Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 1
(2008)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
toperfgoedpuzzel | Marc Jacobs
| |
De verlokkingen en gevaren van zevenmijlslaarzenIn de 21e eeuw wordt Sinterklaas in vele huiskamers, supermarkten, bakkerijen, speelgoedwinkels en shoppingcenters in Vlaanderen en Nederland gevierd. Daarbij klinkt vaak vaag het vermoeden door dat ‘we’ ‘dat’ al ‘eeuwenlang’ doen. Dat de haast mythische, gulle (en soms strenge doch rechtvaardige) figuur met lange, witte baard, mijter en staf op zijn paard uit de mist der tijden is opgedoemd en sindsdien jaarlijks blijft verschijnen. Hoewel sporen van (kinder- en jongeren)feesten rond de figuur van Sint-Nicolaas al in laatmiddeleeuwse bronnen gevonden zijn en hoewel verhalen over en afbeeldingen van een bisschop Nicolaas uit Myra nog ouder zijn, moet toch sterk benadrukt worden dat veel elementen van de huidige sinterklaasviering pas vanaf het midden van de 19e eeuw (samen) vorm hebben gekregen en zich pas in de loop van de 20e eeuw in brede lagen van de bevolking verspreid hebben.Ga naar eind4 Het is riskant om met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis te hoppen en voort te gaan op schijnbaar dubbelklikbare vormgelijkenissen. Er zijn verbanden tussen 15e- en 16e-eeuwse afbeeldingen van de legendarische belevenissen van (de vaak baardloze) Nicolaas en de Sinterklaas die vandaag in onze verbeelding, op (s)internet en als performance figureert, maar die vergen een complexe hordeloop terug in de tijd. | |
Cruciaal: de burgerlijk-pedagogische interventies in de 19e eeuw‘Alledaagse mythologische figuren’ is een door de Duitse etnoloog Gottfried Korff gegeven verzamelnaam aan fictieve personen en dieren, zoals de paashaas, de kerstman, de ooievaar of Sinterklaas (en veel latere, bijzondere varianten zoals Ronald McDonald). Deze figuren ontstonden aan het einde van de 18e eeuw en in de 19e eeuw of kregen toen nieuwe betekenissen en functies. Beeld-, vertel- en feestcultuur beïnvloedden elkaar daarbij wederzijds. In de steeds meer dominante burgerlijke gezinscultuur werden kinderen tijdens huiselijke geschenkrituelen burgerlijke kernwaarden (goed en kwaad, ijver en luiheid, orde en regelmaat,...) aangeleerd die gesymboliseerd waren in de eigenschappen van de figuren van ‘kleine Olympus’.Ga naar eind5 Als we kijken naar de twee belangrijkste voorbeelden die in november en december in de (winkel)straten en huiskamers in Vlaanderen en Nederland actief zijn, de kerstman/Santa Claus en Sinterklaas, dan blijkt dat effectief in de 19e eeuw | |
[pagina 25]
| |
[pagina 26]
| |
allerlei verhaallijnen samen zijn gekomen en er op een bepaald moment een bruikbaar format ontstaan is. De figuur van Sinterklaas met lange, witte baard en schimmel vergezeld van een zwarte helper, die over daken rijdt om geschenkjes te komen brengen, is in het midden van de 19e eeuw deels uitgevonden en deels op punt gesteld door een hoofdonderwijzer uit Amsterdam, Jan Schenkman. Hij publiceerde in 1848 en in 1850 een boek met platen en versjes: Sint Nikolaas en zijn knecht. Voortaan waren de figuur in bisschopsoutfit en witte baard, de stoomboot, de Spaanse connectie, de zwarte knecht verkleed als een 16e-eeuwse page, de zak voor stoute kinderen, enzovoort samen niet meer uit de collectieve verbeelding weg te denken.Ga naar eind6 Iets soortgelijks gebeurde met Santa Claus in New York in de 19e en 20e eeuw.Ga naar eind7
Die kern, dat mentale beeld van de Sint, is tot vandaag stabiel gebleven maar kon ook ingeschakeld worden in nieuwe verhalen. Er worden in films, stripverhalen, televisiereeksen, liedjes, toneeltjes, enzovoort allerlei bijkomende avonturen uitgewerkt met die figuren. Soms leidde dit tot nieuwe gebruiken of woorden die meegenomen lijken te worden of aan de magneet blijven kleven. Een straf voorbeeld is bijvoorbeeld de introductie in Vlaanderen van de naam ‘Slecht-weer-vandaag’ voor het paard van Sinterklaas, wat kan gerelateerd worden aan het succes van de televisiereeks Dag Sinterklaas (1993), waarvan de jaarlijkse uitzending zelf een traditie geworden is.
