Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||
informatie-erfgoed | Jeroen Walterus
| |||||||||||||||||||||
De figuur Paul OtletPaul OtletGa naar eind4 (1868-1944) is een product van de rijke, Brusselse, Franstalige haute bourgeoisie in het België van eind de 19e eeuw, dat toen een economische grootmacht was. Zijn vader, Edouard Otlet, maakte fortuin in de transportsector, door onder andere diverse tram- en spoorwegmaatschappijen op te richten in het buitenland. Geboren en getogen in Brussel wordt Paul Otlet opgeleid tot jurist aan de (Franstalige) Katholieke Universiteit van Leuven. Maar hij keert zich af van het katholicisme en omhelst het vrijzinnig humanisme, en gaat voort studeren aan de Université Libre de Bruxelles. In die jaren maakt hij kennis met zijn compagnon de route, de Belg Henri La FontaineGa naar eind5 (1854-1943), een overtuigd pacifist en internationalist, die in 1913 de Nobelprijs voor de vrede ontving. In 1914 publiceert Otlet anoniem het Traité de paix générale, een soort charter waarin hij universele mensenrechten en een statenbond propageert. Hij tracht ook nog voor de Eerste Wereldoorlog in samenwerking met Henri La Fontaine een Société des Nations op te richten, een soort voorloper van de Volkerenbond (1919). Het was een ultieme pacifistische poging om de oorlog te stoppen, die jammerlijk faalde. In de jaren 1920 trachtte hij respectievelijk in Brussel, Antwerpen of Genève (waar de Volkerenbond gevestigd was) een ‘Cité Mondiale’ te realiseren: een soort ‘wereldstad’ waar allerlei (nog te creëren) internationale organisaties gevestigd zouden worden en van waaruit de wereld bestuurd zou worden. Hij deed voor de plannen onder andere een beroep op Le Corbusier. De Cité Mondiale bleef evenwel een utopische ‘cité imaginaire’ en werd nooit gerealiseerd. (Er bestaan wel schitterende plannen van, bewaard door onder andere la Fondation le CorbusierGa naar eind6.) Ook de Volkerenbond faalde in haar opdracht, en werd in 1949 opgevolgd door de Verenigde Naties, gevestigd in de hoofdstad van de nieuwe wereld: New York.
Een plan van de Cité Mondiale © Mundaneum
| |||||||||||||||||||||
Het mundaneumHet huidige Mundaneum is de opvolger van de organisatie die door Otlet en La Fontaine werd opgericht aan het einde van de 19e eeuw. Het MundaneumGa naar eind7: Centre d'archives de la Communauté française is een archief en museum gevestigd in het Henegouwse Mons (Bergen). Het werd in 1998 opengesteld voor het publiek en vierde in 2008 zijn tienjarige bestaan. Het Mundaneum beheert de nalatenschap van Paul Otlet (Otletaneum) en Henri La Fontaine (delen van de kaartcatalogus, persoonlijke documenten en steekkaartenmeubels) en beheert daarnaast een aantal archieffondsen, onder andere persarchieven, | |||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||
→ Paul Otlet achter zijn bureau © Mundaneum
| |||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||
en archieven over thema's als pacifisme, anarchisme en feminisme. Daarnaast is het Mundaneum ook een bescheiden museum, dat een vaste collectie toont in een enscenering van Schuiten en Peeters, en jaarlijks tentoonstellingen organiseert.
De ontstaansgeschiedenis van het Mundaneum begint in 1895 met de oprichting door Otlet van het Institution International de Bibliographie. Dit omvatte ook een Office International de Bibliographie: een ‘uitvoerend bureau’ dat ondergebracht werd in het Palais Mondial, een soort ‘wereldpaleis’ of Mundaneum. Het Mundaneum is dus de naam voor een concept en bestond niet concreet. Het was de bedoeling dat het als paleis of tempel van de kennis een centrale plaats zou innemen in de Cité Mondiale als een soort internationale of universele bibliotheek. In sommige plannen nam het zeer toepasselijk de vorm aan van een ‘ziggurat’ of een ‘ziggoerat’, een Babylonische piramidale tempeltoren. Het wereldpaleis/Mundaneum werd net als de Cité Mondiale nooit gerealiseerd, maar de naam Mundaneum overleefde de geschiedenis. Terug naar het Institution International de Bibliographie. Dit initiatief werd door koning Leopold II actief gesteund en had een semigouvernementeel statuut, en kreeg dus middelen van de Belgische overheid. Het werd mee door de Koninklijke Bibliotheek ondersteund, maar was er nooit gevestigd, onder andere omdat Otlet op zijn autonomie stond. Het doel was alle gepubliceerde menselijke kennis te inventariseren op fiches en onder te brengen in het Mundaneum. Dat lijkt nu heel utopisch, maar in die tijd waren de enkele miljoenen gepubliceerde titels (in de westerse wereld) wellicht nog enigszins ‘te overzien’. Al snel werd het Office operationeel; het startte met frisse moed aan de inventarisatie van de universele kennis.
