Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 1
(2008)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
verslag | Bart De Nil
| |
Dag 1Na de plenaire zitting was er in de voormiddag al een eerste sessie. Uit het aanbod koos ik de sessie over ‘Personalisatie’. Personalisatie is een webterm die zoveel betekent als het creëren van een digitale omgeving op maat van de gebruiker. Hoe het in de praktijk in zijn werk gaat, wordt meteen duidelijk als je de paper leest van het Deens-Duitse virtueelmuseumproject VIMU.Ga naar eind2 In dit virtueel museum zijn er profielen gemaakt voor de zes doelgroepen die men wil bereiken: de algemene gebruikers (‘explorer’), studenten, leerkrachten, onderzoekers, toeristen en kinderen. Daarnaast kunnen de gebruikers de website aanpassen volgens hun persoonlijke voorkeuren en noden. Een nog verder doorgedreven voorbeeld van personalisatie werd gegeven door Amy Isard, die meewerkt aan een virtuele galerij in Second Life. De bezoekers kunnen met hun eigen
Informatie presenteren, delen en beoordelen is waar het allemaal om draaide in Montréal. © FARO
avatar de galerij bezoeken en deze zelf inrichten. Op de video-community Vimeo staat een voorbeeldfilmpje van dit project.Ga naar eind3 De sessie werd afgesloten met een presentatie van de CHIP Tour Wizard die werd gemaakt voor het Rijksmuseum Amsterdam, waarbij CHIP staat voor Cultural Heritage Information Presentation.Ga naar eind4 Bezoekers kunnen op voorhand op een website alvast een museumtour maken. In het museum zelf krijgen ze vervolgens een pda die hen door het museum leidt naar die kunstwerken die het best bij hun profiel lijken te passen.
Na de middag was het aan Joke Beyl (VUB-SMIT) en mezelf om tijdens de sessie Mobile Computing een presentatie te geven over een deelonderzoek van het Erfgoed 2.0-project. Onze presentatie verliep vlot, hoewel we meer vragen uit het publiek hadden verwacht. Gelukkig voor ons zelfvertrouwen werden we nadien aangesproken voor meer informatie door mensen van het Museum of Modern Art van zowel New York als van San Francisco, de Universiteit van Utrecht, een Chileense universiteit en een Canadees bedrijf dat actief is in de erfgoed- | |
[pagina 48]
| |
sector. Felicitaties kwamen er ook van een Puerto Ricaanse, die tijdens haar jeugd in Leuven had gestudeerd. Voor de laatste sessie van dag 1 koos ik voor de sessie ‘User-Generated Content’. De drie presentaties waren voorbeelden uit de museale sector: een analyse van het gebruik van story-telling in Amerikaanse musea, het project rond Joodse scholen in de VS en In Your Face van de Art Gallery of Ontario. Vooral de laatste presentatie bleef hangen. Ter gelegenheid van hun verbouwing deed de Art Gallery een eenmalige oproep bij het publiek om een getekend zelfportret op postkaartformaat te bezorgen. Men verwachtte een tiental inzendingen maar tot dusver kregen ze meer dan 17.000 portretten van heinde en ver toegestuurd. Het project heeft ondertussen al een online vervolg op flickr en collectionx.Ga naar eind5 | |
Dag 2In plaats van het programmeren van een reeks parallelle sessies koos de organisatie ervoor om tijdens deze dag ‘interactiviteit’ centraal te stellen. We konden bijgevolg kiezen uit een ruim aanbod van miniworkshops, professionele forums, usability labs en crit rooms. In een crit room geven ervaren websitebouwers en wat men daar bestempelde als ‘new media managers’ hun oordeel over bestaande websites. Omdat het onmogelijk was om van heel dit aanbod te proeven koos ik ervoor om enkele workshops, waarvan ik het gevoel had dat ze mij het meeste zouden smaken, te volgen.
