Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXVIII. Zelfverloochening. 1. Zalig! zalig, niets te wezen, In ons eigen oog, voor God, Eigen' zin en lust te vreezen, Steeds te rusten in ons lot, Needrig, kinderlijk en stil Ons te voegen naar zijn' wil. 2. Is ons zielverdervend eigen Nog zoo dikwerf ongezind, Om zich tot dien wil te neigen, Waar het hart maar rust in vindt; Werp die trotsheid dan, o Heer! Door uw' Geest in ons ter neêr. [pagina 144] [p. 144] 3. Wat wij hebben, of vermogen, Wat ons lief is, wat ons lust, Al 't begeeren onzer oogen, Ons genoegen, onze rust, Wat men denke, spreke, doe, Alles hoort den Hemel toe. 4. Niets met al, niets zijn wij waardig; Eischt Gij dan uw giften weêr, Nimmer is dit onregtvaardig. Alle ding behoort zijn' Heer: Leendet Gij ons eenig goed, 't Was uit goedheids overvloed. 5. U te danken zijn wij schuldig, Maar ook, eischt Gij ons iets af, Niets te weigren ongeduldig; 't Keert te rug tot Hem, die 't gaf: Gij, o Heer! zoo wijs als trouw, Weet best, wat ons schaden zou. 6. Vragen wij, wat goed of kwaad is. Voor 't geloof is alles goed; Al wat d'uitvoer van uw' raad is, Vader! dat is alles goed: Altijd goed en wijsheid is 't, Wat de Wijsheid zelv' beslist. 7. Mag uw naam maar eer ontvangen, 't Ga ons slecht, of 't ga ons goed, Dat alleen is ons verlangen, Trouwe Vader! wat Gij doet: Eer is 't ons hoe laag het schijn', Zalig, niets voor U te zijn. Vorige Volgende