Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 1
(2008)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
erfgoedontsluiting | Tom Evens, Laurence Hauttekeete & Erik MannensGa naar eind1
| |
Context en onderzoeksaanpakDe voorbije jaren zijn mondelinge bronnen sterker onder de aandacht gekomen via diverse initiatieven waarbij de ontwikkeling van een aantal onlineverhalenbanken in het erfgoedveld het meeste in het oog springt, zoals bijvoorbeeld de Brugse Verhalenbank, Brussel Behoort Ons Toe of de Volksverhalenbank.Ga naar eind2 Het is evenwel belangrijk daarbij te vermijden dat er op verschillende, parallelle niveaus dure systemen ontwikkeld worden voor de ontsluiting van mondelinge bronnen. In dit stadium openen zich dus misschien perspectieven om sectoren instellingsoverschrijdend en schaalvergrotend te werken aan een gezamenlijk traject, dat meer mogelijkheden schept voor een kwalitatieve ontsluiting op langere termijn. De haalbaarheid van een dergelijke applicatie voor digitale bewaring en ontsluiting van mondelinge bronnen vormt meteen het centrale Van Horen Zeggen III-onderzoeksopzet.
Dit onderzoeksproject werd tussen maart en oktober 2007 uitgevoerd onder coördinatie van prof. dr. Bruno De Wever, in samenwerking met het vroegere Vlaams Centrum voor Volkscultuur (nu FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw)Ga naar eind3. De nodige onderzoeksexpertise werd aangeleverd door de onderzoeksgroepen MMLab (technische componenten) en MICT (behoeftenonderzoek), beide behorende tot Universiteit Gent en het Interdisciplinair Instituut voor BreedBand Technologie (IBBT).
Voor een evaluatie van de huidige situatie inzake ontsluiting van mondelinge bronnen en het in kaart brengen van de gebruikersvereisten werd geopteerd voor een duale onderzoeksmethode: enerzijds een schriftelijke consultatie van het erfgoedveld, anderzijds werd in een aantal contactmomenten met de betrokken erfgoed- en archiefinstellingen gepeild naar de huidige en toekomstige visie inzake het ontsluiten van mondelinge historische bronnen. Om de resultaten van dit onderzoek in een internationale context te plaatsen, werd tot slot ook over de landsgrens gekeken en werden werkbezoeken gebracht aan enkele relevante buitenlandse onderzoekscentra. Het zou ons echter te ver leiden al deze bevindingen weer te geven zodat we ons in dit artikel beperken tot een evaluatie van de actuele situatie inzake de ontsluiting van mondelinge historische bronnen in Vlaanderen, een sterktezwakteanalyse van een innovatief, (de)centraal beheer- en ontsluitingssysteem voor mondelinge bronnen en enkele slotbeschouwingen.Ga naar eind4 | |
De actuele situatie inzake ontsluiting van mondelinge bronnen in vlaanderenEen eenduidig beeld schetsen van het erfgoedveld inzake mondelinge historische bronnen is geen gemakkelijke opgave. De discrepantie tussen de diverse archief- en erfgoedactoren blijkt immers duidelijk uit de hoeveelheid historische opnames, uit de aangroei en ontsluiting van de collectie en uit de aanwe- | |
[pagina 27]
| |
→ grote foto bij het begin van het artikel: Naar aanleiding van het cultuureducatief luik Vel tegen vel tijdens Corpus Brugge '05 en de tentoonstelling Body Business rond lichaamsverzorging zette Erfgoedcel Brugge een interviewproject op met kinderen uit Zeebrugge. Deze kinderen interviewden hun grootouders over de badkamergewoontes vroeger en nu. Een compilatie van de interviews is te beluisteren via de Brugse Verhalenbank. © Stadsarchief Brugge, verz. Brusselle-Traen
| |
[pagina 28]
| |
zigheid van contextdocumenten en plannen wat betreft digitalisering. Niettemin geven de bevraagde instellingen zelf te kennen dat mondelinge historische bronnen slechts een marginaal aandeel van de totale collectie uitmaken en geen prioriteit vormen binnen de reguliere werking.Ga naar eind5
In vergelijking met het rijkelijk gestoffeerde archiefwezen dat duizenden interviews bewaart, beschikken de bevraagde erfgoedcellen slechts over een beperkte collectie mondelinge bronnen. Maar we zien een wezenlijk verschil wat betreft de aangroei van de collectie. In tegenstelling tot de archiefsector wiens collectie historisch gegroeid is en nog nauwelijks geactualiseerd wordt, is een belangrijk aantal erfgoedcellen betrokken bij nieuwe projecten zoals Expo '58: Back to the Future.Ga naar eind6 Of er nog nieuw materiaal aan de collectie wordt toegevoegd, is dus meestal afhankelijk van nieuwe projecten (en bijhorende subsidies), zowel bij de erfgoedcellen als bij andere erfgoedactoren (musea, organisaties en verenigingen) dan wel buiten het erfgoedveld.
