Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CLXIV. Op den zomer. 1. Laat ons van uwe voorzorg zingen, O God! in 't zoele jaarseizoen; Dat wij, dat al uw stervelingen Uw mildheid dankbaar hulde doen; Van d' opgang tot den nedergang Verheff' U aller lofgezang. 2. Waarheen in 't rond onz' oogen weiden, Maakt Gij uw wondre goedheid groot; Der kudden geeft Gij ruime heiden, En uwen menschenkindren brood; Gij zorgt voor elk: de rups, de bij, Den kleinsten worm verzadigt Gij. 3. Met uwe zomerzom stroomt leven In elke borst, in elke plant; De vreugd gaat door de dalen zweven, Het rundvee dartelt op het land; [pagina 298] [p. 298] Bezield door haren zachten gloed, Vermaakt de visch zich in den vloed. 4. Onz' akkers juichen van uw' zegen, Als hun de dauw verfrissching schenkt, Of hen na droogt' een malsche regen Tot zwelling hunner airen drenkt; De beek, die door de dalen zwiert, Verkwikt den wandlaar en 't gediert'. 5. Zoo heffen dalen, wouden, velden, Vereenigd U het loflied aan; Daar staan ze, die uw eer vermelden, Het groeijend ooft, het rijpend graan; Wat plantje, dat Gij niet voorziet? Het kleinste zelfs vergeet Gij niet. 6. Wij blijven op uw voorzorg bouwen, En, met den landman, bij zijn vlijt, Den oogst aan uw bestel vertrouwen: Bewaar ons zijn' gezetten tijd, Uw heil verblijd' ons! nooit veracht Gij 't hart, dat op uw' zegen wacht. 7. Wat leeft en ademt loov' den Heere! Zingt nu deez' aard reeds zulk een lied, Hoe zal zij juichen Hem ter eere, Als zij zich eens herschapen ziet! Eerst dan rijst, Vader! uit het stof, Voor uwe goedheid, hooger lof. Vorige Volgende