Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
publieksgeschiedenis | Walter YsebaertGa naar eind1
| |
Een groeiende interesse bij het grote publiek voor erfgoed en geschiedenis...De aandacht voor het verleden is in Vlaanderen, net zoals in een aantal andere West-Europese regio's en landen, wijdverbreid, getuige bijvoorbeeld de vele heemkundige, volkskundige en historische kringen en bijhorende publicaties,Ga naar eind3 of de historische ‘vieringen’ of re-enactments die overal worden georganiseerd en die, net zoals de Erfgoed- en Open Monumentendagen, soms duizenden geïnteresseerden lokken.Ga naar eind4 De aandacht voor erfgoed (niet langer exclusief voor monumenten), en de dikwijls entertainende evenementen die hierrond worden opgezet, hebben deze interesse zonder twijfel aangewakkerd. In sommige gevallen zijn academische historiciGa naar eind5 betrokken bij dergelijke evenementen, bijvoorbeeld door hun participatie aan academische zittingen of door hun medewerking aan specifieke publicaties.Ga naar eind6 Toch moet worden vastgesteld dat de aandacht van het grote publiek meestal mijlenver afstaat van het academisch onderzoek zoals dit aan universiteiten door historici wordt gevoerd - en omgekeerd, dat academische historici nog steeds een zekere aversie vertonen wat betreft het participeren aan dergelijke evenementen buiten de academische wereld.Ga naar eind7 Deze ‘kritische’ houding van academici, en de bijhorende reflecties tegenover bijvoorbeeld het erfgoedbegrip, lijkt enerzijds terecht: publieksgerichtheid houdt in zich het gevaar in van oppervlakkigheid, en historische onderwerpen en thema's dreigen als dusdanig onvoldoende kritisch of te onvolledig te worden benaderd, onvoldoende diepgaand te worden gecontextualiseerd en een a-historisch karakter te verkrijgen. Anderzijds stelt zich de vraag of precies deze academici hier geen rol te spelen hebben. Vanuit de vaststelling dat in elk geval het grote publiek geïnteresseerd is in ‘bemiddeld’ erfgoed en/of in lokale geschiedenis, en bereid is een actief participerende rol te spelen, zou kunnen worden geopperd dat academici, vanuit de kennis die ze bezitten, een coachende rol in het uitdenken, opzetten, begeleiden en evalueren van projecten waarin op kritische wijze, en met respect voor de historische methodologie, historische onderwerpen worden bestudeerd, belicht en toegankelijk gemaakt voor een groter publiek. Projecten waarin een actieve samenwerking met enerzijds lokale geïnteresseerden en anderzijds met dié door de overheid erkende of aangestuurde instellingen (of in een meer recent jargon: ‘instrumenten’ en ‘expertisekernen’) die voldoende kritische massa bezitten om dergelijke projecten te begeleiden, centraal staat. Dergelijke projecten, die in feite een analoge opzet vertonen als de opbouwwerkprojecten in de socio-culturele sector - en met enige verbeelding zelfs als opbouwwerkprojecten kunnen worden gekarakteriseerd (cf. infra)Ga naar eind8 - | |
[pagina 25]
| |
kunnen leiden tot méér historisch bewustzijn, tot een (symbolisch of narratief) rijkere omgeving en een betere kennis van het verleden, hoofddoelstellingen die door allen worden nagestreefd.
Foto genomen tijdens OpenMonumentendag Junior in Zwalm: dhr. Freddy Coussens geeft een toelichting aan de schoolkinderen over de geschiedenis van het trein- en tramverkeer.