Het belang van contextdocumenten in het archiefwezen is vrij groot. De koppeling tussen identificatiefiche, bandinhoudsfiche, transcriptie en contract vormt een wezenlijk aspect in het situeren, identificeren en evalueren van de historische bron. Een aantal instellingen geeft evenwel aan te (willen) stoppen met het volledig transcriberen van interviews wegens té arbeidsintensief. Binnen enkele jaren kan spraakherkenningstechnologie een wezenlijk alternatief vormen voor dit tijdrovende proces. In Nederland werden dergelijk technieken in het kader van het CHoral-trajectGa naar eind7 - zij het met wisselend succes - toegepast.
Het is cruciaal te vermelden dat de afwezigheid van een contractuele regeling tussen interviewer en geïnterviewde en vooral de gebrekkige voorwaarden inzake consultatie en verspreiding in de bestaande regelingen een uitdaging vormen voor gemeenschappelijke ontsluiting via het internet. Een groot aantal contracten is opgesteld in een periode waarin van het internet nog geen sprake was en laten zodoende geen opening voor nieuwe vormen van (her)gebruik, consultatie en verspreiding. Ondanks de enorme waarde van het bewaarde historische materiaal zorgt de feitelijke toestand voor beperkte mogelijkheden inzake (her)gebruik van deze bronnen en wordt de culturele, educatieve en wetenschappelijke valorisatie enigszins belemmerd. Hoewel eveneens een belangrijke voorwaarde voor het opzetten van een online-ontsluitingssysteem blijkt digitalisering onvoldoende sterk doorgedrongen in het bevraagde erfgoedveld. Archiefinstellingen bezitten vaak een grote collectie van analoge bronnen (beschikbaar op tapes) die in vroegere jaren Expo '58: Back to the Future is een initiatief van alle Vlaamse erfgoedcellen en wordt actief ondersteund door FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Aan de hand van getuigenissen en beeldmateriaal wordt een virtuele geheugenkaart rond de wereldtentoonstelling gebouwd. © Egicarte
door schenkingen of eigen inspanningen werd opgebouwd. Het digitaliseren van dergelijke hoeveelheden materiaal vergt uiteraard een inspanning (tijd, personeel, budget, ...) van de betreffende instellingen, maar wordt momenteel zelden als prioriteit binnen de werking aangegeven. Actoren in de erfgoedsector zoals de erfgoedcellen zijn daarentegen pas recent gestart met het registreren van mondelinge historische bronnen en beschikken in vele gevallen over origineel digitaal materiaal. De beperktere omvang van deze (analoge) collectie laat ook toe ze in snellere mate te digitaliseren aangezien de inspanningen daartoe veel beperkter zijn, dan bij de archiefinstellingen het geval zou zijn. Het lijkt er niettemin sterk op dat in een eerste fase de nood aan middelen en kennis om de historisch verworven analoge collectie te digitaliseren, sterker is dan de behoefte aan het opstarten van nieuwe projecten rond mondelinge geschiedenis.
