Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 1
(2008)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
publieksgeschiedenis | Bart De Nil
| |
PublieksgeschiedenisPublieksgeschiedenis is de ‘vertaling’ van de historische kennis naar onderwijs, musea en historische tentoonstelling, herdenkingen, publieksboeken, de audiovisuele media, enzovoort. Als zodanig is men in Vlaanderen al decennia bezig met geschiedenis te vertalen, maar het is pas de laatste jaren, met de ontwikkeling | |
[pagina 48]
| |
van de erfgoedsector, dat de omgang met het verleden, zowel in de publieke als in de persoonlijke sfeer, op de onderzoeksagenda van historici komt te staan. Met de oprichting van het Instituut voor PublieksgeschiedenisGa naar eind1 in 2007 heeft de opleiding Geschiedenis van de Gentse Universiteit het concept publieksgeschiedenis in Vlaanderen gelanceerd.
De aandacht vanuit academische kringen voor de vertaling van geschiedenis naar het brede publiek is echter verre van nieuw. In 1966 schreef de Britse historicus E.P. Thompson (1924-1993) in Times Literary Supplement een baanbrekend essay getiteld ‘History from below’.Ga naar eind2 Het essay schetste de nieuwe wegen die de (sociale) geschiedenis sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog was uitgegaan. De focus was verschoven van de elite naar sociale groepen die voorheen verborgen waren voor de geschiedenis, zoals industriearbeiders, boeren, etnische minderheden en armen. Deze radicale benadering van de ‘nieuwe’ sociale geschiedenis legde in de jaren 1950 de basis voor een history-from-belowbeweging.Ga naar eind3 Het blootleggen van de geschiedenis van de ‘gewone man’, arbeiders, minderheden en vrouwen was niet zomaar een academische bedrijvigheid, maar diende om deze groepen te helpen in hun zelfemancipatie (empowerment in het Engels). Zo pleitte de historicus Raphael Samuel (1934-1996) ervoor dat men amateur-historici of genealogen dezelfde status als academici in universiteiten zou geven. Samuel was gangmaker van de History Workshopbeweging die de people's history, waarbij historische gebeurtenissen worden verteld vanuit het perspectief van het ‘gewone volk’, propageerde. In Groot-Brittannië ging deze democratisering van de geschiedenis samen met de verspreiding van het county archives network. Onder het motto ‘history from below is of the people, and from the people’ werden overal publieke archieven opgericht, die voor iedereen gratis toegankelijk waren. Het - vaak politiek geïnspireerde - engagement van deze generatie is nu passé, maar het erkennen van het maatschappelijke belang van erfgoed door de erfgoedsector en het beleid behoort tot de erfenis van historici zoals E.P. Thompson, Raphael Samuel of de bij een ruimer publiek beter gekende Erik Hobsbawm. Cultureel erfgoed is immers veel meer dan de grondstof voor een vrijetijdsindustrie rond geschiedenis en herinnering. In een samenleving kan erfgoed worden ingezet als een actueel concept om bepaalde maatschappelijke thema's scherp te stellen. Het musealiseren ofwel kritiekloos en eenzijdig positief aanbieden van objecten, gebruiken of de historiografie als een attractie zou, zoals de Nederlandse etnoloog Gerard Rooijakkers zo treffend omschreef, de angel uit het concept trekken.