Sfeerbeeld van het ‘Institution International de Bibliographie’
© Mundaneum
Tekening van het UDC-schema
© Mundaneum | |||||||||||||||||||||
Lost in classificationGa naar eind8: het ontstaan van de classification décimale universelleAl snel kwamen Otlet en La Fontaine tot de vaststelling dat ze een methode of een instrument misten om hun internationale bibliografie vorm te geven: zo ontstond de Classification Décimale Universelle (CDU) of Universele Decimale Classificatie (UDC). De UDC was geïnspireerd op de Decimal ClassificationGa naar eind9 (DDC), die de bekende Amerikaanse bibliothecaris Melvin DeweyGa naar eind10 (1851-1931) rond 1876 ontwikkelde. Basis van deze classificatie is de indeling van de menselijke kennis in tien klassen, die volgens de klassieke principes van de taxonomie verder worden opgesplitst in subklassen en lagere onderverdelingen. | |||||||||||||||||||||
De tien klassen van de universele decimale classificatie
Resultaat is een hiërarchische (en zeer westerse of eurocentrische) kennisboom die werd toegepast voor de ‘ontsluiting’ van de boekencollectie, maar die vooral ingezet werd bij de ordening van de boeken in de bibliotheken. Otlet ontdekte het werk van Dewey in 1894 en werkte gedurende tien jaar gestaag aan een Europese versie. Die werd uiteindelijk veel complexer dan de Amerikaanse versie, en resulteerde in 1905 in een lijvige handleiding.Ga naar eind11 Otlet beoogde met zijn UDC meer dan een bibliothecair werkinstrument, hij wenste een universeel ‘klassement’ van alle bestaande kennis te realiseren, vandaar de uitdrukking: ‘l'homme qui voulait classer le monde’. Typisch voor Otlet was dat hij Dewey probeerde te overtuigen om zijn UDC-versie 2.0 over te nemen in de V.S., zonder resultaat... De UDC werd dus nooit ‘universeel’ aanvaard. Tot op vandaag bestaan de beide systemen naast elkaar: de DDC (Dewey Decimal Classification) wordt nu door het Amerikaanse OCLC beheerd, UDC door het internationale UDC-consortium.Ga naar eind12 | |||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||
Reproductie van een klasseermeubel © Mundaneum
Otlet definieerde ook een standaardformaat (12,5 op 7,5 cm) voor steekkaarten, dat vandaag nog steeds wordt gehanteerd in bibliotheken. Daarbij hoorde het op maat gemaakte klasseermeubel. | |||||||||||||||||||||
Het mundaneum tijdens het interbellumTijdens de Eerste Wereldoorlog stonden de activiteiten op een laag pitje en spande Otlet zich vooral in om de oorlog te beëindigen. Hij schreef diverse pacifistische pamfletten en droomde van een wereld zonder oorlog (zie eerder: Société des Nations). In 1919, na succesvol lobbywerk bij koning Albert I, verhuisde het bureau naar het Brusselse Jubelpark. In de jaren 1920 werkte het Office daar gestaag door, en realiseerde circa twaalf miljoen fiches. Maar vanaf de jaren 1930 ging het stilaan bergaf met het Palais Mondial - Mundaneum van Otlet en La Fontaine. In 1934 werd het gevraagd te verhuizen uit de gebouwen van het Jubelpark, om plaats te maken voor het museum. In 1944 sterft Paul Otlet, op 76-jarige leeftijd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de collectie van het Mundaneum door de Duitse bezetter volledig weggehaald uit de gebouwen in het Jubelpark en na de oorlog is het, ook door het overlijden van Otlet, uit met het Mundaneum. De verweesde collectie raakt gedurende jaren op de dool. Van de miljoenen fiches die door het bureau werden gemaakt, ging het grootste deel verloren, en ook van het archief ging veel verloren. Wat uiteindelijk overbleef, werd opgeslagen in een gebouw in het Brusselse Leopoldpark (in het vroegere Institut d'Anatomie, dat gelegen is - o ironie - vlakbij het Europees Parlement, het huidige symbool van de Europese Société des Nations). In 1968 ontdekt een Australische (!) onderzoeker in de ‘geschiedenis van de bibliografie’, Warden Boyd Rayward, de collecties van het Mundaneum in het Leopoldpark. W. Boyd Rayward, nu professor emeritus van de University of Illinois, was gefascineerd door de bijna vergeten figuur van Otlet. Hij publiceerde verschillende werken over hem, waaronder een bio-bibliografie, die toegankelijk is via een door W. Boyd Rayward opgezette webpagina.Ga naar eind13 Onder zijn impuls worden de archieven van het Mundaneum gered en in 1993 overgebracht naar Bergen, in het huidige museum met de naam Mundaneum. Onder meer dankzij W. Boyd Rayward kreeg Otlet zijn verdiende plaats in
