Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 1
(2008)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
audiovisueel erfgoed | Brecht Declercq, Hélène Verreyke en Jeroen WalterusGa naar eind1
| |
Waarom audiovisueel erfgoed?De audiovisuele media (audio, video, film en foto) zijn nog relatief jong. De associatie van audiovisuele data met cultureel erfgoed is langzaam gegroeid en pas sinds enkele decennia is de erfgoedwaarde van foto's, film en geluidsopnames ten volle erkend. Het zijn immers illustraties van het menselijk handelen en van de tijdsgeest waarin ze geproduceerd zijn. De erfgoedwaarde van de audiovisuele archieven van de omroepen is recht evenredig met het - de hele 20e eeuw enkel gegroeide - belang van die omroepen. De openbare omroep bijvoorbeeld was decennialang de enige audiovisuele nieuwsbron in Vlaanderen. Uitzendingen en tv-programma's worden opgenomen in een collectief geheugen en vormen als het ware een cultureel referentiekader. Maar ook buiten de omroepen bestaat er belangrijk audiovisueel erfgoed. Bijna elke publieke of private archiefinstelling bewaart wel één of enkele fondsen met audiovisueel archiefmateriaal, met opnames van officiële of intermediaire organen of van privépersonen. Ook in de huiskamers worden fotoalbums, familiefilmpjes en compilatiecassettes met zorg bewaard. De familiegeschiedenis wordt immers niet alleen overgeleverd via teksten en verhalen, maar wordt helemaal tot leven geroepen via beeld en geluid. De herkenbaarheid ervan verruimt de betekenis voor een groter publiek. Zo weerspiegelt dit particulier audiovisueel erfgoed op een unieke manier het dagelijkse leven in Vlaanderen sinds het einde van de 19e eeuw. ‘Zelf vergeet ik wel eens iets, maar de memorie komt haarscherp terug als ik word geconfronteerd [...] met bandopnames van speeches en interviews. Dan herbeleef ik als het ware die gebeurtenissen, [...] en komen mij allerlei details voor de geest die mij volledig terugplaatsen in het toenmalige tijdskader.’Ga naar eind4 Wilfried Martens Maar het audiovisueel erfgoed is kwetsbaar. Nitraatfilm, dé filmproductiestandaard tot aan de Tweede Wereldoorlog, kan spontaan ontbranden en acetaatfilms, de minder brandbare opvolgers, bleken in de jaren 1980 massaal aangetast door het zogenaamde azijnsyndroom. Met de drager wordt de inhoud aangetast. Er werd dan ook massaal geïnvesteerd in kopieeroperaties naar nieuwe dragers. Bij audiovisueel erfgoed houdt de kwetsbaarheid overigens niet op bij de drager. Er moeten ook toestellen voorhanden zijn om de inhoud af te spelen. De productie van de DAT-spelers bijvoorbeeld is geen twintig jaar na hun commerciële introductie al stilgelegd. Het onderhoud en de herstellingen vereisen een vakkennis die met de dag zeldzamer wordt. De afspeeltechniek van film is in honderd jaar nauwelijks veranderd, maar voor videobanden werden de afgelopen halve eeuw doorlopend nieuwe standaarden gelanceerd, die maar zeer zelden compatibel waren met de voorgaande. | |
Het potentieel van digitale ontsluitingDe manier waarop we in dit digitale tijdperk audiovisueel materiaal aanmaken en verspreiden is drastisch aan het veranderen. Technisch mogen de uitdagingen dan omvangrijk zijn, de ontsluitingsmogelijkheden zijn dankzij de digitalisatie wel veel groter. Het openaccessprincipeGa naar eind5 wint bovendien veld, ook voor wetenschappelijke onderzoeksdata (e-research), publicaties en allerhande creatieve producties. In deze tijden van open access en web 2.0 zoekt het publiek ook zelf de weg naar de audiovisueel-erfgoedcollecties en verwacht terecht dat deze vlot toegankelijk zijn. | |
[pagina 17]
| |
→ De binnenstraat van het Sint-Felixpakhuis in Antwerpen in 1930. Sinds 2006 is hier het Antwerpse stadsarchief gehuisvest. De foto zelf is afkomstig uit de digitale AVA-beeldbank van het Stadsarchief. © Stadsarchief Antwerpen
→ Televisieopnamen in het Amerikaans paviljoen op Expo 58. De Amerikanen demonstreerden er hun modernste technieken op het vlak van kleurenopnamen. Deze behoren dus tot de eerste opnamen voor kleurentelevisie die in België zijn gemaakt. Bron: Expo 58: Back to the future. © Lieven Delporte
→ Cinema Nova in Antwerpen aan de Sint-Bernardsesteenweg in 1940. Er wordt reclame gemaakt voor de films ‘Wij beiden’ met Irene Dunne en Charles Boyer en ‘Gij behoort mij’ met Barbara Stanwyck en Henry Fonda.