Van streek tot streek konden ook de rituelen anders evolueren. In Vlaanderen domineert het idee dat Sinterklaas een figuur is die tijdens de nacht in de huiskamer (eventueel via de schouw als die er nog is) geschenken en snoep brengt, op 6 december of in de (weekend)dagen ervoor. In Nederland wordt sterker de nadruk gelegd op sinterklaasavond (5 december), waarbij mensen (ook volwassenen) in het gezin of de vriendenkring aan elkaar geschenkjes geven in naam van de sint. In Nederland kwam een pakjesavond in gegoede kringen in de steden, vaak met lotjestrekking, al in de 19e eeuw voor en in de 20e eeuw verspreidde dit gebruik zich naar andere lagen van de bevolking.
In de 19e eeuw voegden volkskundigen creatief allerlei bijkomende verhaalelementen aan de sintfiguur toe, waarbij ze een brug probeerden te suggereren naar een oeroud, voorchristelijk verleden. In het geval van Sinterklaas werd met veel fantasie zowel de sinterklaasfiguur als al zijn attributen terug geprojecteerd naar een mythisch Germaans verleden. Dit leverde dan vergelijkingen met Wodan en zijn paard Sleipnir op. In de hedendaagse etnologie wordt dit echter zeer sterk genuanceerd of als niet bewijsbaar afgewezen of net als een toegevoegde traditie bestudeerd. | |
Kinderbisschoppen, onzichtbare fantasiefiguren en andere bronnenVoor een mogelijke invloed van Oudgermaanse elementen in het feest van de sint zijn er dus geen overtuigende bronnen. Bij het zoeken naar oudere (inspiratie)bronnen is er veel overtuigender en op basis van bronnenmateriaal gewezen op de verering van de heilige Nicolaas in laatmiddeleeuwse kloosterscholen en de ontwikkeling van diverse rituelen daar. Hierbij gaat het vooral om omkeringsrituelen (zottenfeesten, ezelsmissen,...), waarbij in december voor een dag de rollen werden omgekeerd. Een koorknaap of leerling werd voor één dag, vaak Onnozele Kinderdag (28 december), tot bisschop of abt gekozen en mocht samen met andere medeleerlingen de boel op stelten zetten, zich laten bedienen en nepmisvieringen organiseren. Dit is in de Nederlanden in tal van 14e-, 15e-, en vroeg-16e-eeuwse bronnen gedocumenteerd. Hier zijn sterke ‘familie’gelijkenissen met het fenomeen van ‘koning voor een dag’/‘de koning drinkt’, wat vaak met Driekoningen geassocieerd is. Door heel even ritueel de rollen om te keren, wer- | |
[pagina 27]
| |
Bruidsschatten: Nicolaas, drie van prostitutie geredde meisjes en hun bedlegerige vader, olieverfschilderij op paneel, de bovenste helft van het linkerluik van het retabel van de Heilige Nicolaas, toegeschreven aan de Meester van de Legende van Lucia (omstreeks 1500, vermoedelijk te Brugge), Groeningemuseum te Brugge, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap.