Tekening ‘L'univers, l'Intelligence, la Science, le Livre’, uit:
Traité de documentation © Mundaneum de historische informatiewetenschap. In 2005 was Otlet nog één van de kanshebbers op de titel ‘De Grootste Belg’, maar hij haalde de uiteindelijke nominatielijst niet en strandde op nummer 63. | |||||||||||||||||||||
Le livre téléphoné: Otlet en het internetDat de naam Otlet recent weer opduikt op het internet, in Wikipedia en in diverse wetenschappelijke publicaties over het internet is te danken aan zijn ideeën over de organisatie van kennis en het gebruik van informatietechnologie in zijn Traité de documentation (1934).Ga naar eind14
De theoretische concepten die hij daarin ontwikkelde, worden nu beschouwd als een vorm van proto-internet.Ga naar eind15 Dit ruim een halve eeuw voor Tim Berners-LeeGa naar eind16, de geconsacreerde uitvinder van het wereldwijde web en ook vóór Vannevar Bush, die in | |||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||
1945 met zijn artikel ‘As we may ThinkGa naar eind17’ de theoretische grondslag legde voor ‘het internet’. Otlet omschreef in de Traité de documentation in het onderdeel ‘Télévision’ (toen nog een experimenteel medium) een systeem waarin informatie van op afstand in bibliotheken kan worden opgevraagd en gelezen:
‘Bientôt la television sera un problème essentiellement rèsolu, comme il l'est déjà scientifiquement: l'image se reproduit à distance sans fil. On peut imaginer le télescope électrique, permettant de lire de chez soi des livres exposés dans la salle “teleg” des grandes bibliothèques, aux pages demandées d'avance. Ce sera le livre téléphoné.’Ga naar eind18
Het ‘getelefoneerde boek’ als metafoor voor het internet spreekt tot de verbeelding. Vergelijk het bovenstaande citaat van Otlet met het volgende uit ‘As we may Think’ van V. Bush:
‘Consider a future device for individual use, which is a sort of mechanized private file and library. It needs a name, and, to coin one at random, “memex” will do. A memex is a device in which an individual stores all his books, records, and communications, and which is mechanized so that it may be consulted with exceeding speed and flexibility. It is an enlarged intimate supplement to his memory. It consists of a desk, and while it can presumably be operated from a distance, it is primarily the piece of furniture at which he works. On the top are slanting translucent screens, on which material can be projected for convenient reading. There is a keyboard, and sets of buttons and levers. Otherwise it looks like an ordinary desk.’Ga naar eind19
Het is opvallend dat zowel P. Otlet als V. Bush vertrekken vanuit de noden van de individuele gebruiker, en niet vanuit een collective oplossing dachten, waarmee zij avant-la-lettre het idee van de ‘personal computer’ lanceerden. Het ging bij Otlet duidelijk niet over een gelukstreffer of wat vaag gecultiveerde dromerijen. De ideeën passen naadloos in zijn concepten over de universele en ‘vrije’ toegankelijkheid van kennis en informatie voor alle Volkeren en personen. Alhoewel een kind van zijn tijd had Otlet zeer vooruitstrevende, ethische ideeën over mensenrechten, inclusief het universele recht op kennisverwerving. Als overtuigd vrijzinnig internationalist en pacifist (en theosoof) zag hij de verspreiding van kennis en informatie als een middel tot pacificatie en verstandhouding tussen de natiestaten. Dit sluit rechtstreeks aan bij de ideeën van de laat 20e-eeuwse internet community en de openacces- of freeculturebewegingen, die het internet beschouwen als het medium bij uitstek voor de vrije uitwisseling van ideeën en kennis. De aloude ‘Kulturkampf’ tussen zij die kennis en informatie willen exploiteren (via copyright, Digital Rights Managementsystemen, enz.), en zij die pleiten voor een open