Vanuit het bovenstaande perspectief ligt het voor de hand dat we cultureel erfgoed steeds plaatsen in een actuele en maatschappelijk relevante context. Er is echter een verschil tussen willen en kunnen. Vaak blijft het bij een leuke activiteit waar men op een veilige, bewarende en vooral kritiekloze manier met het verleden omgaat. Daar is ook niets mis mee. Je kunt immers aan heemkundige genootschappen die bijvoorbeeld via oude foto's en postkaarten hun verleden willen tonen, niet steeds vragen om hierover te reflecteren. Louter het feit dat ze de relicten van hun lokale verleden bewaren en aan het publiek zichtbaar maken, heeft op zich een immense maatschappelijke waarde. Anderzijds is het niet eenvoudig om te reflecteren over geschiedenis en erfgoed in een eenmalige feestelijke context. Want hoe je het ook bekijkt: Erfgoeddag of de Week van de Smaak zijn verzamelingen van korte publieksactiviteiten die in de praktijk veelal vlug tot stand moeten worden gebracht. Het ligt dan aan de lokale situatie of er genoeg tijd en middelen kunnen worden vrijgemaakt om een activiteit uit te diepen of op een ‘andere’ manier te presenteren. Waar dit gebeurde, leverde dit mooie resultaten op. Zo organiseerde gidsenvereniging Klare Lijn tijdens de Erfgoeddag in 2007, die liep onder het thema ‘Wordt Verwacht’, een wandelvoordracht en rondleiding onder de titel: ‘De Marollen, alles wordt beter’. Het uitgangspunt was de sfeer van goede voornemens en hoop die heerste na de Tweede Wereldoorlog. In de Brusselse volksbuurt Marollen werden voor de arbeidersgezinnen alfabetiseringscampagnes gestart, gezondheidsvoorzieningen opgezet en werd er menswaardige woongelegenheid gecreëerd. Tijdens deze wandeling werden niet alleen de verhalen over de hooggespannen verwachtingen verteld, maar ook over grote teleurstellingen. Het voorbeeld van de Marollen illustreert helder dat het dagelijkse leven van mensen ook minder mooie kantjes heeft. De geschiedenis van onderuit heeft ook als taak de negatieve of de kleine kantjes te tonen. Nochtans klinkt uit de erfgoedprojecten, die de laatste jaren bij bosjes werden gerealiseerd, nog niet zo vaak een kritische stem of dissonant geluid. De euforie over het behandelde thema voert vaak de boventoon. Toch zijn er uitzonderingen die de regel bevestigen. Erfgoedprojecten die ook een andere zijde van het verleden tonen en waarbij dit verleden actueel wordt gemaakt. Zo zijn er binnen het thema van het oorlogserfgoed enkele best practices te vinden. In een artikel uit 2004 in Mores signaleerde Marc Jacobs twee tentoonstellingen over bombardementen in 1944 in twee verschillende gemeenten.Ga naar eind4 Twee bescheiden projecten over oorlog, erfgoed en herinneringen die los van elkaar tot stand kwamen. In beide gevallen werden mondelinge bronnen verzameld, waarmee ik wil aangeven dat de mondelinge geschiedenis een uitgelezen instrument is om de perceptie over het verleden naar boven te halen. Het eerste project herdacht het bombardement op Pinksteren 1944 op Sint-Michiels bij Brugge. Marc Jacobs schrijft over de cd Grote Blinkende Vogels. Luisterfragmenten over het leven in oorlog in Sint-Michiels die door de Erfgoedcel Brugge zestig jaar na dato werd gemaakt: | |
[pagina 49]
| |
Zwart-witfoto van een groep stakers met vrouwen en kinderen voorde poort van de fabriek Beernaerts tijdens de staking bij Beernaerts. Wetteren, 1907. © AMSAB-ISG