Het verhaal gaat dat Nicolaas als jongeman drie keer (telkens tijdens de nacht) geld, edelstenen of goud, al dan niet in een beurs, door het raam van een huis in Patara ging gooien. De drie schenkingen moesten als bruidsschat dienen voor drie huwbare meisjes. Zo konden de drie dochters van de prostitutie gered worden. Hun bedlegerige vader, die te bed eten krijgt van een van de dochters, had immers niet genoeg geld om hen uit te huwelijken. Dit verhaal is een opstapeling van schenkingen; Nicolaas die geld schenkt bij nachte, geld dat functioneerde als bruidsschat of ‘geschenk’ op de huwelijksmarkt, en voor Nicolaas zelf extra return via legendevorming en heiligverklaring. Zowel huwbare meisjes, prostituees en zieken konden hier aanknopingspanten vinden om de heilige Nicolaas als bemiddelaar aan te roepen. Hineindubbelklikkend zou men vaag een verband tussen het nachtelijke brengen van geschenken door Sinterklaas vandaag en deze interventies van de jonge Nicolaas kunnen vermoeden. © Stad Brugge/Persdossier 03.12.2008. Fotograaf Hugo Maertens den overigens de gebruikelijke orde, de ‘normale’ hiërarchie en de geschreven en ongeschreven spelregels, die de rest van het jaar toegepast werden, net ingeprent. Daarnaast is een bijzondere variant gedocumenteerd vanaf de 13e eeuw in Noord-Frankrijk waarbij men de patroonheilige voor kinderen op zijn naamdag letterlijk opvoerde in een toneelspel (mirakelspel) voor de leerlingen van kloosterscholen. De ‘heilige’ kon dan ook uit zijn rol stappen en de ijverige leerlingen met geschenken en aanmoedigende woorden belonen en luie leerlingen vermanen het beter te doen.Ga naar eind8 In de meeste gevallen prefereerden de leerlingen toch de ruigere variant, waarbij ze het zelf voor het zeggen hadden en even commentaar mochten geven op hun leraars en oversten. Bovendien konden ze ook in de buurt hun tijdelijk gezag laten gelden. Zo zag men dat de scholieren of kinderen als verklede bisschoppen, met Nicolaas als patroon, de straat opgingen en bedelden om geld of drank. De jongeren zorgden zo zelf wel voor lekkers en (afgedwongen) geschenkjes. Dit verliep volgens het (nu vooral vanuit halloweenverhalen bekende) ‘trick or treat’-principe, waarbij wie niets gaf problemen kon krijgen. Vanaf de middeleeuwen en zeker tijdens de reformatie en contrareformatie werd, vaak tevergeefs, getracht via allerlei verbodsbepalingen om dergelijke gebruiken onder controle te krijgen. In meer gegoede huishoudens in steden in de Nederlanden probeerden huisvaders en -moeders dit te kanaliseren, door kinderen uit te nodigen niet hun schoenen aan te trekken en zelf op pad te gaan die avond om lekkers te verzamelen, maar door een schoen te zetten en te wachten op een geheimzinnige hand (Sint-Nicolaas) die 's nachts lekkers kwam brengen. Verder werden in gilden en broederschappen, die de heilige Nicolaas als patroonheilige hadden gekozen, naast missen en processies ook feestmaaltijden georganiseerd. Ook dit probeerden de kerkelijke en in hun kielzog wereldlijke overheden telkens opnieuw te reguleren, eveneens met weinig succes. Wel werd in gezinnen de Sint-Nicolaasfiguur regelmatig als een stoutekinderenstraffende boeman opgevoerd in verhalen voor kleine kinderen, als afschrikwekkende stok (staf) achter de deur om hen tot gehoorzaamheid en goed gedrag aan te zetten. Het motief van ‘zelfbediening’ of agressieve bedelrituelen van jongeren onder de dekmantel van Sint-Nicolaas of Driekoningen bleef echter tot in de 19e eeuw sterk aanwezig en kleurde sterk dit feestseizoen, zeker op het platteland maar ook in de steden, zowel in de Oude als de Nieuwe Wereld.Ga naar eind9 De uitvinding en verspreiding van Santa Claus maar ook van andere, aangepaste geschenkenbrengers (inclusief de sinterklaasfiguur die in de 19e eeuw door Schenkman op punt gesteld was) mag als een bewust tegenoffensief beschouwd worden tegen die praktijken en een al te levendige jeugdcultuur. In plaats van verkleed als Sint-Nicolaas of een andere heilige in groep op straat van deur tot deur eten en drinken te gaan opeisen, | |
[pagina 28]
| |
De Heilige Nicolaas, olieverfschilderij op paneel, toegeschreven aan de Meester van de Legende van Lucia (omstreeks 1500, vermoedelijk te Brugge), Groeningemuseum te Brugge.
