Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] V. Gods grootheid. 1. Oneindig, onbegrijplijk Wezen! 't Heelal gehoorzaamt uw gebied; Maar d'uiterst' einden van uw schepping Omschrijven uwe grootheid niet. Gij leeft en heerscht, waar stofjes zweven, Waar geesten denken, grenzenloos; Maar 't heerlijk licht van uwe wooning Bedekt voor 't schepsel U altoos. 2. Zelfs gij kunt onzen God niet kennen, Gij Geesten van het hemelhof! Gij zijne grootheid niet bevatten, En wat zou dan de zoon van stof? Vrijmagtig, eeuwig, onbeschrijflijk Voor menschentong en Englenstem, Bestaat Hij enkel door zich zelven, En al, wat is, bestaat door Hem. 3. Hij wenkt; en millioenen wezens En werelden, als 't zand der zee, Zijn door dien wenk aan 't niet onttogen, En Hij deelt zich aan allen meê: En zulk een God gedenkt ook mijner! Hij schiep het stof, Hij schiep ook mij. Dacht Gij ook aan een' worm, een made? Oneindig God! dacht Gij aan mij? [pagina 9] [p. 9] 4. Maar, toen die God voor mij, godloozen, Zijn Zoon ter kruisstraf overliet, Zoo groot, zoo godlijk, zoo oneindig Zie ik Hem in de schepping niet. 'k Aanbid U, nooit begrepen Liefde? Ik zink, mijn Vader, God en Heer! Voor U, in sprakelooz' aanbidding, Bedwelmd door uwe grootheid, neêr. Vorige Volgende