‘Het zijn sterke verhalen, waarin met name gewone mensen, hun dagelijks leven en een plotse traumatische ervaring aan bod komen. Veel aandacht gaat ook uit naar de manieren waarop een lokale gemeenschap met zo'n ramp omgaat, zowel op positieve als op negatieve wijze. Het verhaal van de pastoor die ontdekt hoe de vingers van zijn tijdens het bombardement overleden moeder afgesneden zijn om haar ringen te roven, is hiervan wellicht het meest treffende voorbeeld.’Ga naar eind5 Het tweede project kwam tot stand in Lokeren waar, onder redactie van Björn Rzoska, een boekje verscheen: Een dodelijke vergissing. Het bombardement van 11 mei 1944 op Lokeren. Brochure bij de wandeltentoonstelling 11 mei - 11 augustus 2004. Een sterk uitgewerkt project waarbij het plaatsen van dit drama in het ‘collectieve geheugen van de Lokerse gemeenschap’ de voornaamste motivatie voor de herdenking was. Jacobs maakt in het slot van zijn artikel een bruggetje naar het In Flanders Fields Museum waar de methodiek van onder uit, die men onder meer in Sint-Michiels en Lokeren heeft gebruikt, al jaren met succes wordt toegepast: ‘het museum wil moreel relevant zijn door kleine maar algemeen-menselijke verhalen te vertellen en zo het oorlogsverleden “actueel” te maken. Tegen het einde van het bezoek praten veel mensen over wat hun eigen familie in de oorlog - evenzeer is dit de Tweede Wereldoorlog - heeft meegemaakt. Het museum slaagt er zo in (...) om het verleden voor de eigen leefwereld van zijn bezoekers van belang te maken - om “herinnering” te creëren.’Ga naar eind6 Een hele reeks goede voorbeelden, waarbij erfgoed actueel werd benaderd, staan in het onderzoeksrapport van de Koning Boudewijnstichting Alledaags is niet gewoon: reflecteren over volkscultuur en samenleven uit 2002.Ga naar eind7 ‘Duik in de Dender’ van het Cultuurcentrum Belgica in Dendermonde is één van de tweeënveertig projecten met een maatschappelijke meerwaarde, die tijdens de twee campagnes rond Actuele Volkscultuur werden ondersteund, die in deze publicatie staan beschreven.Ga naar eind8 CC Belgica engageerde de kunstenaar Nilton Moreira om de collectie in de stedelijke musea kritisch tegen het licht houden en te trachten de kloof te dichten tussen de erfgoedcollectie en de huidige culturele diversiteit. Het effect van dit project was dat de kloof tussen een ‘elitair’ museum en het publiek iets kleiner werd. Over de maatschappelijke dimensie van het project getuigde Lieve Van Cauwenberghe, de cultuurfunctionaris van CC Belgica: ‘Door de voorwerpen letterlijk in de handen van gewone mensen te duwen, werd dat erfgoed echt weer van henzelf. De drempel werd verlaagd door de mensen zelf te laten kiezen, zonder criteria op te leggen. Ze mochten iets kiezen omdat ze het mooi vonden en er hun eigen verhaal bij konden maken. Dat hoefde geen bestudeerde keuze te zijn.’Ga naar eind9 | |
De koe: het verhaalGa naar eind10In 1884 werd in Overbeke, een gehucht van de Oost-Vlaamse gemeente Wetteren, gelegen tussen Gent en Aalst, door Felix Beernaerts een katoenweverij opgericht, die tijdens het begin van de 20e eeuw uitgroeide tot één van de grootste textielfabrieken van het land. Beernaerts koos voor het landelijke Wetteren om de hoge lonen en de vakbonden in Gent te ontlopen. Om ‘zijn’ arbeiders financieel en moreel aan de fabriek te binden, liet hij in Overbeke enkele nieuwe straten aanleggen en een arbeiderscité bouwen vlak aan zijn fabriek. Het is hier niet de bedoeling om heel het verhaal van deze textielfabriek uit te doeken te doen. Ik beperk me tot een moment van sociale hoogspanning in haar geschiedenis dat als kapstok dient voor een evenement in het kader van de Week van de Smaak, editie 2008.
