Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 1
(2008)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
erfgoedbemiddeling | Janien PrummelGa naar eind1
| |
Voortraject specialisatie museumgidsGidsen in musea werken onder diverse statuten en hebben vaak een uiteenlopende opleiding achter de rug. Museumgidsen hebben een universitaire of hogeschoolopleiding gevolgd zijn opgeleid als toeristische gids of zijn ervaringsdeskundigen. Elk museum bepaalt zelf de kwalificaties en opleidingsvereisten. De meeste musea leiden zelf hun gidsen op. Deze opleiding is in quasi alle gevallen sterk op inhoud gericht, op het verwerven van informatie in functie van het leren kenner van de collectie. Vooral op het gebied van de methodische opleiding is er eer erg grote variatie. Sommige musea besteden zelf aandacht aan de methodische vorming van hun gidsen en roepen hierbij soms de hulp in van externe docenten. Ook de cursussen en studiedagen georganiseerd door museumconsulenten, de museumvereniging en de steunpunten (vandaag: het eengemaakte erfgoedsteunpunt) vormen een aanvulling. Toch blijft de vraag naar opleiding, scholing en professionalisering van gidsen vaak gehoord. De specialisatie museumgids in de gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen is (of beter: wordt) een nieuw mogelijk antwoord op deze vraag vanuit de museumsector.
Sinds 2006 organiseert Toerisme Vlaanderen binnen het volwassenenonderwijs een vernieuwde opleiding tot gids en reisleider.Ga naar eind2 Binnen deze opleiding kan men zich specialiseren: als toeristische gids, reisleider, natuurgids of museumgids. De specialisatie museumgids is voorzien, maar is nog niet uitgewerkt. Toerisme Vlaanderen en de opleidingscentra vroegen de museumsector om de optie museumgids mee vorm te geven. Het Agentschap Kunsten en Erfgoed raapte de handschoen op en formuleerde, in nauwe samenspraak met het museumveld, een eerste antwoord op deze vraag onder de noemer ‘Voortraject specialisatie museumgids’.
Opening kunstencentrum Wiels 2007
In dit voortraject wil men een gemeenschappelijk kwaliteitskader ontwikkelen. Doelstelling is het formuleren van een onderbouwde en gedragen visie op datgene wat een museumgids moet kennen en kunnen. Belangrijke partners in dit overleg zijn FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, de provinciale museumconsulenten en verschillende museummedewerkers.
Het inrichten van een specialisatie museumgids binnen de gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen roept een aantal vragen op. Hoe kan de specialisatie museumgids ingepast worden in de bestaande organisatie van de gidsenopleiding? Hoe moet deze specialisatie inhoudelijk worden uitgewerkt (lesinhouden, methodieken, competenties, kennis,...)? Welke gevolgen heeft het inrichten van deze specialisatie voor de musea en de professionalisering van de museumgidsen? Willen musea aan deze opleiding participeren? Hieronder volgt een beknopt overzicht van een aantal antwoorden op bovenstaande vragen, zoals deze in het eindrapport van het voortraject geformuleerd worden. | |
[pagina 34]
| |
Workshop ‘Verbaal beschrijven voor blinden en slechtzienden’, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België 2008
| |
Hoe kan de specialisatie museumgids ingepast worden in de bestaande organisatie van de gidsenopleiding?De vernieuwde gidsenopleiding wordt al aangeboden in verschillende door Toerisme Vlaanderen erkende opleidingscentra voor volwassenenonderwijs. De focus in de opleiding is recent verlegd van een kennisgerichte naar een meer competentiegerichte aanpak. De opleiding bestaat uit een algemeen basisjaar, gevolgd door een specialisatiejaar waarin gekozen kan worden uit een van de hierboven genoemde opties: toeristische gids, reisleider, natuurgids of museumgids. De opleiding is georganiseerd volgens een modulair systeem. In de basisopleiding (het eerste, algemene jaar) worden vijf modules aangeboden. In totaal gaat het om 240 uur. Naast een brede inhoudelijke scholing ligt de nadruk vooral op (overstijgende) gidsvaardigheden. Het inoefenen van vaardigheden met betrekking tot communicatie, leiderschap en groepsprocessen krijgt hier ruime aandacht. Het specialisatiejaar is onderverdeeld in drie modules en beslaat 200 uur. De specialisaties toeristische gids en reisleider zijn al uitgewerkt. Deze specialisaties bestaan uit drie modules: ‘specifieke gidsvaardigheden’, ‘bestemming’ en ‘projectbestemming’. Iedereen met een minimumdiploma secundair onderwijs kan zich aanmelden voor deze opleiding. Het is mogelijk om vrijstellingen voor verschillende modules te krijgen op basis van diploma's of via een EVCGa naar eind3-procedure (credits voor Elders Verworven Competenties). Het modulaire systeem, de raamstructuur van drie modules, wordt om organisatorische redenen overgenomen voor de specialisatie museumgids. De drie modules voor deze specialisatie worden: veertig uur vaardigheden of methodiek, tachtig uur inhoudelijke kennis en tachtig uur toepassing of praktijk. Binnen dat kader ligt de invulling verder open. | |
Wat moet in deze specialisatie aan bod komen?Op 30 april 2008 vond een denkdag plaats voor museum medewerkers waarin zij debatteerden over competenties, methodieken, inhoudelijke kennis en stages in de specialisatie museumgids. Op het vlak van methodiek werd de voorkeur uitgesproken voor een volwaardige en specifieke module methodiek, op maat van de museumgids. Gezien de museumcontext wezenlijk verschilt van de toeristische context wordt er gepleit voor een specifieke module waarin onder andere een sterkere nadruk ligt op interactieve begeleidingsvaardigheden en actieve werkvormen. In deze module kan er op een dieper niveau verder gewerkt worden rond de gidsvaardigheden, met het oog op de specificiteit van de museumcontext. De inhoudelijke opleiding van de gids, die aan bod komt in de tweede module, is een erg belangrijk element voor de museumgids. Vraag is echter op welke manier dit ingevuld moet worden binnen de opleiding. Meer generaliserend of museumspecifiek? Regionaal of per discipline (kunst, geschiedenis, toegepaste kunsten, wetenschap,...)?