De workshop ‘Now we have Web 2.0 tools, how do we use them?’ geleid door David Greenfield was direct een schot in de roos. Tijdens een inspirerende introductie gaf Greenfield een overzicht van zijn eigen ervaring met Web 2.0 die al begon toen van Web 2.0 nog geen sprake was. Hij legde de nadruk op het gebruik van Web 2.0 voor samenwerking tussen gemeenschappen en als tool in het onderwijs. Zijn paper met een uitgebreid kritisch apparaat naar voorbeelden op het internet is zeker het lezen waard. Daarna ontspon er zich een levendige discussie waarbij mensen uit het publiek getuigden over het gebruik van Web 2.0 binnen hun eigen instelling. Thema's zoals ‘hoe haal je deze technologieën in huis?’ en ‘het onderhoud van webtoepassingen’ passeerden de revue. Ook op enkele sceptische opmerkingen werd dieper ingegaan, zoals ‘hoe vind je je weg tussen het bos aan wiki's, blogs, en dergelijke meer?’. De hamvraag was echter: ‘wat brengt de toekomst?’. Hoewel we allemaal weten dat alles in een snel tempo evolueert, kan niemand van ons de toekomst voorspellen. In het Horizon Rapport (dat gelijktijdig in een belendende zaal werd voorgesteld) wordt een poging gedaan. Daarin worden video editing, samenwerkingsplatformen en de verschuiving van ‘content’ naar ‘people’ als toekomstige evoluties naar voor geschoven. Jammer dat zo'n interessante workshop (laat staan de hele conferentie) niet wordt gestreamd.
De conferentiewebsite van Museums and the Web waar je onder andere de papers van vorige conferenties online kunt nalezen.
Door het feit dat de workshop rond 3D die ik had gepland bij te wonen, eivol zat, was ik genoodzaakt mij aan te sluiten bij een workshop over het ‘Semantische Web’. Maar zoals dat vaak gaat met toevalligheden was dit een enorme meevaller. De discussie werd op een levendige en humoristische manier geleid door de Britse onderzoeker Ross Parry. Hij deed dit in de eerste plaats door de deelnemers onderling te laten reflecteren over de betekenis van termen zoals ‘semantic web’, ‘Web 3.0’ of het ‘machine-processable web’. De moraal van het verhaal was dat iedereen, afhankelijk of hij bijvoorbeeld een technische of een cultuurwetenschappelijke achtergrond heeft, een andere betekenis geeft aan deze concepten. Voor de cultuursector maken jargons en neologismen eigenlijk niets uit. Het gaat erom wat je ermee kunt doen. En dan kun je het semantische web vertalen als een efficiënter zoeken op het internet, het ontdekken van resources en machines die in de achtergrond met elkaar praten en je zo antwoorden kunnen geven op complexe vragen. Samengevat: ‘the Semantic Web is a webby way to link data.’
De workshop over You Tube en museumvideo's was niet ‘mijn kopje thee’. Ik was blij dat er daarna een korte pauze was. Hoewel, ik werd geconfronteerd met het typisch Noord-Amerikaanse verschijnsel van de Ice Cream Break. Ik zocht naar koffie maar ik kreeg alleen maar een ijslolly. Rare jongens die Noord-Amerikanen. Enfin, niet getreurd, na de laatste workshop met de inspirerende titel ‘Just Do it’ kon de dag niet meer stuk. Hierin pleitte Gail Durbin, een ferme dame op roze Crocs van het Victoria & Albert Museum in Londen, dat instellingen gewoon in het web 2.0-bad moeten springen. Alleen dan zullen ze leren om het te gebruiken, wat de respons is en wat de mogelijke meerwaarde kan zijn. Die meerwaarde is voor Gail Durbin het feit dat je een andere, bredere kijk krijgt op je instelling. Ze zette ons ook aan het werk om in kleine groepjes enkele web 2.0-toepassingen te bedenken bij een activiteit van een museum. Ik dank de goden dat er naast ons iemand zat van het Maritiem Museum in Virginia (VS) die al een activiteit rond piraten en piraterij in de regio had bedacht. | |
[pagina 49]
| |
Dag 3De laatste dag van de conferentie was inmiddels aangebroken, geenszins met een lichter programma. In de voormiddag werden we in de exhibitiehal verwacht waar, in twee lichtingen, meer dan zestig instellingen en organisaties ons hun websites en andere digitale producten konden voorstellen.Ga naar eind6 Het aanbod was, om het zacht uit te drukken, zeer divers. Er waren zowel state-of-the-art applicaties van grote en gerenommeerde instellingen als kleine of lokale initiatieven. Tussen al dat moois zaten ook enkele zeer vernieuwende dingen. Zo pikte het San Jose Museum of Art in op de hype van de iPhone door er een museumtour voor te ontwikkelen. Omdat voorbeelden van websites die de collectie tonen, web 2.0-toepassingen, virtuele tentoonstellingen of e-learning voor kinderen meestal uit de museale wereld komen, wil ik twee smaakmakers uit de archiefsector naar voor halen.