De grote variatie in het belang dat aan het digitaliseren van de collectie wordt gehecht, wordt eveneens weerspiegeld in de mate dat deze wordt ontsloten en publiek beschikbaar wordt gesteld. Met ontsluiting wordt hier verwezen naar het door middel van een classificatiesysteem gestructureerd beschrijven, zodat bronnen snel en efficiënt kunnen worden teruggevonden door medewerkers en/of externen. Evenals digitalisering is een afdoende en gestandaardiseerde ontsluiting vereist voor het beschikbaar stellen van mondelinge historische bronnen in een internetomgeving.
Algemeen kan worden gesteld dat de bevraagde actoren een systematisch en gestructureerd archiefbeleid voeren met de bedoeling ontsluiting van historische materialen te maximaliseren. Een adequaat ontsluitingssysteem vereist een gestandaardiseerd metadatamodel of op zijn minst het consistent toepassen van trefwoorden en labels. Het beschrijven van de archiefmaterialen (zowel inhoudelijk als vormelijk) moet tot een optimale doorzoekbaarheid van de collectie leiden en historische bronnen gemakkelijker uitwisselbaar maken. Binnen de bevraagde archief- en erfgoedinstellingen worden historische bronnen doorgaans beschreven aan de hand van gestandaardiseerde modellen als ISAD(G) en ISAAR, al kiest een aantal organisaties er ook voor een eigen systeem te hanteren.
Toch leeft er een sterke behoefte aan een gestandaardiseerd systeem voor de inhoudelijke én technische beschrijving van materialen, met het oog op een betere afstemming tussen de archiefinstellingen, erfgoedcellen en andere erfgoedorganisaties. Er moet ook nagedacht worden over de huidige tendens om historische bronnen eerder oppervlakkig en economisch te beschrijven. Uit efficiëntieoogpunt blijkt immers bij de bevraagde actoren steeds vaker voor summiere en algemene me- | |
[pagina 29]
| |
Het Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving (KADOC) heeft recent een digitale bewaaromgeving opgezet met een geautomatiseerd beschrijvingssysteem voor archieven. Bij andere archiefinstellingen vormt digitalisering van mondelinge historische bronnen vooralsnog geen prioriteit. © KADOC
tadata gekozen te worden. Extensieve beschrijving van (mondelinge) historische bronnen blijkt met andere woorden geen prioriteit wegens de tijdrovende en arbeidsintensieve aard. | |
Naar een innovatief ontsluitingssysteem voor Vlaanderen?De doelstelling van VHZ III behelst de technische, organisatorische en strategische haalbaarheid van een innovatieve, (de-) centrale applicatie om de ontsluiting van mondelinge bronnen in kaart te brengen. Eén van de mogelijke gevolgen die een dergelijke applicatie met zich meebrengt, is het opzetten van een gezamenlijk systeem waarbij mondelinge historische bronnen over alle archief- en erfgoedinstellingen heen in één zoekscherm worden gekoppeld. Eventueel kan ook de gezamenlijke opslag van en controle over de materialen overwogen worden.
Binnen zowel de archief- als de erfgoedsector bestaat er grote eensgezindheid over een maximale beschikbaarheid en consulteerbaarheid van mondelinge historische bronnen. De interesse voor een applicatie die de collecties van voornoemde instellingen samen doorzoekbaar maakt, is behoorlijk groot bij de bevraagde instellingen. Het spreekt voor zich dat een gezamenlijke ontsluiting van mondelinge historische bronnen in een gelijkaardig toepassingsysteem van metadata voorziet. Het afstemmen van de onderlinge systemen of het hanteren van een (inter)nationale standaard is dan ook een absolute voorwaarde voor een gezamenlijk ontsluitingssysteem.