Traité de documentation © Mundaneum
en vrije toegang tot kennis en informatie, woedt vandaag in alle hevigheid in het digitale domein. Er staan dan ook grote (financiële, economische) belangen op het spel. Zou Otlet, als hij vandaag nog leefde, sympathie voelen voor de bloggers, de open archives, de grassrootsjournalisten of de opensource-ontwikkelaars...? Of zou hij meer affiniteit voelen met een project als Europeana, dat gegroeid is vanuit de bibliotheken, archiefinstellingen en musea met de zegen van de Europese Commissie, zelf een soort ‘statenbond’? Misschien zou hij wel een Google-adept geworden zijn... | |||||||||||||||||||||
Yes we can? Google, Europeana en The World Digital LibraryDe doorsteek van de 19e-eeuwse universele kennisutopie van Otlet naar de 21e eeuw is niet moeilijk te maken. Europeana, en ook Google of het internet zelf kunnen worden beschouwd als een soort virtueel mundaneum. De missie van Google sluit zo goed als naadloos aan bij Otlet's visie: ‘Google's mission is to organize the world's information and make it universally accessible and useful.’Ga naar eind20 En over het Google Books-project: ‘Our ultimate goal is to work with publishers and libraries to create a comprehensive, searchable, virtual card catalog of all books in all languages that helps users discover new books and publishers discover new readers.’Ga naar eind21 Google draagt dus het geloof uit dat hun bedrijf het geheel van de menselijke kennis kan en zal ontsluiten, gebaseerd op het (onofficiële) bedrijfscredo ‘Don't be evil’.Ga naar eind22 Geen wonder dat de oprichters van Google (Sergey Brin en Larry Page) wel eens vergeleken worden met hogepriesters, en hun hoofdkwartier, het ‘Googleplex’ (Google Complex) in Mountain View, California, als een soort ‘tempel’ wordt beschouwd: een nieuw Mundaneum misschien?
Ook de Europese Commissie heeft - onder andere onder impuls van vooral Frankrijk - met Europeana een nieuwe virtuele utopie voor Europa opgezet.
Europeana (www.europeana.eu) is een meertalige, Europese portaalsite die toegang geeft tot digitale content bij archieven, bibliotheken, musea, media-archieven, universiteiten, wetenschappelijke instellingen, enzovoort. Het wordt aangestuurd door de EDL-foundation, en is gevestigd in Den Haag bij de Koninklijke Bibliotheek. Niet voor niets hanteert de Europese Commissie in de relevante beleidsteksten het concept ‘European digital library’ (EDL): een bibliotheek (zie kader). Men grijpt daarbij terug naar de oudheid, meer bepaald naar de Bibliotheca AlexandrinaGa naar eind23, gelegen in het mythische, verzwolgen Alexandrië waar ook de Pharos van Alexandrië stond, één van de zeven antieke wereldwonderen. Het concept ‘bibliotheca’ wordt door de Europese Commissie hier niet toevallig gehanteerd: ze wortelen hiermee hun initiatief in een eeuwenoude ‘Europese’ traditie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||
Googleplex
Europeana zou Paul Otlet als patroonheilige kunnen adopteren. We vinden veel van zijn ideeën en visie terug in de concepten die door Europeana worden gehuldigd. Net als Otlet cultiveren de beleidsmakers en managers betrokken bij Europeana het idee dat een nieuwe (virtuele) Bibliotheca (Alexandrina) kan worden gerealiseerd in Europa:
‘In ancient times, the library of Alexandria was said to contain up to 70% of all human knowledge. The challenge for the digital age is to do even better than that - and make the result last longer. The EU's digital libraries initiative sets out to make all Europe's cultural resources and scientific records - books, journals, films, maps, photographs, music, etc. - accessible to all, and preserve it for future generations. The objective is to put online the collections held by Europe's libraries, archives, museums and audiovisual archives - vast numbers of books and periodicals (there are some 2.5 billion items in Europe's libraries alone), and millions of hours of film and video covering the whole of Europe's diverse history and culture.’Ga naar eind24