Foto: Johan Vandendriessche | |
... Met de dreiging van een groter wordende kloof tussen het publiek en de academische wereldHet brede publiek heeft, wat het verleden betreft, dikwijls een sterke interesse voor de lokale geschiedenis - dewelke kan gaan van de geschiedenis van een instelling, een dorp, een wijk of plaats, over de reconstructie van familiestambomen en -geschiedenissen, tot het oprakelen van vechtpartijen in lokale tavernes, het beschrijven van conflicten en processen, of het weergeven van het doen en laten van plaatselijke pastoors. Dit beantwoordt aan het beeld dat men krijgt wanneer men de artikels van de vele heem- en volkskundige kringen doorbladert. De relatie tussen de auteurs van deze artikels en hun studieobject (en tussen de lezers en het studieobject!), is er vaak één van (emotionele) betrokkenheid. Ze bestuderen ‘hun’ verleden, ‘hun’ familie, ‘hun’ instellingen in de meest ‘nabije’ vorm. Deze publicaties hebben gemeen - en dit is geen kritiek - dat ze weinig problematiserend en kritisch zijn en dat de ruimere context meestal buiten beschouwing blijft - hetgeen een logisch gevolg is van de contextuele wording van dergelijke artikels; lokale amateurhistorici worden bovendien geconfronteerd met het feit dat de bronnen voor hen te moeilijk, onleesbaar, onvindbaar blijken (publicaties waarin bijvoorbeeld middeleeuwse, Latijnse bronnen aan bod komen, zijn beperkt). Dit studieobject, het lokale verleden in al zijn facetten, vormt een gedeeltelijke emanatie van wat erfgoed in essentie vormt, met name dat wat uit het verleden is overgeleverd. Tegelijkertijd is het ook erfgoed als constructie, gedragen door een groep of gemeenschap. Geschiedschrijving is een reconstructie van historische gebeurtenissen op basis van bronnen die (ook als) erfgoed(werk) kunnen worden beschouwd. Amateurhistorici die zich met lokale geschiedenis bezig houden, bestuderen ‘hun’ lokaal erfgoed; de betrokkenheid is groot precies omdat er (meestal) een (emotionele) band aanwezig is tussen het studieobject, de bron, en diegene die bestudeert.
Ook academische historici hebben veel aandacht gehad voor de lokale geschiedenis in/van Vlaanderen; de thema's en invalshoeken die ze hierbij hanteerden, waren dikwijls beïnvloed door internationale tendensen in de historiografie. Kenmerkend voor de studies die hiervan het resultaat vormden, is, logischerwijs, hun wetenschappelijk, en dus moeilijk en complex en niet op een ruim publiek gericht, taalgebruik en opzet. De probleemstelling verwijst vooral naar wetenschappelijke debatten; minder naar maatschappelijke. De geproduceerde kennis blijft aldus grotendeels opgesloten binnen het academische milieu, daar waar er nochtans een publiek bestaat dat geïnteresseerd is in de materie.Ga naar eind9 Deze situatie lijkt niet echt te verbeteren, integendeel. Hoewel er steeds meer universitair geschoolde historici afstuderen (die zich dikwijls nooit in lokale geschiedenis hebben kunnen verdiepen), lijken de academische kennis en vaardigheden nog steeds niet door te stromen. Bovendien richt de aandacht van academici zich in vergelijking tot vroeger steeds minder op lokale geschiedenis en wordt er minder door dezelfden in ‘lokale’ tijdschriften gepubliceerd - de druk zich exclusief te focussen op ISI-tijdschriften, waarin lokale onderwerpen weinig kans maken (behalve dan wanneer bijvoorbeeld ‘de stad’ als lokaal studieobject fungeert), en de verminderende aandacht voor deze lokale tijdschriften bij academische carrièreopbouw (een vicieuze cirkel), zal hieraan niet vreemd zijn. De kloof tussen academische kennis enerzijds en de kennis bij het grote publiek van het verleden anderzijds wordt hierdoor bestendigd (of zelfs verder vergroot - merk op dat ook andere factoren hier een rol spelen), daar waar precies de laatste speler een nooit eerder geziene interesse voor dit verleden blijkt te hebben.Ga naar eind10 | |
Een voorbeeld uit Groot-BritanniëDeze situatie is gelijkaardig voor andere Europese landen, maar er zijn eveneens verschillen te onderscheiden, en andere tradities hebben zich ontwikkeld. Engeland is wat dit betreft een mooi voorbeeld: verschillende universiteiten bieden reeds jarenlang een masteropleiding local history aan, en meer recent zijn daar masters in erfgoed en publieksgeschiedenis bij- | |
[pagina 26]
| |
