Opinies
Hoe werd het Vlaamse Topstukkendecreet verwelkomd?
Wat waren/zijn de verwachtingen?
Dominique Allard
directeur bij de
Koning Boudewijnstichting
|
Vanuit de Koning Boudewijnstichting waren wij bijzonder verheugd dat de tot dan bestaande lacune rond de bescherming van het roerend erfgoed een oplossing kreeg. Vlaanderen heeft trouwens in dit verband een voortrekkersrol gespeeld. Sinds twintig jaar is de Koning Boudewijnstichting actief rond het bewaren van roerend erfgoed. Door verschillende initiatieven zoals aankopen, restauratiecampagnes en de publicatie van tien voorstellen voor de bescherming van het roerend cultureel erfgoed werd getracht het behoud en de valorisatie van het roerend erfgoed terug in de kijker te plaatsen. De fiscale voorstellen gemaakt door de Stichting en het Topstukkendecreet ondersteunen elkaar in een grotere bescherming van het Vlaams roerend erfgoed. |
|
|
Bart De Baere
directeur MuHKA
|
Het is nog te weinig breed gebruikt om al te zijn ‘aangekomen’ en daarmee verwelkomd, lijkt me. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit decreet werd de belangrijke traditie die Vlaanderen had, om van overheidswege kwalitatief hoogstaande hedendaagse kunst aan te kopen, stopgezet, ook al is dit zowel een patrimoniumverhogende maatregel als tegelijkertijd steun aan kunstenaars, galerijen en producenten. Een deel van dat geld is wel naar de musea overgeheveld, maar is daar niet meer dan een druppel geweest op de gloeiende plaat van een al vele jaren niet-geïndexeerd budget. Zo er al mensen zijn die de beleidstechniciteit volgen en doorgronden, zullen ze daar eerder negatieve kanttekeningen bij plaatsen, denk ik, in de zin dat de middelen van het Topstukkendecreet voor een deel afkomstig zijn uit het stopzetten van een basisregeling die hier perfect complementair aan was en die door de (beeldende-) kunstsector als urgenter zal worden gezien.
Zelf ben ik wel heel enthousiast over het Topstukkendecreet. Een gemeenschap moet zo een symbolische engagementen nemen, vind ik, dat werpt veel vruchten af; de politiek neemt daarmee zijn verantwoordelijkheid als beeldvormer, als richtinggever. En ik vind het bijgevolg belangrijk dat daar sleutelwerken uit het heel recente verleden bij zijn, om toekomst en verleden niet uiteen te laten spelen.
Wat het MuHKA betreft, was dat ene keertje bij wijze van spreken een jackpot. Er was een aankoop voor een internationaal gezien schappelijke prijs van een belangrijk werk (de Provacar van Panamarenko, waarmee we nu ons hele beeldendekunstverhaal symbolisch starten, de happenings van de jaren 1960 als begin van het heden). Dat schiep echter tegelijk de omstandigheden waardoor de uitzonderlijke schenking door Panamarenko van zijn huis met inboedel mogelijk werd. |
|
|
Peter Wouters
directeur Openbaar Kunstbezit Vlaanderen
|
Na de trauma's uit het verleden, toen zowel een Ensor als de Merodetriptiek ons land verlieten, kan een Topstukkendecreet alleen maar toegejuicht worden. Een overheid die op zijn minst probeert het meest waardevolle erfgoed in eigen regio dan wel land te houden, neemt haar verantwoordelijkheid.
De verwachtingen zijn dus hoog, maar het mechanisme van het decreet zal nog verschillende keren in actie moeten komen alvorens alle sceptici overtuigd zijn. Eén van de vragen is of het juridisch altijd haalbaar zal zijn om de werken in Vlaanderen te houden en of er altijd wel geld in de aankooppot zit om één en ander in allerijl aan te schaffen. |
| |
Wat betekent het Topstukkendecreet vandaag; (in hoeverre) zijn de verwachtingen beantwoord?