Zowel de Brugse oorsprong als de Spaanse bestemming zijn hypothesen maar de schilder wordt beschouwd als een van de zogenoemde Vlaamse Primitieven (mogelijk de Brugse meester François van de Pitte). Achter de figuur van de heilige bisschop met mijter en staf op een troon ziet men de evocatie van een stad waarin de vormen van diverse gebouwen in Brugge te zien zijn, zowel de Onze-Lieve-Vrouwekerk, de Sint-Salvatorkerk, het Oosterlingenhuis, het Belfort, de Poortersloge en rechts van de troon, de Jeruzalemkerk. © Stad Brugge/Persdossier 03.12.2008. Fotograaf Hugo Maertens werden jongeren verwacht zich aan de haard braaf te onderwerpen aan het oordeel van de onzichtbare (volwassen) sint. ‘Makkers staakt uw wild geraas’, kan op meer dan een manier uitgelegd worden... De huiselijke viering van geschenk ‘heiligen’ (Kerstman, Sinterklaas,...) werd in de periode 1750-1850 en daarna vanuit de hogere stedelijke burgerij sterk gepropageerd om het sinterklaasfeest te ‘beschaven’, er de ‘wanordelijke’ angel uit te halen en het om te vormen tot pedagogisch instrument. Het feest werd gebruikt om kinderen aan te sporen tot hard werken op school en tot gehoorzaamheid aan de ouders of leerkrachten in ruil voor een beloning. Luiheid werd gestraft. Hierbij kwamen de oude verhalen en legenden, die verwezen naar kannibalisme, bruidsschatten, belaagde huwbare maagden, foute handelaars en herbergiers, rondreizende studenten en prostitutie minder van pas. De versie van het sinterklaasverhaal die in het prentenboek van onderwijzer Jan Schenkman werd gepresenteerd, was veel bruikbaarder om mee aan de slag te gaan. Hierbij hoorden nieuwe verhaalmotieven zoals de aankomst van Sinterklaas uit Spanje (waarmee de band met de oude verhalen over hoeren, maagden en gepekelde kinderen uit het Oosten/uit (het huidige) Turkije werd doorgeknipt), de intocht in de stad, bezoek aan de school, pakjesavonden, een zwarte knecht:... alles mooi verbonden met kleurrijke plaatjes en teksten.
