Excelsior. Jaargang 1(1913-1914)– [tijdschrift] Excelsior (1913-1914)– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mei. Vóór 't venster staat een kind en kucht en hoest uit rauwe kele, terwijl het blikt ter blauwe lucht waar blijde vogels kweelen; in 't hoeksken staat de Dood op loer; het zonneken van Meie laat op den rooden tichelvloer lichtstreepjes spelemeien. Op 't ziekbed ligt het kind en stil zit moeder naast de sponde; borstduwend onderdrukt ze een gil; kijkt starrelings ten gronde; verschrikt opeens, of vóór haar voet, een afgrond gaapt en, hijgend, beklemt haar voorhoofd, voelt er 't bloed in wilde stuwing stijgend. Bij 't dalen van de deemstering, op meiversierde schouwe, in pinkoog-wazen wemeling, het beeld der Lieve Vrouwe; een vader bij zijn stervend kind; een snik, een laatste kusje; een moeder, stom, door smart ontzind; bij 't raam.... een spelend zusje. Amand Simoens. Vorige Volgende