Dominique Allard
directeur bij de
Koning Boudewijnstichting
|
Vandaag begint de Vlaamse Gemeenschap de positieve resultaten te oogsten van haar doordachte politiek. De recente aankopen tonen het nut aan van het Topstukkendecreet en de bijhorende lijst. Ze zijn een waar instrument dat duidelijke en objectieve prioriteiten helpt vastleggen in het aankoopbeleid. De overheid heeft nu een gedetailleerde kijk op de huidige situatie en het belang van de kunstwerken wordt op een onbetwistbare manier vastgelegd. Dit vergemakkelijkt en versoepelt het nemen van beslissingen. Daarnaast verstrekt het Topstukkendecreet eveneens belangrijke informatie over de mate waarin de belangrijkste Vlaamse kunstwerken gevrijwaard zijn voor de toekomst, maar ook over hun publiekstoegankelijkheid. Over wat in openbaar bezit is, hoeft men zich uiteraard geen zorgen meer te maken. Stukken in privébezit die als topstuk beschermd zijn, hebben sowieso al een potentiële koper. Hopelijk kan hun bescherming ook sensibiliserend werken en wie weet aansporen tot één of andere vorm van mecenaat. |
Zouden het Topstukkendecreet en het erfgoedfonds van de KBS mekaar op een bepaalde manier kunnen vinde, afspraken maken, subsidiair zijn, of biedt een onafhankelijk beleid meer kansen?
Zoals eerder gezegd vinden de Vlaamse Overheid en de Koning Boudewijnstichting elkaar al twintig jaar terug op het vlak van het beschermen en het behouden van het roerend erfgoed. Zij zijn steeds complementaire actoren geweest in hun acties. Concurrentie is altijd uit den boze geweest. Het feit dat elke instelling zijn eigen specificiteit heeft, maar ook de goede communicatie tussen beide, werkte dit in de hand. Kunstwerken uit de collectie van het Erfgoedfonds zoals het sierstel van Rubens (Rubenshuis, Antwerpen), de tekeningen (Prentenkabinet, Antwerpen) en terracotta's (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen) uit de Van Herckcollectie of nog het schilderij Skelet bekijkt chinoiserieën van Ensor (Museum voor Schone Kunsten Gent) zijn door de Vlaamse Gemeenschap als topstuk beschermd. Dit ervaarde de Stichting als ondersteunend.
Het Erfgoedfonds van de Koning Boudewijnstichting wil een voorbeeldfunctie hebben. Ze hoopt zo de verantwoordelijken van de culturele sector aan te moedigen om zich in te zetten voor het behoud van ons roerend erfgoed. De Vlaamse Gemeenschap heeft als overheid onder meer een subsidiërende rol ten opzichte van haar culturele instellingen, wat meer dan aanmoedigend is! Men kan over doeltreffendheid spreken. De missie van het Erfgoedfonds is eigenlijk aanvullend aan de actie van de Vlaamse Gemeenschap. Ik durf te spreken over een bekwaam team ten dienste van het erfgoed. Een winning team... Never change! |
Bart De Baere
directeur MuHKA |
Welke verwachtingen? Er is een instrument om grote rampen als het verlies voor Vlaanderen van Ensors De intrede van Christus in Brussel of kleine als het verlies van de De Beuckelaers te verhinderen. Die verwachting was er, die is ingelost. Daarnaast is de aankoopproblematiek ook bespreekbaar geworden en dat is een enorme stap vooruit. |
Heeft het Topstukkendecreet enige invloed op het denken over / het beeld van de (hedendaagse) kunst en het erfgoed?