Europeana zou zich als multimediale ‘bibliotheek’ moeten ontwikkelen tot een belangrijke stimulans voor de kenniseconomie in Europa, maar momenteel is de portaalsite vooral toch een showcase voor Europees erfgoed. Momenteel is immers naar schatting slechts circa 1% van de erfgoedcollecties in Europa gedigitaliseerd. Men is dus nog veraf van de 70% van alle menselijke kennis die in de Bibliotheca Alexandrina aanwezig geweest zou zijn. Na de bijna-crash bij de lanceringGa naar eind25 in november 2008 is Europeana teruggebracht tot een betaversie die kan worden getest door de diverse gebruikersgemeenschappen. Of deze wat valse start ook de politieke crash zal zijn voor dit flagship initiative valt nog af te wachten. Officieel wil de Europese Commissie met het i2010 initiatiefGa naar eind26 de digitalekenniseconomie stimuleren, officieus willen sommige prominente EU-lidstaten een antwoord op de Suprematie van (het Angelsaksische) Google. Dat laatste beschikt momenteel in elk geval over de betere kaarten, zoals een (nu nog) werkbaar business model en een uitgebreide, quasi mondiale gebruikersgemeenschap en vooral meer harde cash. Maar zolang het Europeanaproject politiek wordt gesteund door een meerderheid van de lidstaten heeft het een toekomst. Recent werd dan ook ‘Europeana v1.0’ gelanceerd, het vervolgproject dat de portaalsite Europeana verder zal ontwikkelen.Ga naar eind27
En dan werd in april 2009 nog The World Digital LibraryGa naar eind28 (WDL) gelanceerd, een initiatief opgezet met vooral Amerikaans privésponsorgeld (waaronder Google, Inc.) waarin ‘topstukken’ van het werelderfgoed worden gedigitaliseerd en op een zestalige website gepresenteerd. The Library of Congress vatte in 2005 dit plan op, dat later ook de steun kreeg van UNESCO en IFLA. Een van de bibliotheken die meewerkt, is de nieuwe Bibliotheca Alexandrina, naast een trits andere bibliotheken uit derdewereldlanden, die eerder konden rekenen op Amerikaanse ontwikkelingssteun. De missie van WDL is ‘(...) to promote international and inter-cultural understanding and awareness, provide resources to educators, expand non-English and non-Western content on the Internet, and to contribute to scholarly research.’ De langetermijnstrategie van WDL is niet duidelijk, evenmin hoe dit allemaal gefinancierd dient te worden. WDL ontvangt geen overheidssteun, en moet het dus hebben van mecenaat en extra inkomsten (maar alles wordt free of charge aangeboden), wat in deze tijden van crisis geen evidentie is. Ook WDL past dus in het rijtje van zeer ambitieus geformuleerde visies en projecten: ‘Yes we can!’ | |||||||||||||||||||||
Wat betekent Europeana?‘EUROPEANA is the Latin word for “European” and, here, is shorthand for “Bibliotheca Europeana”, the European Library. Major libraries have often been given Latin names (e.g. Bibliotheca Alexandrina, Bibliotheca Bodleiana, Bibliotheca Gallica). EUROPEANA also means “European things”, which refers to the rich cultural content and to the different types of media (books, newspapers, music, films and maps) which will be made available.’ | |||||||||||||||||||||
InfotopiaHet utopisme van P. Otlet, gefundeerd in een 19e-eeuws universeel cultuuroptimisme, schijnt zich dus te reflecteren in een nieuw soort utopisme, dat ditmaal gecultiveerd wordt door grote bedrijven zoals Google of door de Europese Unie. Beide entiteiten dragen - zich niet bewust van de historische context? - een bijna messiaanse boodschap uit, die al drie millennia meegaat (sinds de bibliotheek van Alexandrië): namelijk dat het mogelijk is om alle menselijke kennis via één virtuele) toegang, fysieke plek of systeem beschikbaar te maken voor de hele mensheid. Daarbij wordt ook gesuggereerd dat deze informatie vrij en open toegankelijk is voor iedereen. Een groot deel van de bevolking in de huidige geïndustrialiseerde wereld | |||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||
Europeana beta home pagina
