Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] CLXV. Op den herfst. 1. Reeds daalt, met een omwolkt gezigt, De zon vroegtijdig neder, En later toont haar zwakker licht Zich aan den hemel weder: Het schoon saizoen is heengesneld, En reeds wordt op het dorre veld De ruwe storm vernomen; Het laatste bloempje neigt ter aard, En d' adem van den herfst ontblaârt De schaduwrijkste boomen. 2. Zoo wijkt de zomer met zijn pracht, Maar niet, o God! uw zegen: Neen, boom en weid' en akker smacht Der winterrust reeds tegen; Die rust maakt nieuwen groei gereed, Ook loont de dorschvloer 's landmans zweet: Geen spijs zal ons ontbreken, Daar God in aller nood voorziet; Of, leidt Hij zelfs de vooglen niet, Om spijs, in warmer streken? 3. Uw voorraadschuren opent Gij, O God! voor menschenkindren, De ruwheid van het jaargetij Zal nooit uw zorg vermindren. [pagina 300] [p. 300] Al wierd uw liefde menigmaal Door ons miskend bij 't mildst onthaal, Gij wilt die schuld vergeven: Och! geef ons, dat w', in ons gedrag, U vruchten dragen dag aan dag, En dankbaar voor U leven. 4. U, die ons steeds ten vader zijt, U blijven wij verwachten, Al nadert 's levens wintertijd, Al slijten onze krachten; Ook in dien herfst des levens zal Ons hart, bij smart of ongeval, Niet vruchtloos op U bouwen. Gij blijft den ouderdom ten straf, Gij blijft tot aan, tot over 't graf, In Christus, ons vertrouwen. Vorige Volgende