1 April.
De Lente is in aantocht... Uw laatste brief, lieve Willem, is me met zoet klingelend klokken-spel die mare komen brengen.
En nu juicht de echo daarvan nog aldoor in mijn ziele, terwijl ik naar de oneindigheid der veld-luchten mijn lente-droomen laat opwieken gelijk eene bende witte duiven.
Zie toch hoe de hagen hun zwarte naaktheid gepint hebben met duizenden spikkelingskens schuchter-roze en groen, die allerwegen uitkruipen en uitbarsten in een grooten, ontembaren drang naar het leven.
En de kappe des hemels spant zóó blauw, en uren ver diept de gezichteinder met de violet-wazige kronkellijn der wouden, in den gouden val van het licht.
In zacht gestreel waait een windeken uit over het land, en de takken der boomen gaan en roeren er van in een stil gewieg, gestadig heen en weer. Nog en hebben zij geene bladerkens om lustig te suizelen, en tot mekaar te fluisteren in den avond gelijk verliefden met neigende hoofden...
Doch, wat al zwellende scheutjes en loover-knopjes spruiten en springen er niet los in hunne rilde twijgen-webbe, waar het sijsje zijn schel vooisje zit uit te spinnen, en het huppelen en rollen doet in driftige asem-trekken!
Daar buitelen reeds een paar vlinders door de weide, waar meisjes met beenen rood als kolleblommen dartelen komen bij de zilverende beek. De heldere joel-galm hunner stemmen hangt rustig in de zon-laaie lucht.
En dit nu, is het avonduur waarin de paarse dagklaarten lijzig dood gaan. Een blauwe nevel omwaast het verre woud dat golft langs de kim. En overal in een wonder geheim van donkerte, lijnen de boomen hunne grillige vormen af tegen den wijden achtergrond van gulden licht in het Westen. De koelte doet af en toe lange rillingen loopen door hunne kruinen, waar een late glans van goud verkruipt. Hooger op, blauwt de hemel met hei-reine diepten waarin de eerste zilver-lach eener ster trillen komt.
En alle dingen nu schijnen hunnen adem op te houden in een diepzinnig zwijgen. Soms druppelt door die groote stilte het droomerig lang-gerekt geluid van een merel als de zucht van een hart vol verlangen...
Mijn vriend, dit is het uur zoo vol zegening en vrede, waarin wij met stille verrukkingen beluisteren hoe daar een zindering van teer-zoete akkoorden vaart