Zo verscheen vanaf de late jaren 1840 de figuur van een zwarte knecht (die in de agressieve bedelrituelen in Duitsland als duivels figuur en als ideale vermomming in bedelrituelen wel voorgangers had, maar dan meestal niet in een knechtenrol) in kinderboeken in het Nederlands: een blijver tot op de dag van vandaag (al wordt daarover momenteel, vooral in Nederland, de discussie volop gevoerd).Ga naar eind10 Het sinterklaasfeest dat zo uitgekristalliseerd raakte, maakte snel furore in de hogere kringen en verspreidde zich tussen 1850 en vandaag in steeds bredere lagen van de bevolking.Ga naar eind11 Terwijl de geschenkenbrenger in Nederland en Vlaanderen lang onzichtbaar gebleven is, verspreidden de afbeeldingen van Sinterklaas à la Schenkman zich steeds meer. Er doken, zeker in de grootwarenhuizen en geleidelijk ook in scholen en elders, (hulp)sinterklazen en dito pieten op die zich naar het beeld, dat in het midden van de 19e eeuw op punt gesteld was, gingen (ver)kleden. Ook de aankomst per schip of de intocht te paard werd effectief opgevoerd of uitgebeeld, in Amsterdam, Antwerpen en vele andere steden en dorpen. De toe-eigening van (elementen van) het sinterklaasfeest in de feestcultuur van leden van families die de voorbije veertig jaar uit Marokko en... Turkije in Nederland en Vlaanderen zijn komen werken en wonen, voegt weer een nieuwe episode aan dit verhaal van volkscultuur toe. Die voortdurende beweging past ook bij een dynamische opvatting van concepten zoals | |
[pagina 29]
| |
Korenwonder: Bisschop Nicolaas en de aangevulde scheepsladingen graan in de stad Myra, olieverfschilderij op paneel, de onderste helft van het linkerluik van het retabel van de Heilige Nicolaas, toegeschreven aan de Meester van de Legende van Lucia (omstreeks 1500, vermoedelijk te Brugge), Groeningemuseum te Brugge, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. Dit tafereel beeldt de kern van de legende uit dat Nicolaas, die inmiddels tot bisschop is gewijd, een à drie schepen aanhoudt om koren af te staan voor het hongerlijdende Myra, waarbij hij het graan zou laten verdelen en zelfs gebruiken om te zaaien. De handelaars zijn bang voor de gevolgen als ze moeten verder varen en bij aankomst zal blijken dat de vracht (die voor de keizer of voor ‘Alexandrië’ bestemd is) niet overeenkomt met de hoeveelheid die is ingescheept. Toch bleef het volume van de lading hetzelfde.
Deze scène evoceert zowel principes van ‘morele economie’ (E.P. Thompson) verbonden aan graanhandel en broodrellen, van de basisprincipes van graanoverslag (en meting) in een havenstad, van basisvertrouwen tussen transporteurs en handelaars en tussen kooplui onderling. In een schilderij van Jan Provoost (1465-1529) van de Begiftiger met Sint-Niklaas (Brugge, Groeningemuseum) is deze legende in Brugge zelf gesitueerd, inclusief een afbeelding van een tredmolenkraan. Al deze elementen maakten dat de heilige Nicolaas als patroonheilige of bemiddelaar kon fungeren voor zowel zeelui, transportarbeiders en dokwerkers, kooplieden en andere handelaars. Heel erg ‘Hineindubbelklikkend’ zou men zich een verband kunnen inbeelden tussen het geven van voedsel en geschenken (dat nu door ouders of derden betaald wordt, maar waarbij gedaan wordt alsof het van de sint komt) en deze interventies van bisschop Nicolaas. © Stad Brugge/Persdossier 03.12.2008. Fotograaf Hugo Maertens traditie of cultureel erfgoed, in het bijzonder immaterieel cultureel erfgoed. Het loslaten van de UNESCO-conventie voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed (17.10.2003) op dit immer evoluerende ritueel en verhalencluster kan weer een nieuwe (internationale) episode van onderhandeling, beinvloeding, beeldvorming, beleving, continuïteit en veranderingen inluiden. | |
Centripetaal en centrifugaal: Sint-Nicolaas als legendarische smeltkroesOver het echte leven van Nicolaas (circa 270?-circa 342?), een figuur die in het begin van de vierde eeuw bisschop van Myra in Klein-Azië (nu Zuidwest-Turkije) zou zijn geweest, zijn er weinig of geen eigentijdse bronnen beschikbaar. Het is wel duidelijk dat deze figuur als een soort van magneet allerlei verhalen aantrok: een hele reeks legenden ontwikkelde zich in zijn kielzog. Bovendien waren er ook andere geestelijken die de naam Nicolaas droegen, de volgende eeuwen actief, zoals de abt van een klooster in Sion in de 6e eeuw, paus Nicolaas I of Nicolaas van Tolentino. Hun belevenissen en eigenschappen raakten vermengd tot een verhalenschat over een soort super-Nicolaas. De veronderstelde sterfdatum (niet geboortedatum!) van de Nicolaas uit Myra werd vastgelegd op 6 december. Vanaf de 6e eeuw werd deze Nicolaas als heilige vereerd in het Byzantijnse Rijk (waarbij een verhaal over het | |
[pagina 30]
| |
De bijlmoord op drie studenten en het pekelvat: olieverfschilderij op paneel, de bovenste helft van het rechtse luik van het retabel van de Heilige Nicolaas, toegeschreven aan de Meester van de Legende van Lucia (omstreeks 1500, vermoedelijk te Brugge), Groeningemuseum te Brugge, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap.
