Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 336] [p. 336] CLXXXVIII. Het tegenwoordige en toekomende leven. 1. Ik ben een vreemdling op deez' aard, En kort zijn mijne dagen, En last op last, die mij bezwaart, Vermeêrt mijn stof tot klagen: Maar eeuwig heil, voor 's Vaders troon, Verstrekt mij eens ten heerlijk' loon, En geeft mij moed in lijden. 2. Thans nog gedrukt door 't zwaar gewigt, Door 't lastig pak der zonden, Vergeet ik telkens mijnen pligt; Wie kent, wie telt mijn zonden? Maar eens word ik van zonden vrij, Eens heilig, zalig, Heer! als Gij, Wat troost voor mij in 't leven! 3. De spotter smaadt uw Zoon, o God! Den Zoon, voor ons gestorven, Versmaadt, om 't nietig aardsch genot, Het heil, door Hem verworven: Maar eens, eens beeft der spottren tal, Daar Hij als Regter zitten zal, En wij, wij eeuwig juichen. 4. Hier klaag ik vaak U, dag en nacht, Met tranen mijne zorgen, En 't hart herhaalt dezelfde klagt, Bij 't licht van elken morgen; [pagina 337] [p. 337] Een blik ten hemel troost mijn hart, En eens vergeet ik alle smart In 't eeuwig zalig leven. 5. Denk ik, wat ramp mij hier nog wacht', Wat smart in verre dagen; En vraag ik, ach! van waar dan kracht, Om al dien last te dragen? Dan maakt een blij vooruitgezigt Op d'eeuwigheid mijn lasten ligt, En geeft mij moed en krachten. 6. Wanneer de dood, 't zij traag of ras, Tot mijne sponde nadert, Wanneer tot mijner vaadren asch God ook mijn asch vergadert, Dan sterf ik blij: voor Jezus troon Vindt elk, die overwint, zijn' loon, Ook ik zal dien daar vinden. 7. Heer! wat Gij over ons bescheidt, Schenk ons dien troost in 't harte; Zoo sterk' de hoop op d' eeuwigheid Ons in onz' aardsche smarte: Dit zij mijn heil, wanneer ik sterf, Het deel, dat ik voor eeuwig erf, Voor eeuwig, ja, voor eeuwig! Vorige Volgende