Voor een model van gemeenschappelijke opslag loopt het erfgoedveld evenwel minder warm. De motieven daarvoor slaan terug op enkele algemene principes van de archivistiek zoals het herkomst- en structuurbeginsel. Een belangrijk aantal instellingen wenst geen gemeenschappelijk opslagsysteem omdat in dat geval de context waarin de bron ontstaan en gearchiveerd is, dreigt te verdwijnen. Een andere, meer impliciete reden betreft ongetwijfeld de notie ‘institutionele controle’ waarbij instellingen de bevoegdheid en beslissingsmacht over het aanwenden van de collectie op institutioneel niveau wensen te behouden. | |
Sterktezwakteanalyse van een innovatief, (de-) centraal ontsluitingssysteem in vlaanderenWe evalueren de haalbaarheid van een innovatieve (de)centrale ontsluitingsapplicatie aan de hand van een sterktezwakteanalyse. Daarin is het gebruikelijk om de interne factoren te rangschikken onder de noemers ‘sterktes’ en ‘zwaktes’ terwijl externe factoren beschreven worden onder de noemers ‘kansen’ en ‘bedreigingen’. De factoren werden ingevuld op basis van een omgevingsanalyse bestaande uit de schriftelijke consultatie, gesprekken met het erfgoedveld en kennisname van bestaande literatuur en projecten. Het feit dat de bevraagde actoren een systematisch en gestructureerd archiefbeleid voeren met de bedoeling de ontsluiting te maximaliseren, kan ongetwijfeld als een van de grote sterktes worden ervaren. De grote mate van ontsluiting leidt ertoe dat mondelinge historische bronnen snel en efficiënt kunnen worden teruggevonden door interne medewerkers of extern geïnteresseerden.
Binnen de archief- en erfgoedsector bestaat een sterke behoefte aan een gestandaardiseerd model voor het annoteren van mondelinge bronnen, zowel voor het toekennen van formele als inhoudelijke beschrijvingen. De vigerende ISAD(G)-standaard komt immers niet volledig tegemoet aan de vereisten. De huidige tendens om collecties summier en minder diepgaand te beschrijven dient te worden weerspiegeld in een complementaire en modulaire metadatastandaard.
Samen met de grote vraag naar gestandaardiseerde metadata vertoont de erfgoedsector een sterke interesse voor een gemeenschappelijk ontsluitingssysteem voor mondelinge historische bronnen. Het voorstel om de verschillende historische collecties gezamenlijk beschikbaar te stellen, diverse databanken te koppelen en deze via één zoekscherm te ontsluiten wordt met veel enthousiasme onthaald door de bevraagde actoren.
De bestaande (voorzichtige) samenwerking tussen de diverse erfgoedinstellingen, zoals in het kader van specifieke projecten of catalogi (ODIS, Archiefbank Vlaanderen, ...) vormt alvast een vruchtbare bodem voor de toepassing van een uniform metadatamodel en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk ontsluitingssysteem.
Bij zwaktes detecteren we de achterstand inzake digitalisering van mondelinge historische bronnen. Het omzetten van historisch gegroeide collecties analoge materialen naar digitale vorm wordt wegens de specifieke inspanning (tijd, personeel, budget, ...) zeker bij de grote archiefinstellingen niet als prioritair aangegeven. Het niet-digitaal beschikbaar zijn van een groot aandeel van de mondelinge historische bronnen in Vlaanderen is evenwel een drempel voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk digitaal ontsluitingssysteem.
Het gebrek aan een uniform metadatasysteem vormt een tweede zwakte in het huidige beleid inzake bewaring en ontsluiting van mondelinge historische bronnen. Specifieke, projectmatige, inconsistente en/of afwezige metadata zorgen voor gebrekkige beschrijvingen, suboptimale ontsluiting, moeilijke samenwerking met andere instellingen en complexe integratie van beheerssystemen. Een substantiële zwakte in het huidige archiveringsbeleid van | |
[pagina 30]
| |
mondelinge historische bronnen betreft het gebrekkige beheer van de intellectuele en auteursrechtelijke bepalingen die erop gelden, zodat verdere verspreiding en valorisatie via het internet niet vanzelfsprekend lijkt. Bovendien wordt de Vlaamse archief- en erfgoedsector gekenmerkt door een sterke fragmentatie en versnippering. De talrijke en diverse instellingen hebben over de jaren heen eigen beheer- en ontsluitingssystemen opgezet en eigen praktijken inzake beschrijving opgebouwd, zodat een gemeenschappelijk ontsluitingsbeleid niet vanzelfsprekend is. Bovendien leidt dergelijke decentralisatie tot het inefficiënt aanwenden van middelen.