Het verhaal kent diverse varianten. Drie clerici of studenten (met tonsuur) overnachten in een herberg. Bijgelicht door een lantaarn in de handen van zijn medeplichtige vrouw of helpster, vermoordt de uitbater de drie jongeren met een bijl, zowel door slagen op de keel als op het voorhoofd. Een ton staat klaar om het vlees te pekelen om het later te kunnen opdienen. Drie boekentassen blijven achter. De afbeelding toont de moord bij nacht ‘en flagrant délit’. Waarom dit wrede beeld van een misdaad? De oplossing wordt getoond in een vierde, nog niet in het Groeningemuseum te bekijken paneeltje, waarin het wonder van het terug assembleren en tot leven wekken van de drie jongelui door de heilige Nicolaas afgebeeld wordt. Motieven uit deze legende worden soms in verband gebracht met het verhaal over het in extremis redden van drie ten onrechte ter dood veroordeelden. Dit maakt een associatie met een beul en het instrument van een bijl mogelijk. Interessant is de suggestie van Max Friedländer dat een vroegere eigenaar ervoor gekozen heeft om de beulenbijl en de bloedsporen te laten wegretoucheren. De originele harde details werden ondertussen hersteld. Deze retouche illustreert perfect het probleem voor het gebruik van deze harde fragmenten in verhalen over de sint als kindervriend in de 19e en 20e eeuw. Verschillende varianten van het verhaal en van de afbeeldingen verjongen de drie slachtoffers ook drastisch. Dit maakte naast een aangrijpen van de heilige als bemiddelaar voor studenten, reizigers, (goede) herbergiers, ook een (hyper)link naar de bescherming van kinderen mogelijk. © Stad Brugge/Persdossier 03.12.2008. Fotograaf Hugo Maertens | |
[pagina 31]
| |
Een alternatieve versie van hetzelfde schilderij, van voor de jaren 1970, gereproduceerd in Renaat Van Der Linden, Ikonografie van Sint-Niklaas in Vlaanderen. Gent, 1972, kolom 211-212
redden van drie van hoogverraad beschuldigde generaals onder keizer Constantijn een belangrijke rol speelde) en later ook in de Grieks-Orthodoxe kerk (met bijzondere verspreiding in Rusland). Vooral nadat zijn veronderstelde relieken in de 11e eeuw (1087) werden meegenomen of ‘ontvreemd’ en in Bari (Italië) waren ondergebracht, verspreidde de verering van de heilige Nicolaas zich over heel West-Europa. Hierbij bleef de verhalenmagneet volop werken. De talloze wonderverhalen die uitgevonden of uitgewerkt werden, maakten Nicolaas tot beschermheilige van allerlei corporaties en andere groepen in de samenleving (zeelieden, handelaars, ongehuwde vrouwen, kinderen,...).