gekomen.Ga naar eind11 Recent werd daar ook een groots participatief project opgestart, het zogenaamde Englands Past for Everyone, dat ‘erfgoedstudie’ relateert aan lokale geschiedenis, en dat als bedoeling heeft academici en lokale (amateur)historici samen te brengen en te laten samenwerken. Dit project beoogt de publicatie van verschillende paperbacks, het maken van één of meerdere interactieve websites, het ontwikkelen van schoolprojecten, en dergelijke meer.Ga naar eind12 De samenwerking biedt academische historici de mogelijkheid om het kritisch-historisch en problematiserend karakter - indien nodig - te verzekeren, daar waar ze tegelijkertijd zorgen voor methodologische en inhoudelijke begeleiding. De brede basisparticipatie garandeert anderzijds in het voorzien van een massa gegevens waarvan de onderzoekers gebruik kunnen maken, en die ze op eigen houtje niet kunnen verzamelen. Bijkomend wordt de historische interesse bij de deelnemers aangescherpt en wordt de inhoud van het onderzoek werkelijk opengetrokken naar het grootst mogelijke publiek toe.Ga naar eind13
Foto van de historische Paardenommegang in de parochie Rozebeke. In juli werd deze Ommegang gekoppeld aan de viering van het 900-jarige bestaan van Rozebeke. Foto: Frans Verlaeckt
| |
En wat in Vlaanderen: Lokale geschiedschrijving als academisch ondersteund en maatschappelijk geïntegreerd opbouwwerkproject?De vraag kan worden gesteld of soortgelijke projecten ook in Vlaanderen geen kans moeten krijgen, precies omdat ze de mogelijkheid bieden tot voordelen voor alle deelnemers: de academici, de erfgoedsector, de geïnteresseerden die actief wensen mee te werken, en ten slotte het grote publiek. Samenwerking tussen de erfgoedsector en academici is niet nieuw (en levert mooie resultaten), doch projecten te vergelijken met Englands Past for Everyone zijn onbestaande. De eigen ervaring leert nochtans dat dergelijke projecten, gericht op lokale geschiedenis en met actieve medewerking van de vermelde spelers, verrijkend zijn op alle vlakken en het historisch bewustzijn bij de niet-professionele participanten aanscherpen.Ga naar eind14 Keerzijde van de medaille is wel dat dit een enorme investering vraagt precies van diegenen die begeleiden, met name de erfgoedwerkers en de academici. Proces, opzet en doelstellingen dienen goed te worden uitgetekend, het actief werken (‘onderzoeken’) met niet-professionelen vergt intensieve begeleiding, en regelmatige bijsturing is vereist. Dergelijke projecten zijn als het ware opbouwwerkprojecten, die dan gericht zijn niet zozeer op de verandering van sociale structuren, componenten of mentaliteiten, maar wel op de ontwikkeling van een historisch-kritisch bewustzijn, en op het verruimen van de kennis van het verleden bij het grote publiek. | |
Uitsmijter: Hoe het fundamenteel historisch onderzoek te vrijwaren en te verzekeren...Recent werd, tijdens een colloquium van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, door prof. Koenraad Debackere (in een overigens boeiende en genuanceerde presentatie) de vraag gesteld of met betrekking tot het fundamenteel (of niet-gericht) onderzoek in Vlaanderen, geen nieuwe criteria voor honorering moeten worden ingevoerd. Meer specifiek werd gesteld dat het criterium ‘relevantie’ de mogelijkheid kon bieden om niet-gericht onderzoek op een waardevoller manier in te bedden in de actuele samenleving.Ga naar eind15 Met name die wetenschappen die zich in het domein der ‘Letteren’ bevinden, zullen zich, indien ‘relevantie’ inderdaad als criterium zou worden gehanteerd, de vraag moeten stellen op welke wijze hun onderzoek inderdaad ‘relevant’ is. Wat de historische wetenschap betreft, is dit niet zo eenvoudig - zeker voor diegenen die het doorgedreven postmodernistisch relativisme aanhangen, lijkt het niet evident om de ‘relevantie’ van hun onderzoek te gaan aantonen... De hierboven beschreven voorzet tot samenwerking tussen de erfgoedsector, de academische historici en het grote publiek lijkt deze vraagstelling zonder probleem te kunnen counteren. Bovendien bieden dergelijke projecten, wanneer historiciteit, kritische methode en complexiteit als centrale aandachtspunten worden gehanteerd, de mogelijkheid om iedereen te overtuigen van de noodzaak van diepgaand fundamenteel wetenschappelijk historisch onderzoek. Wanneer iedereen de complexiteit van het verleden erkent, en de problematiek van het kritisch omgaan met de bronnen en met erfgoed ervaart, zal niemand zich nog de vraag stellen waartoe fundamenteel onderzoek moet leiden.Ga naar eind16 |
|