Een enorme kans is weggelegd voor maximale beschikbaarheid, consulteerbaarheid, toegang en hergebruik. Gemeenschappelijke ontsluiting via het internet maakt het uniek erfgoed dat Vlaanderen telt, beter zichtbaar voor diverse doelgroepen en doeleinden: op wetenschappelijk, educatief, cultureel, mediatiek, ... vlak. Een vlot toegankelijk, gebruiksvriendelijk, performant, gestructureerd en geactualiseerd ontsluitingssysteem kan in belangrijke mate bijdragen tot de verdere valorisatie van dit immaterieel erfgoed.
Een dergelijk systeem kan eveneens een oplossing aanreiken voor de huidige versnippering inzake het gehanteerde metadatamodel en kan mogelijk leiden tot een gedeeld model dat aan eenieders wensen en noden beantwoordt, eventueel geïnspireerd door internationale praktijken. Standaarden moeten zich eveneens aanpassen aan de huidige trend om mondelinge bronnen summier en economisch te beschrijven. Een dergelijke gemeenschappelijke, minimale dataset kan bovendien kansen bieden voor een betere samenwerking tussen de diverse archief- en erfgoedactoren, geconcretiseerd in het eenvoudig uitwisselen van bronnen. Krachtenbundeling kan daarop leiden tot een betere zichtbaarheid van de waardevolle collectie en kan de representatie van de sector in het educatieve, socioculturele en politieke veld versterken.
De ontwikkeling van een gemeenschappelijk ontsluitingssysteem biedt tot slot een vruchtbare bodem voor het ontwikkelen van nieuwe methodes voor (vol)automatische toekenning van metadata, een probleem waar men binnen de eigen systemen mee geconfronteerd wordt. Door eliminatie van het tijdrovende omzetten van bestandsformaten en -dragers kan eveneens de workflow binnen de bevraagde organisaties geoptimaliseerd worden. Bij de bedreigingen identificeren we de mogelijke incompatibiliteit van de huidige systemen. Het hanteren van een gemeenschappelijk ontsluitingssysteem impliceert de integratie van de huidige systemen in één globaal model. De afwezigheid
Naar aanleiding van Open Monumentendag 2006 liep in Sint-Niklaas het project Westerbuurt waarbij een tentoonstelling gemaakt werd rond de buurt vroeger en nu. Met behulp van beeldmateriaal en heel wat interviews met oude en nieuwe buurtbewoners werd een verrassend beeld van de buurt opgehangen. © Erfgoedcel Waasland
van een uniform metadatamodel en de diversiteit van gebruikte bestandsformaten verhogen het risico op een complex technisch integratieproces. Ernstige aandacht dienen we ook te besteden aan het behoud van de samenhang van de verschillende historische bronnen en de context waarin ze opgenomen, bewaard en ontsloten zijn. Het reduceren van historische bronnen tot consulteerbare bestanden dreigt afbreuk te doen aan de historische waarde ervan, die mede beïnvloed wordt door de context en de samenhang met andere collectiestukken. Bovendien dient de exacte rol van de betrokken actoren nauwkeurig vastgelegd te worden en moet de onduidelijkheid over de kostenstructuur van het digitaal archiveren en ontsluiten uitgeklaard worden. Er zijn met andere woorden financiële afspraken vereist met respect voor de relatieve positie van de diverse instellingen in het erfgoedveld. Een andere technische uitdaging betreft tot slot de continue ondersteuning en aanpassing van het gemeenschappelijke systeem. Systemen dienen zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden en daardoor bestaat het gevaar op verstarring van het systeem. Het te ontwikkelen model moet toekomstgericht zijn en bovenal performant en flexibel blijven. | |
Enkele slotbeschouwingenDe huidige situatie betreffende de bewaring en ontsluiting van mondelinge historische bronnen in Vlaanderen vormt op bepaalde vlakken een ideaal startpunt voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk ontsluitingssysteem, maar brengt eveneens enkele fundamentele drempels naar boven die de verdere toekomst van dit project kunnen bemoeilijken of zelfs tegenhouden. Het lijkt ons dan ook evident dat aan deze zwaktes - zoals gebrekkige rechtenregeling en de beperkte digitalisering - een meer dan speciale aandacht wordt besteed bij de ontwikkeling van een applicatie.