De legende dat hij drie scholieren of studenten weer tot leven wekte nadat ze door een slager waren geslacht en in een pekelvat waren gestopt voor menselijke consumptie, maakte hem tot de beschermheilige van kinderen en studenten. Het verhaal dat Nicolaas drie huwbare meisjes redde van het noodplan van hun vader (die hun bruidsschat niet kon betalen) om hen via prostitutie te lanceren in het leven, maakte hem tot bemiddelaar voor ongehuwde meisjes én hoeren. Allerlei verhalen over het redden van schepen op zee maakten Sint-Nicolaas tot ideale patroonheilige voor schippers. Legenden over bijna fout gelopen of aangeslagen en aangevulde graantransporten over zee, over betrouwbaarheid van afspraken tussen handelaars en transporteurs, of over mogelijke fraude met voedingsproducten maakten hem tot een geliefde heilige voor handelaars en bakkers. Dit bracht met zich mee dat hij als patroonheilige en dus bemiddelaar werd vereerd - en afgebeeld - in vele kapellen en blazoenen van ambachten, gilden en andere groepen. Deze mondeling overgeleverde legendenschat werd in de loop van de middeleeuwen ook schriftelijk vastgelegd in heiligenlevens (vitae) en in verhalenbundels. Een bekend voorbeeld waar verschillende legenden en verhalen over heiligen werden samengebracht, is de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (1228-1298) uit de 13e eeuw. Via schilderijen of op bedevaartsinsignes konden scènes uit die verhalen de volgende eeuwen verspreid worden. Na de introductie van de boekdrukkunst op het einde van de 15e eeuw kenden de heiligenlevens en compilaties, zoals de Legenda Aurea, een nog veel bredere verspreiding. Vanaf het midden van de 19e eeuw speelde het effect van de drukpersen in het geval van Sinterklaas voluit. Het fraai geïllustreerde boekje van Schenkman en de door onderwijzers en artsen uitgevonden sinterklaasliedjes konden zo in steeds ruimere kring furore maken. | |
Van ‘sterke verhalen’, ‘volksdevotie’ en ‘trick or treat’ tot ‘domesticatie’ en ‘commercie’Samengevat: het verhaal van Sinterklaas en van zijn alter ego Sint-Nicolaas is een schoolvoorbeeld van hoe het principe van een verhalen- en beeldenmagneet werkt en hoe die vervolgens een eigen leven kan gaan leiden. De sint die vandaag in de media, supermarkten, scholen en huiskamers bekend is, is vooral een uit de hand gelopen variatie op het model dat in de 19e eeuw uitgekristalliseerd is. Oudere verhaallijnen leiden ons zowel naar de omgekeerde wereld van de kinderbisschoppen en naar trick or treat-rituelen (en bloeiende jeugdcultuur) uit het verleden als naar vormen van heiligenverering en | |
[pagina 32]
| |
volksdevotie en naar de verhalenmotieven in legenden, zoals die onder meer in de middeleeuwen verzameld werden. De ‘domesticatie’ van het sinterklaasritueel in burgerlijke gezinnen en scholen in de 19e eeuw was een belangrijke episode. Daarbij werden de oude, al te spannende legenden over bisschop Nicolaas uit Myra minder geschikt geacht. Hoe leg je aan ‘onschuldige kinderen’ van vier tot acht jaar oud uit wat prostitutie, maagdelijkheid, rondtrekkende priesters die met drie in bed liggen, kannibalisme, legitieme ontvreemding of diefstal van graan met de goede sint te maken hebben, in een poging om een verhaal over hun leefwereld te vertellen? Om diverse motieven bleken zowel een vage Germaanse oorsprong als nieuwe verhalen over een voorzichtig sanctionerende sint die met een stoomboot, paard en zwarte knecht uit Spanje naar scholen en ordelijke huisgezinnen kwam, veel nuttiger. Het verhaal blijft (gelukkig) evolueren, nu we op de vooravond van een ‘immaterieel cultureel erfgoed’-episode staan. |
|