project ligt vaak in zijn persoonlijk en kleinschalig karakter. Concrete, individuele ontmoetingen doorbreken abstracte, stereotipe beelden over leeftijdsgroepen. Door dit persoonlijke contact worden leeftijdsgerelateerde classificaties als ‘oudere’ en ‘jongere’ minder dominant. Andere identiteitskenmerken zoals karakter, persoonlijke kennis, levenservaring en culturele achtergrond krijgen een even grote en, na verloop van tijd, zelfs een grotere rol. | |
Tot slotDeze bijdrage geeft uiteraard slechts een heel beperkt overzicht van de mogelijkheden rond erfgoed en ouderen. Op dit moment onderzoekt FARO welke kansen de vergrijzing nog zoal biedt, welke methodes en voorbeeldpraktijken er voorhanden zijn en hoe het cultureel-erfgoedveld een aanbod kan ontwikkelen dat optimaal inspeelt op de behoeften en verwachtingen van ouderen.
Dit najaar zal FARO met een eerste programma voor, over en met ouderen naar buiten treden. Hou dus zeker de activiteitenkalender op www.faronet.be in de gaten.
Ouderen aan het werk met de objecten uit de verhalenkoffer. © MAS
| |
[pagina 78]
| |
Intergenerationaliteit onlinewww.intergenerations.be |
|