Men kan zich bij dit alles evenwel de vraag stellen of het niet onwezenlijk is een applicatie te ontwerpen voor de exclusieve ontsluiting van mondelinge historische bronnen? De bevraagde instellingen hebben immers zelf te kennen gegeven dat deze bronnen slechts een relatief marginaal aandeel van de totale collectie uitmaken en geenszins prioritair zijn binnen de reguliere archiefwerking. Kan de invalshoek van dit ontwikkelingsproces niet worden opengetrokken naar het ruime spectrum van culturele audiovisuele bronnen waarbij niet enkel mondelinge historische bronnen maar meteen ook het rijke collectieve geheugen via één zoekscherm opzoek- en opvraagbaar wordt gemaakt?
Het moet immers de ultieme doelstelling zijn de diversiteit van het Vlaamse archief- en erfgoedpatrimonium in één | |
[pagina 31]
| |
Tijdens de winter van 2007/2008 werd de stad Brugge helemaal ondergedompeld in haar cinemaverleden. Naast een lezing, filmvoorstelling en een ‘cinemaroute’ werd het Brugse bioscoopverleden op verschillende plaatsen visueel en auditief belicht. Binnen dit project werden door de Brugse Erfgoedcel een resem getuigenissen afgenomen. © Stadsarchief Brugge
zoekscherm te ontsluiten; de huidige trend om verschillende databanken betekenisvol aan elkaar te linken, mag derhalve niet genegeerd worden. Geïnteresseerde gebruikers kunnen dan ‘op z'n Googles’ door middel van identieke argumenten tekst- en mediafragmenten doorzoeken. Het koppelen van het Vlaamse iconografische, audiovisuele en tekstuele geheugen zou een enorme kans bieden om het huidige versnipperde erfgoedveld in één muisklik samen te brengen.
Een grote uitdaging daarbij betreft ongetwijfeld het ontwikkelen van een gemeenschappelijk metadatasysteem dat toepasbaar is op de diverse types historische bronnen. Het beschrijven van bewegende beelden, beeldbanken, tekst, ... aan de hand van een minimale (inhoudelijke en formele) dataset lijkt inderdaad een onmogelijke en tegelijk massieve opdracht. Niettemin zijn wij ervan overtuigd dat één globaal ontsluitingssysteem een belangrijk model voor de toekomst uitmaakt.Ga naar eind8
Een tweede opmerking betreft de kwestie in welke mate een nieuwe applicatie voldoende meerwaarde schept tegenover de huidige systemen. Een aantal archiefinstellingen werkt nu reeds samen aan bepaalde databanken en ontsluitingssystemen zodat in plaats van een nieuwe applicatie, ook de mogelijkheid voor een extensie op voornoemde systemen minstens gewogen en overwogen moet worden.
Een gelijkaardige opmerking kan worden gemaakt voor de betreffende modellen inzake metadata. De huidige ISAD(G)-standaard voldoet niet aan eenieders wensen en noden, maar vormt niettemin een ideaal startpunt voor een vraaggedreven en efficiënt model. Daarom pleiten we voor een extensie op de bestaande modellen, zodat compatibiliteit gegarandeerd is. Verder moet de mogelijkheid onderzocht worden om technische metadata automatisch te genereren, eventueel zelfs uit spraak zoals bij het Nederlandse onderzoeksproject CHoral.