Een voltreffer naar het brede publiek is ongetwijfeld The Digital Vaults van het nationaal archief van de VS.Ga naar eind7 Het is een soort van aquabrowser voor gedigitaliseerde documenten. Bij het aanklikken van een icoontje van een document krijg je daarrond alle documenten die ermee zijn geassocieerd. Klik je op één van de geassocieerde documenten dan krijg je een nieuwe reeks van associaties rond dat document. De bedoeling is dat je intuïtief zoekt naar documenten waartussen je zelf relaties kunt leggen of een poster of film mee kunt maken. Het is een website waar je uren zoet mee kunt zijn. De archieven van Ontario van hun kant hebben een hele reeks van webinitiatieven ontwikkeld, zoals online tentoonstellingen en meer dan vijftig online lespakketten rond verschillende onderwerpen voor alle onderwijstypes. Op die manier hebben ze hun archiefcollecties toegankelijker gemaakt voor studenten, onderwijzers en het brede publiek.Ga naar eind8 In de voormiddag was er nog de sessie ‘Search’ die nauw aanleunt bij het Erfgoed 2.0-project waar ik projectleider van ben. De eerste presentatie was The National Museums Online Learning Project Federated Collections Search, een project waarin negen nationale Britse musea samenwerken. Het doel is om de online collecties van deze instellingen gezamenlijk doorzoekbaar te maken. Binnen één sector is dit op het vlak van tijd en middelen nog een haalbare kaart. Een ander verhaal is het echter wanneer je databanken van zowel archieven, musea als bibliotheken online wil aanbieden. Dit verhaal bracht Johan Moehlenfield in zijn presentatie over enkele initiatieven in Scandinavië. De werking van bibliotheken, archieven en musea mag op bepaalde vlakken elkaar overlappen, op vele andere vlakken, zoals metadata of de behandeling van collecties, staan ze ver van elkaar af. Om nog maar te zwijgen over de verschillen in de institutionele cultuur. Voor de afsluitende plenaire zitting in de namiddag waagde ik nog om de sessie ‘Semantic Search’ bij te wonen. Het waren boeiende presentaties over een Chileens project en de Delphi Toolkit van het Phoebe A. Hearst Museum of Anthropology. | |
EindreflectiesDe expertise en contacten die je gedurende een internationaal congres verwerft, zijn onbetaalbaar. Je wordt drie dagen met collega's uit het veld, die je anders mogelijk nooit zou ontmoeten, ondergedompeld in een sfeer van kennisdeling en interactie. Het was bijvoorbeeld opmerkelijk hoe bedrijvig het er in de wandelgangen aan toe ging. Mensen zetten er de discussies van de workshops gewoon verder of belaagden de sprekers na de sessies met vragen. Die interactiviteit en de inhoudelijke (en verbale) kwaliteiten van sommige sprekers en workshopleiders zorgden ervoor dat ik er nieuwe inzichten heb opgedaan in de evolutie van webtechnologieën en wat dit kan betekenen voor erfgoedinstellingen. Ondanks de internationale respons op de jaarlijks call for papers heeft Museums and the Web een sterk Angelsaksische inslag. Het gros van de sprekers en deelnemers komt immers uit de VS, Canada en het VK. Alleen uit Nederland participeert elk jaar een substantieel aantal deelnemers. Vanzelfsprekend heeft dit een effect op de ‘zichtbaarheid’ van de lage landen op het internationale forum. Ik zie twee redenen voor het lage aantal Europese en Aziatische deelnemers. Ten eerste een praktische reden: de afstand en de prijs van het evenement. En als tweede reden: de taal. Het Engels blijft een drempel voor bijvoorbeeld Frans- en Spaanstaligen. Een ander minpunt is dat ik, ondanks de enkele zeer interessante theoretische workshops, tijdens de sessies meer kritische reflecties had verwacht. Het waren vooral de Britten die wel eens een stok in het spreekwoordelijke hoenderhok durfden te werpen. Maar de Amerikanen vonden alles onveranderlijk ‘wow’, ‘nice’ of ‘wonderful’. |