leeft in een nieuw soort virtueel ‘Infotopia’. Een van de belangrijkste motoren van dit nieuwe informatie-utopia is het geloof in de kracht of de wijsheid van velen in de collectieve creatie van nieuwe kennis. (Een sleutelwerk hierbij is The Wisdom of Crowds: Why the Many Are Smarter Than the Few and How Collective Wisdom Shapes Business, Economies, Societies and Nations, van James SurowieckiGa naar eind29). De gezamenlijke kennisopbouw gebeurt zowel door specialisten als door gewone gebruikers (expert vs. user created content) in wiki's, blogs en via andere internetcommunities en -platformen. Binnen deze web 2.0-fora krijgt een nieuw soort ‘informatieparadigma’ vorm, dat, in tegenstelling tot P. Otlet's visie, geen hiërarchisch gestructureerd, overzichtelijk en ordelijk systeem is dat de toenmalige taxonomie van de traditionele wetenschappen weerspiegelt. Integendeel, de nieuwe informatie-omgeving spiegelt zich eerder aan ‘de markt’, dat wil zeggen een netwerk van meningen en belangen, dat aangestuurd wordt door diverse kennisaandeelhouders. Anders gesteld, terwijl men in de 19e eeuw aan een ‘kathedraal’ van kennis bouwde, is het hedendaagse internet eerder een ‘bazaar’.Ga naar eind30 Centraal in het web 2.0-paradigma staat het idee van (of het geloof in) collectieve kennisaggregatie, die plaatsvindt op ‘de vrije markt’ (de bazaar): de cumulatie van gedeelde en gelijklopende opinies over een bepaald thema of feit bepaalt de waarde of de juistheid van de informatie. Anders gesteld: het internet is een democratische omgeving of een markt, waarbij de meerderheid bepaalt wat ‘juist’ is en wat niet. Het voorbeeld bij uitstek is Wikipedia (www.wikipedia.org), de online ‘wereldencyclopedie’, waarin volgens de basisfilosofie van dit project iedereen mee artikels kan redigeren. De facto start slechts 0,5% van de gebruikers een nieuw artikel en past slechts 2,5% artikels aan (een geselecteerde groep van redacteurs). De rest van de gebruikers consumeert de inhoud passief en maakt slechts af en toe een kleine aanpassing op de wikipediasite. De redacteurs gebruiken bovendien ‘bots’ die, wanneer een anonieme gebruiker iets aanpast aan een wikipediaonderwerp, de redacteur onmiddellijk hiervan op de hoogte stelt, waarna hij de aanpassingen makkelijk ongedaan kan maken. Er zijn dus kritische kanttekeningen te maken bij de basisfilosofie van dit collaboratief model: ‘De bazaar blijkt dus eerder een “piramide” en van volledige democratisering en gelijkschakeling is beslist geen sprake.’Ga naar eind31
In zijn boek InfotopiaGa naar eind32 analyseert C.R. Sunstein de voor- en nadelen, de kansen en de gevaren van een open informatie-omgeving zoals internet en Web 2.0, waarin kennis wordt gedeeld en opgebouwd door velen. Meer bepaald onderzoekt hij de hypothese dat de informatie die door een groot collectief wordt gegenereerd, meer kansen heeft om ‘juist’ te zijn dan de informatie die door een beperkte groep van experten wordt bepaald. Sunstein onderzoekt op een quasi wiskundige manier (maar ook met instrumenten uit het markteconomisch denken) de validiteit van deze hypothese of dit axioma, en komt tot de slotsom dat de hypothese soms geldt, en soms niet... met andere woorden, dat ze zuiver wetenschappelijk niet bewezen is of kan worden:
‘It is true that on some issues, the average view of large numbers of people is eerily accurate. If most people are more likely to be right than wrong, and if the group is big enough, the majority's view will turn out to be correct. This conclusion follows from the Condorcet Jury Theorem, and it helps explain reliance on aggregated judgments in many contexts. (...) But I have also emphasized the dark side of the Jury Theorem: When most people are more likely to be wrong than right, the likelihood that the majority's position will be wrong approaches 100 percent as the size of the group expands.’Ga naar eind33
Deze conclusie is van een bedrieglijke eenvoud, maar toont aan dat ook het nieuwe informatieparadigma dat in Web 2.0 leeft, sterk genuanceerd moet worden en grotendeels op een utopie berust. Daarom ook wellicht dat de hele geschiedenis van de (informatie)wetenschap doordesemd is met utopische projecten en ideeën, en dus ook van ontgoochelingen en desillusies.Ga naar eind34 | |||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||
Wikipedia logo
|
|