Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CLXXXVII. De dood van den Christen. 1. Hoe zacht zien wij de vromen Den dood hier zonder schroomen Blijmoedig tegengaan! Waar al de vreugd van 't leven Den zondaar moet begeven, Daar vangt de vreugd des Christens aan. 2. De dood verbreekt zijn banden, Hij heft zijn dankbre handen Tot God, zijn' steun en hoop, Die hem geen' troost laat derven, Maar vreugdevol leert sterven Na eenen welvolbragten loop. 3. Zijn kalm, gerust geweten Wordt niet van een gezeten [pagina 335] [p. 335] Door bange vrees voor straf; Het licht van Gods genade Komt zijnen nacht te stade, En glanst hem voor tot over 't graf. 4. Niets doet zijn heilzon tanen; Hier vlieten geene tranen Van angst, hier steent geen klagt: Zijn hart, tot God verheven, Schouwt in het eeuwig leven, En zielrust schudt zijn sterfbed zacht! 5. Hij troost en leert de zijnen, Die om zijn leger kwijnen In tranen en verdriet; Zijn zegen stroomt hun tegen, En God vervult dien zegen, En wijkt ook van de zijnen niet. 6. Nu dalen, onder zangen, Om zijne ziel t' ontvangen, Gods Englen om hem heen: Hij stemt in hunne koren, Doet d' eer huns Konings hooren, Door hem als Redder aangebeên. 7. Leer mij, o God! hier streven Naar dat regt Christlijk leven, Dat zulk een eind verwerft, Op dat ik, na dit zwerven, Ook eenmaal moge sterven, Zoo als de ware Christen sterft! Vorige Volgende