In 1907 was de fabriek van Beernaerts het toneel van een staking die nationale weerklank kreeg. Het was één van de eerste massale syndicale protestacties op het Vlaamse platteland. De staking, die uitbrak op 28 mei 1907 rond een geschil over loons- | |
[pagina 50]
| |
verhoging, werd op 11 juli algemeen waardoor 1.200 arbeiders en hun gezinnen zonder inkomen vielen. De staking werd gesteund door de Gentse socialisten die, om de stakers en hun gezinnen te voorzien van voedsel, een landelijke solidariteitscampagne organiseerden. Om elke staker te kunnen voorzien in een wekelijkse uitkering van vijf frank en twee grote broden werd in heel België geld ingezameld. Ook werden, om de last voor de gezinnen van de stakers te verminderen, circa vijfhonderd kinderen ondergebracht bij pleeggezinnen in verschillende Vlaamse gemeenten. Door Leuvense socialisten werd op de binnenkoer van het vakbondslokaal De Zon, gelegen aan de Vennemansdries (in 1930 omgedoopt tot het Felix BeernaertspleinGa naar eind11), een grote volkskeuken ingericht waar dagelijks soep en brood werden uitgedeeld. De bevoorrading gebeurde door de stakers zelf, die elke ochtend samenkwamen aan De Zon, om daarna in de omliggende gemeenten en gehuchten de boeren
Zwart-witfoto van de socialistische keuken voor de werkstakers in het lokaal De Zon tijdens de staking bij Beernaerts. Wetteren, 1907. © AMSAB-ISG
af te lopen voor groenten en aardappelen. Als blijk van solidariteit brachten Aalsterse arbeiders in augustus duizend broden en een koe naar de Wetterse stakers. De koe werd in een stoet onder de tonen van C'est la lutte finale door de straten van Wetteren geparadeerd. Voor propagandadoeleinden werd het rund, met daarachter de stoet, vereeuwigd op een foto die werd verkocht ten voordele van de stakerskas. Hierdoor werd het beeld van de koe van Wetteren ruim verspreid als een symbool van de onderlinge solidariteit tussen arbeiders. Na het kiekje werd van het brave dier stakerssoep gemaakt en uit haar vel werd een vlag gesneden die nog steeds bekendstaat als ‘de koevlag’. Midden september liep de staking af met een compromis tussen Beernaerts en de Gentse socialistische voorman Edward Anseele. Het bereikte akkoord bleek uiteindelijk een pyrrusoverwinning voor de arbeiders. | |
[pagina 51]
| |
Zwart-witfoto van de bereiding van de soep in het socialistisch lokaal De Zon tijdens de staking bij Beernaerts. Wetteren, 1907. © AMSAB-ISG
| |
De koe: Het evenementDe volkskeuken, de stakerssoep en de brooduitdelingen zijn culinaire facetten van een emancipatorische strijd tijdens het laatste kwart van de 19e tot het begin van de 20e eeuw. Over de dagelijkse eetgewoonten van industriearbeiders tijdens deze periode is daarentegen nog relatief weinig bekend. Het clichébeeld van een arbeidersgezin dat in miserabele omstandigheden enkele aardappels onder elkaar moest verdelen, blijft overeind. Nochtans was door de stijging van de levensstandaard tijdens het laatste kwart van de 19e eeuw het menu van een arbeidersgezin gevarieerder dan algemeen wordt aangenomen en spiegelde de arbeidersbeweging zich voor hun banketten graag aan de rijkelijke en uitgebreide burgerlijke menu's. De cultuurraad van Wetteren greep de Week van de Smaak aan om een activiteit te organiseren rond het culinair erfgoed van textielarbeiders, met de volkskeuken en het beeld van de koe van Wetteren tijdens de staking bij Beernaerts als uitgangspunt. Op 18 november 2008 zal in het cultureel centrum Nova een avond worden georganiseerd met als gastspreker historicus Bart De Wilde, die de evolutie zal schetsen van wat en hoe textielarbeid(st)ers en hun gezinnen aten en dronken in de 19e en 20e