Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XVII. Gods voorzienigheid. 1. Wie maar den goede God laat zorgen, En op Hem hoopt in 't bangst gevaar, Is bij Hem veilig en geborgen, Dien redt Hij godlijk, wonderbaar: Wie op den hoogen God vertrouwt Heeft zeker op geen zand gebouwd. 2. Wat baat ons al 't zwaarmoedig vreezen? Wat baat ons 't zuchten, wee en ach! Vergeefs zou al ons kermen wezen, Al kermden w' ook den ganschen dag: De last des jammers, dien men draagt, Drukt maar te meer, hoe meer men klaagt. 3. Men blijv' eerbiedig God verbeiden, En zwijg' den Heer ootmoedig stil; Hij zal ons naar zijn' raad geleiden, 't Is goed en heilig wat Hij wil; Vertrouw het aan zijn wijsheid vrij, Hij weet, wat elk het nuttigst zij. [pagina 34] [p. 34] 4. Zeg nimmer in uw droefenissen, 'De man, dien 't wel gaat, is Gods kind; Ik moet gewis zijn liefde missen, Want voorspoed volgt dien God bemint.' Hoe donker hier Gods weg ook schijn', Hij toont eens, wie zijn kindren zijn. 5. 't Is ligt voor God, en wie zal 't wraken, Wie klagen over ongelijk, Als hij den rijken arm wil maken, Of ook den armen groot en rijk? Ligt niet in 't geen ons treuren doet Voor ons de kiem van 't heilzaamst goed? 6. Treed vrolijk voort op 's Heeren wegen, En neem uw' pligt getrouw in acht; 't Wordt eindlijk alles u ten zegen Wanneer gij biddend daarop wacht: Wie steeds geloovig op Hem ziet, Begeeft, verlaat Hij eeuwig niet. Vorige Volgende