© Stadsarchief Antwerpen | |
[pagina 18]
| |
Deze nieuwe evolutie houdt echter grote uitdagingen in voor de toekomst, op organisatorisch vlak (wie beheert de repository, wat is de inhoud?), rond auteursrechtGa naar eind6 en in verband met de technische vereisten (standaarden, interoperabiliteit).Ga naar eind7 Op Europese schaal zijn verschillende onderzoeksprojecten opgestart om deze uitdagingen aan te gaan en structurele oplossingen aan te reiken. Zo bouwt DRIVER (the Digital Repository Infrastructure Vision for European Research)Ga naar eind8 aan een archiefinfrastructuur en webinterface voor alle wetenschappelijk dataverkeer in Europa volgens het openaccessprincipe. De Europese Commissie is ook een actief pleitbezorger van het zo veel mogelijk online plaatsen van auteursvrije erfgoedcollecties door de lidstaten. Europeana (the European digital library, museum and archive) lanceerde in november 2008 een prototypewebsite met ongeveer twee miljoen digitale objecten gaande van film, geluid, foto's, schilderijen, boeken en kranten, tot documenten en ander archiefmateriaal.Ga naar eind9 ‘Het zou nuttig zijn om vanuit een Vlaams multimedia-archief content te ontsluiten, omwille van de tijdswinst en verhoogde efficiëntie. Dit geldt zowel voor de individuele eindgebruiker als voor de instelling zelf.’ Huis van Alijn. In Vlaanderen zijn er hier en daar al ontsluitingsinitiatieven van digitaal erfgoed, maar het potentieel is zeker nog niet ten volle benut. Voor onderwijs, wetenschap en toerisme kan een vlotte toegankelijkheid van het Vlaams audiovisueel erfgoed een grote meerwaarde betekenen. Leerkrachten en historici doen nu al een beroep op audiovisueel erfgoed, zij het vaak louter illustratief. De mogelijkheden gaan echter veel verder dan dat. Bij het aanleren van een mediakritische houding bijvoorbeeld, in een leefwereld die barstensvol zit met audiovisuele impulsen, is gedigitaliseerd lesmateriaal onontbeerlijk. In het historisch onderzoek lenen de meest uiteenlopende onderwerpen zich tot het gebruik van audiovisueel archiefmateriaal als secundaire of zelfs primaire bron. Ook andere wetenschappers willen op het gebruiksvriendelijk aangeboden audiovisueel bronnenmateriaal een beroep doen voor hun onderzoek. | |
BOM-VLRecent zijn in Vlaanderen al een aantal studies uitgevoerd om het aanbod aan audiovisueel materiaal in kaart te brengen.Ga naar eind10 BOM-Vl spitst zich echter specifiek toe op de vraagstukken rond bewaring en ontsluiting. In het kader van het onderzoek naar aanbodmodaliteiten werd door BOM-Vl een kwalitatieve bevraging van de media, kunsten, erfgoedbibliotheken en erfgoedsector georganiseerd.Ga naar eind11 Daaruit blijkt dat de meeste culturele instellingen positief staan tegenover een centraal digitaal
Radiopionier Georges De Caluwé in zijn studio in de Antwerpse Bexstraat in 1930. De Caluwé begon in 1926 met de stadsradio 't Kerkske, die al snel erg populair werd. Na de Tweede Wereldoorlog verbood de regering hem 't Kerkske opnieuw op te starten, maar hij bleef clandestiene pogingen ondernemen tot ver in het tijdperk van de piratenzenders. Een deel van zijn nagelaten geluidsarchief berust bij de VRT.