Wegens de tijdrovende aard van catalogeren en beschrijven is er al langer een evolutie merkbaar waarbij buitenstaanders (vrijwilligers, senioren, ...) worden ingeschakeld bij het beschrijven van erfgoed. Met de opkomst van Web 2.0 wordt deze trend evenwel geradicaliseerd en zien we een verschuiving van passieve gebruiker naar interactieve participant. De gebruiker kan zelf inhoud aanleveren, heeft zeggenschap over de vormgeving en bepaalt mee hoe iets beschreven wordt (social tagging). Folksonomies duiden een beschrijvingsproces aan waarbij het publiek vrij gekozen trefwoorden toekent aan bepaalde inhouden. Tags vormen immers samen geen ontologie, dit in tegenstelling tot taxonomieën waarbij gebruik gemaakt wordt van een beperkte terminologie, op voorhand vastgelegd door een groep experts. Ondanks het succes van dergelijke folksonomies vrezen archivarissen dat een ongecontroleerd vocabularium tot inconsistentie en onvolledigheid leidt. Welke invloed heeft deze paradigmawissel op de autoriteit van een erfgoedinstelling? En in welke mate draagt de interactieve participant wezenlijk bij tot maximale beschikbaarheid en vooral terugvindbaarheid?Ga naar eind9
De grote populariteit van YouTube of Flickr is uiteraard niet representatief voor de Vlaamse cultuurprojecten. Toch dienen folksonomies taxonomieën niet uit te sluiten. Niets belet immers om een hybride vorm van interactie toe te passen. Bovendien maakt het semantische web (Web 3.0) langzamerhand opgang. In Web 3.0 worden verschillende terminologieën aan elkaar gekoppeld zodat betekenisvermeerdering optreedt. Van zodra term A gerelateerd is aan term B is het mogelijk om zoekresultaten naar boven te halen die uitsluitend gekoppeld zijn aan term B, ook al heeft de gebruiker uitsluitend term A als zoekargument gebruikt. In Web 3.0 is er niet alleen meer structuur; door het leggen van betekenisvolle relaties kan de gebruiker ook gemakkelijker en efficiënter in databases zoeken.Ga naar eind10
Uit recent onderzoek binnen Vlaanderen blijkt bovendien dat de virtuele cultuurparticipant wel degelijk bestaat.Ga naar eind11 Met virtuele cultuurparticipant bedoelen we de participant die via internet en nieuwe media kennismaakt met en zowel actief als passief deelneemt aan kunstuitingen (zoals in film, theater, muziek, beeldende kunsten) en cultureel erfgoed. Bovenstaande studies tonen aan dat de virtuele cultuurparticipant niet alleen op zoek is naar culturele informatie, maar ook graag via het web van kunst geniet. Cultuurparticipatie wordt nog té vaak bekeken vanuit de fysieke participatie waarbij virtuele kunst- en cultuuromgevingen niet zozeer als complementair maar eerder als concurrentieel worden beschouwd.
De digitale ontsluiting biedt een unieke kans om de interesse in en het gebruik van cultureel erfgoed te stimuleren. Een ruimere bekendheid brengt de rijkdom van het beheerd Vlaams erfgoed aan het daglicht en leidt tot betere conservatie, intensiever gebruik en verdere wetenschappelijke valorisatie: mogelijkheden die voorheen buiten bereik lagen. Het komt bovendien de publiekswerking van de erfgoedinstellingen ten goede: nieuwe vormen van beschikbaarheid en een groter aanbod gaan gepaard met het bereiken van een groter en nieuw publiek. | |
[pagina 32]
| |
www.odis.be
www.archiefbank.be
www.verhalenbankbrugge.be
www.volksverhalenbank.be
|
|