De keuze voor de inhoudelijke invulling is een moeilijke noot om te kraken. Na een uitvoerige discussie werd besloten om geen nadruk te leggen op de museumspecifieke context, dit blijft de verantwoordelijkheid van de musea. Wel wordt er gefocust op de kennis van museologie. De kennis van het museumveld op micro- en macroniveau zorgt ervoor dat een gids dit brede verhaal kan integreren in zijn rondleiding. Het is niet mogelijk om binnen deze module gidsen op te leiden tot inhoudelijke specialisten. Het is wel mogelijk om de cursisten aan te leren om de veelheid aan informatie die ze te verwerken krijgen, te selecteren, analyseren en verwerken in functie van een rondleiding. Deze algemene kennis en vaardigheden worden dan in casestudies en werkbezoeken getoetst aan de praktijk. | |
Het kwaliteitskaderTijdens het voortraject werden een aantal elementen duidelijk: de modulaire aanpak, het omschrijven van competenties en leerinhouden en de voorwaardenscheppende elementen bij de organisatie van de opleiding. Dit mondt uit in een kwaliteitskader. Hierin zet de museumsector een richting uit en biedt een vertrekpunt aan voor verder overleg met Toerisme Vlaanderen en met de opleidingscentra over de uitwerking van de specialisatie museumgids. Een aantal highlights uit dit kwaliteitskader volgen. | |
[pagina 35]
| |
Drie modules: Hoe, wat en toepassenDe specialisatie museumgids werkt naar analogie met de al uitgewerkte specialisaties met drie modules. De modules krijgen echter andere benamingen en accenten, namelijk HOE - methodiek, WAT - context museum en TOEPASSEN - stage. | |
De opleiding en de musea: Effecten op het werkveld en samenwerkingDe gidsenopleiding is niet gekoppeld aan het statuut en legt geen uniformisering op. Gidsen die deze opleiding met succes volgen, krijgen een erkenning van Toerisme Vlaanderen. Deze erkenning is niet decretaal, wat betekent dat ook niet-erkende gidsen kunnen blijven gidsen. Met andere woorden: de erkenning is enkel een kwaliteitslabel, een ‘goedkeuring’ door Toerisme Vlaanderen. Het met gunstig gevolg afwerken van de opleiding heeft geen gevolgen voor het fiscale en juridische statuut van de gidsen. Musea blijven dus zelf bepalen aan welke opleidingsvereisten hun gidsen moeten voldoen. De opleiding is met andere woorden enkel een uitbreiding van de opleidingskeuzemogelijkheden voor de musea. Het is wél de eerste beroepsopleiding voor museumgidsen. Het zal uiteraard afhangen van de kwaliteit van de opleiding of musea al dan niet afgestudeerden van deze opleiding gaan rekruteren.
Op dit moment kun je de specialisatie museumgids alleen volgen als je je inschrijft in het hele opleidingstraject. Een cursist kan niet zomaar instappen in het tweede jaar en enkel de specialisatie museumgids (of enkele modules daarvan) velgen. De huidige werking van het systeem maakt het instappen voor een gedeelte van het potentiële publiek voor deze specialisatie, onder andere de gidsen die al in een museum werken, niet aantrekkelijk. Als de specialisatie museumgids of zelfs enkele modules apart gevolgd kunnen worden in de vorm van bijscholing, biedt dat | |
[pagina 36]
| |
Workshop ‘Verbaal beschrijven voor blinden en slechtzienden’, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België 2008
meer mogelijkheden voor musea en gidsen. Zo kan een museum zijn eigen gidsen bijvoorbeeld één module als bijscholing laten volgen. Op deze mogelijkheid wordt door Toerisme Vlaanderen positief gereageerd, maar het gesprek over de concrete uitwerking moet nog met de opleidingscentra worden gevoerd. ‘Een bezoek aan een museum of tentoonstelling moet een uitnodiging zijn tot verwondering waarmee vanouds alle wijsheid begint.’ Ludo Abicht De kwaliteit van de specialisatie is sterk afhankelijk van de samenwerking en wisselwerking tussen de opleidingscentra en de musea. Inhoudelijke input, werkbezoeken en stages, gastdocenten aanleveren,... het zijn allemaal aspecten waarbij de musea onmisbare partners zijn. Een bemiddelaar of regiocoördinator - een rol die mogelijk kan worden opgenomen door de provinciale consulenten - die de brug tussen de opleidingcentra en de museumsector legt, speelt hierin een cruciale rol. | |
Het vervolgFARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed werkt verder op het voortraject dat door het Agentschap Kunsten en Erfgoed opgestart werd en waarover in het voorgaande artikel wordt gerapporteerd. In het kader van de taak van praktijkontwikkeling en praktijkondersteuning wordt het kwaliteitskader verder uitgewerkt, in nauw overleg met de museumsector. |