Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CLXIII. Op de lente. 1. Looft God! laat ons, zijn' naam ter eer, Een' blijden lofzang zingen; Looft God! daar is de lente weêr Met al haar zegeningen; Looft God! die, wat Hij schiep, bewaart, En alles zegent naar zijn' aard; Looft, looft Hem al zijn werken! 2. De grond, die lang verstorven lag, Onwaakt ten leven weder; Daar stroomt, met elken nieuwen dag, Een nieuwe zegen neder: De rups, die op een blaadje leeft, De vogel, die de lucht doorzweeft, Verheugt zich in zijn leven. 3. Den mensch verkwikt een zachter lucht; De bloemen, rijk in kleuren, Doorwasemen die zachter lucht Met zoete balsemgeuren: [pagina 296] [p. 296] Het vee, ontweken aan de stal, Vindt jeugdig groen langs berg en dal, En huppelt door de velden. 4. 't Gelaat van 't aardrijk is verheugd, 't Geboomte lacht ons tegen, De groenend' akker juicht van vreugd, En groeit bij 's Hemels zegen: Want God, wiens hand aan al wat leeft Het aanzijn en het leven geeft, Betoont zich allen gunstig. 5. Looft God! want Hij is ons nabij, Zingt alle zijne heiren! De Heer is ons alom nabij In heemlen, aarde, meiren: U looft, o God! ons hart en mond; G' omringt ons, waar wij zijn in 't rond, Met uwe gunst en liefde. 6. Gij roept de wolken over 't land, Dat zij de velden drenken, En ons de gaven van uw hand In rijken voorraad schenken; Dauw, regen, wind en zonneschijn, Die dienaars van uw almagt zijn, Verkondigen uw goedheid. 7. Daar stroomt zelfs uit uw donderlucht, Als al uw schepselen beven, Versterking, wasdom, rijke vrucht, Gezondheid, voorspoed, leven; [pagina 297] [p. 297] Dan breekt de zon op nieuw weêr door, En mensch, en vee, en vooglenkoor Zijn weder in U vrolijk. 8. Gij geeft al wat ons hier verheugt, Gij, gever aller gaven! Maar wil ons eens met hooger vreugd, Uit Jezus volheid, laven: Omhoog looft U der Englenschaar, En och! dat wij U ook eens daar, Als zij onsterflijk, loven. Vorige Volgende