© Stadsarchief Antwerpen depot. De cultuur- en erfgoedsector is bereid zijn digitale content te verspreiden en uit te wisselen via een centraal depot, waarbij het beheer van de collecties in eigen handen blijft. De actoren uit het veld zien voordelen op verschillende vlakken. Ten eerste zou men een overzicht krijgen van de aanwezige digitale content in Vlaanderen. Ten tweede zou de technische knowhow voor het digitaliseren en het bewaren van digitale content kunnen worden uitbesteed aan het centrale depot. Ten slotte werd vaak aangehaald dat een overkoepelend digi- | |
[pagina 19]
| |
taliseringsbeleid een zeer gunstig effect zou hebben op de werking van de instellingen. Er is nood aan eenvormige richtlijnen wat betreft digitalisering. Binnen de cultuur- en erfgoedsector bestaat wel de bezorgdheid dat er nog een grote inspanning nodig zal zijn voor het zinvol ontsluiten van het audiovisueel erfgoed voor een groot publiek. Momenteel worden de archieven in de eerste plaats intern geconsulteerd door de medewerkers van de instelling, en pas in de tweede plaats door de externe onderzoeker of eindgebruiker. De metadata gekoppeld aan het audiovisueel erfgoed is vaak gericht op de interne gebruiker en te gespecialiseerd of te technisch. Een hedendaagse manier van aanbieden, met meer contextuele informatie, afgestemd op de specifieke noden van verschillende gebruikersgroepen, kan helpen bij het overbruggen van de kloof. Het ligt voor de hand dat ondanks de openaccessgolf het audiovisueel erfgoed zijn economische waarde behoudt.Ga naar eind12 Voor professionele mediamakers is het nut van een goede toegankelijkheid - zij het op een commerciële basis - evident. Zij hebben nood aan een eenvoudige uitwisseling van archiefmateriaal voor hun artistieke of commerciële creaties. Tijdens de BOM-Vl-bevraging werd ook gepolst naar het financiële model. De meeste cultureel-erfgoedinstellingen zijn bereid data met lage resolutie gratis te verspreiden en de kosten voor de hoge resolutiedata door te rekenen aan de gebruiker, een model waar ook de mediasector zich in kan vinden. ‘Centralisering leidt tot een grotere vorm van standaardisering. Dit is goed, zeker naar normering toe.’ | |
Wat brengt de toekomst?Het multidisciplinaire onderzoek binnen BOM-Vl moet sectoroverschrijdende oplossingen kunnen aanreiken om audiovisueel erfgoed op lange termijn oordeelkundig te bewaren, doorzoekbaar te maken en te ontsluiten. De onderzoeksresultaten worden ook verwerkt in een prototype. De digitale en analoge content hiervoor wordt namens de cultureel-erfgoedsector aangeleverd door het Huis van Alijn, AMSAB-Instituut voor Sociale Geschiedenis en het Felixarchief. Het prototype moet concreet het bewaren, doorzoekbaar maken en ontsluiten van audiovisueel erfgoed illustreren en de mogelijke voordelen aantonen. Dit zou moeten leiden tot de implementatie van een daadwerkelijk digitaal ontsluitings- en bewaarbeleid, inclusief de noodzakelijke grootscheepse digitaliseringsoperaties. Alleen een overkoepelend beleid kan de bewaring en ontsluiting van digitaal audiovisueel erfgoed in Vlaanderen op gang trekken. Er dienen zich echter grote uitdagingen aan voor de toekomst. Eén van deze uitdagingen is een adequate ontsluiting. ‘The only way to control your content is to be the best provider of it.’Ga naar eind13 Met andere woorden, als we willen dat het audiovisueel erfgoed de verschillende gebruikersgroepen bereikt op de meest kwalitatieve manier (met betrouwbare informatie), dan moet de provider voldoende inspelen op de verwachtingen van het publiek. Voor cultuur, onderwijs, toerisme, wetenschap en de geïnteresseerde particulier moeten er dus modellen worden uitgewerkt om het audiovisueel erfgoed gecontextualiseerd aan te bieden. Langs de andere kant moet een toekomstig bewarings- en ontsluitingsmodel ook rekening houden met de noden van de cultuur- en erfgoedsector. Misschien nog meer↓ Antwerpen, 1936. Radioreporters van het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep (NIR) kijken uit over de toegestroomde nieuwsgierigen.
© VRT | |
[pagina 20]
| |
dan de omroepen staat deze sector erop de eigen collectie - content en metadata - volledig autonoom te kunnen beheren. Een tweede grote uitdaging is die van het bewaren van het audiovisueel erfgoed, inclusief een moedige en onderbouwde selectiepolitiek. De laatste decennia wordt digitalisering vaak als oplossing naar voren geschoven voor de conservatieproblematiek. Bovendien schakelt al wie vandaag audiovisuele cultuurdragers creëert, van omroepen tot amateurs, over op een digitaal productieproces, wat de aangroei van digitaal erfgoed exponentieel doet toenemen. Maar gedigitaliseerd of digitaal geboren de beheerder moet rekening houden met de digitale duurzaamheid. De snelheid waarmee IT-infrastructuur veroudert, is immers berucht. Willen we voorkomen dat we terechtkomen in een digital dark age,Ga naar eind14 waarin digitale bestanden even moeilijk af te lezen zijn als hun analoge voorgangers, dan moeten we ons aansluiten bij de internationaal afgesproken normen van de digitale duurzaamheid inzake compressie, opslag, bewaring en ontsluiting. Met andere woorden, digitalisering verlost de erfgoedbeheerder niet van de klassieke vraagstukken inzake behoud en beheer. Enerzijds omdat het aanbeveling verdient om ook de originele, analoge drager te blijven bewaren, anderzijds omdat de digitale versies ondanks hun minder materiële karakter niet virtueel zijn. Ze hebben een fysieke plaats en de inrichting en het onderhoud daarvan moet de nodige aandacht krijgen, of de digitalisering zou erg ontnuchterend kunnen blijken. Alleen met een degelijke langetermijnvisie kunnen we ervoor zorgen dat het audiovisueel erfgoed in Vlaanderen voor de toekomst wordt gevrijwaard en dat de mogelijkheden van de ontsluiting, die bijdraagt aan een internationale uitstraling, ten volle worden benut. |
|