Zeker, denk ik. Dergelijke symbolische operaties prikkelen het publieke bewustzijn; ze maken veel verschil voor relatief weinig geld. Ze zorgen ervoor dat er een echt publiek bezit ontstaat (als publiek aangevoeld bezit). Schattig, toch, dat de burgemeester van Oudenaarde meteen met zijn Brouwers ging zwaaien? Die symbolische meerwaarde weegt op tegen de moeilijke handelsruimte van een minister door de vele controlesystemen die de slagkracht van zijn administratie ondergraven. Het ligt nu aan ons als erfgoed- en beeldende-kunstsector om het beleid duidelijk te maken dat hiermee de kous niet af is, dat er met aankopen meerwaarde gerealiseerd kan worden, dat het momenteel de archieven zijn die razendsnel geëconomiseerd worden, zoals eerder de topstukken, en dat je ook een preventief beleid nodig hebt door ruime middelen voor aankopen door de musea, van jonge en even vergeten oudere, van lokale en internationale kunstenaars. |
Peter Wouters
directeur Openbaar Kunstbezit Vlaanderen
|
Voorts is het Topstukkendecreet een louter Vlaamse aangelegenheid en heeft helemaal geen bevoegdheid over bijvoorbeeld de schilderijen van Pieter Brueghel en Pieter Paul Rubens die in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België hangen. Proportioneel gezien een niet te onderschatten deel van ons openbaar kunstbezit.
Binnen de hele discussie of kunstwerken nu hier moeten blijven of ook elders bewonderd mogen worden zie je twee stromingen: de mondialisten en de regionalisten. De eersten verwijzen naar het verleden, toen onze Vlaamse kunst ook werd geëxporteerd. Ze stellen dat je die kunst ook elders kunt bewonderen. Laat de markt dus maar spelen; de overheid moet zich hiermee niet moeien. De regionalisten argumenteren dat een kunstwerk beter hier kan blijven want dat je daardoor ook de context van het werk beter begrijpt. Wie de Spilliaerts in Oostende ziet en nadien aan het strand wandelt, begrijpt meteen beter het oeuvre. Ook is het niet iedereen gegeven om zomaar naar het buitenland te gaan om die werken daar te gaan bezichtigen. Openbaar kunstbezit is dus van iedereen, maar je kunt dit het best gaan bekijken daar waar het werd gemaakt.
Door een onderscheid te maken tussen kunstwerken komt het decreet ook op het domein van publiekswerking. Mensen houden nu eenmaal van lijstjes en zoals bij wijn en restaurants moedigt het de liefhebber aan om te leren het beste van het zeer goede tot goed te onderscheiden. Het decreet zet ook het eigen kunstbezit nog eens in het licht. Vele mensen bezoeken tijdens hun vakantie in het buitenland musea, maar komen zelden of nooit in onze eigen musea of kerken. Door topstukkenlabels uit te reiken wijst de overheid op de nabije aanwezigheid van ons toperfgoed dat in de meeste gevallen ook voor het grote publiek te bezoeken is. We mogen ook trots zijn op die stukken en het publiek mag dat ook weten. Wie regelmatig het Franse Beaux Arts Magazine leest, verbaast zich over de natuurlijke trots waarmee ze hun patrimonium beschrijven. Ook bedrijven steunen er veel meer dan bij ons het Frans erfgoed. Het decreet kan ook op dat vlak wat teweegbrengen. |
Heeft het Topstukkendecreet enige invloed op het denken over / het beeld van de (hedendaagse) kunst en het erfgoed?
Het heikele punt van het decreet is natuurlijk de keuze die de leden van de Topstukkenraad maken. De geschiedenis leert dat smaak en beoordeling van kunstwerken voortdurend veranderen. Zo kenden de Vlaamse Primitieven op het einde van de 19e eeuw maar weinig bewonderaars en kon je op veilingen voor een relatief lage prijs schilderijen kopen die nu onbetaalbaar zijn. Idem dito voor de zo lang verguisde Pompierkunst in Frankrijk waarvan de prijzen op veilingen nu de pan uitswingen. De keuze van de Topstukkenraad zal altijd getekend zijn door de tijd, maar dat is niet erg. Het zal voor onderzoekers binnen honderd jaar op zijn minst duidelijk zijn aan welke kunstwerken en erfgoed we begin 21e eeuw zoveel belang hechtten. |
|
|