eeuw. De Wilde, doet al jarenlang intensief onderzoek naar de textielarbeid in België in al zijn facetten. De werkgevers, de syndicale organisaties, vrouwen- en kinderarbeid, seksualiteit op de werkvloer, alcoholgebruik, het dagelijkse leven van de textielarbeider maakten onderwerp uit van zijn studie. Gebruikmakend van heel wat alternatieve bronnen zoals afbeeldingen, volksliederen, interviews, regionale pers, rapporten, ... komt hij tot een levendige, zeer herkenbare vorm van geschiedschrijving. Hij publiceerde al enkele standaardwerken over de geschiedenis van de Belgische textielnijverheid waarin hij ook clichébeelden over het dagelijkse leven van industriearbeiders tracht bij te sturen. Tijdens het tweede gedeelte van de avond zullen drie filmpjes worden getoond. In het eerste filmpje kookt Guy Van Cauteren, chef-kok van 't Laurierblad in Berlare en peter van de Week van de Smaak 2008, samen met voedselhistoricus prof. dr. Peter Scholliers een gerecht dat op het banket van een vakbeweging in het begin van de 20e eeuw had kunnen staan. In het tweede filmpje wordt een gerecht uit de dagelijkse keuken van arbeiders klaargemaakt door de chef van een grootkeuken onder begeleiding van dr. Marc Jacobs. Dit gerecht wordt opgediend aan de bewoners van een Wetters rusthuis, waaronder enkele nazaten van de stakers uit 1907. Het laatste filmpje is een reportage van de re-enactment van de volkskeuken uit 1907 op dezelfde plaats als destijds in Wetteren. De bezoekers aan de zondagsmarkt op het Felix Beernaertsplein kunnen soep krijgen terwijl gelegenheidsacteurs de originele toespraken van de stakingsleiders van weleer declameren. Na afloop kunnen de aanwezigen proeven van de gerechten die werden getoond op de filmpjes, terwijl er een koor arbeidersliederen zal zingen. Ondertussen loopt er in het cultureel centrum ook een tentoonstelling waarbij originele foto's van de volkskeuken de rode draad vormen. | |
De koe: De reflectieHet ‘gebruiken’ van een staking voor een publieksactiviteit rond sociale geschiedenis en culinair erfgoed is niet zo vanzelfsprekend. De staking van 1907 was voor de betrokkenen destijds allesbehalve een plezierritje. In een tijd zonder sociale zekerheid, geen arbeiderswetgeving en zware werk- en leefomstandigheden liepen de stakers een groot risico om hun werk te verliezen. Zo kon alleen door een directe interventie van de Wetterse burgemeester worden vermeden dat Felix Beernaerts stakende arbeidersgezinnen uit de huizen, die ze huurden in de cité van de fabriek, werden gezet. Het degraderen van dit brokje sociale geschiedenis tot louter een leuke publieksactiviteit zou niet alleen de Wetterse stakers uit 1907 | |
[pagina 52]
| |
Zwart-witfoto van een groep werkstakers van Beernaerts, op den Dries, na de uitdeling van de soep. Wetteren, 1907. © AMSAB-ISG
oneer aandoen, maar tegelijk de maatschappelijke relevantie van erfgoed ondergraven. De organisatoren van ‘de Koe van Wetteren’ reflecteerden over het maatschappelijke belang van hun evenement wat resulteerde in enkele activiteiten ‘met een angel’. Zo worden de bezoekers van de zondagsmarkt, tijdens de re-enactment van de volkskeuken, geconfronteerd met de originele toespraken van de stakingsleiders waarbij wordt gerefereerd naar maatschappelijke en sociale (mis)toestanden die vandaag nog actueel zijn. Tijdens het evenement op 18 juni zal Bart De Wilde in zijn referaat clichébeelden over het dagelijkse leven van industriearbeiders bijsturen en verbanden leggen met hedendaagse leefomstandigheden. Daarnaast krijgen de aanwezigen een brochure waarin twee erfgoedprofessionals hun visie geven over het maatschappelijke belang van erfgoed. |
|