‘Kan iemand, wiens leven één, volstrekte Richting heeft, wel een Dramaschrijver zijn, het Drama begrepen op de wijze der Shakespeareanen?.... Hoe zoudt ge.... het een of andere tooneel mogen schrijven, waarbij uw gedachte het grootste gevaar loopt, met welbehagen bij het verkeerde te verwijlen’.
Als een vaderlijk moralist begrensde Van Deyssel de kunst weer door andere staketsels. Overigens niet om zelf binnen die tralies te gaan huizen!
Terwijl de oude Thijm de Katholieke romanticus was der negentiende eeuw, een bouwmeester van de heilige linie, een minnaar van het Karolingisch verleden en de groote voorvechter van de Katholieke ritus, heeft de jonge Thijm, Lodewijk de Tachtiger, een spuwduivel van de Gothische Kathedraal op het altaar gezet.
Hoe heeft die diepe en harmonische geest, musicus, dichter en denker, Alphons Diepenbrock, de eerste en eenige Katholieke Tachtiger in den vollen zin van het woord, Thijm in eere hersteld en zijn verloren zoon in het verre land een pas voor het buitenland gestuurd.
In zijn opstel ‘Dilettantisme’ veroordeelt Diepenbrock evenzeer het Drama der Shakespeareanen, maar tegelijk den magischen comediant, die door duizend zielen wordt bewoond.
En het is of hij Van Deyssel, den dilettant, persoonlijk onder het mes heeft, als hij de diagnose stelt:
‘Zooals het drama ontstond uit den verbloeiden ritus bij de Grieken en de Middeleeuwers, zoo ontstond uit de verbrokene eenheid van natuur en genade, mèt het individualisme, de zielsveelvuldigheid, die een vermogen is van dramatische natuur’.
En dan is het, of hij bedekt-oolijk Van Deyssel zijn rood paspoort overhandigt, als hij vervolgt:
‘Voor het overige moge een ieder voor zich zelf uitmaken, in hoeverre hij instemt met Plato, die zegt in zijn Staat: ‘Wij willen iemand, die door daemonische kracht in staat is alles te worden, met kransen eeren en zijn hoofd met olijfolie besprenkelen, maar wij zullen hem verzoeken, bij een anderen staat zijn intrek te nemen’.
Ik noemde Diepenbrock den eersten en eenigen Katholieken Tachtiger. Men kan mij toevoegen: Maar Frans Erens dan?
De rol van Erens is nooit actief geweest in het treurspel van Tachtig. Hij heeft onbevangen langs de heidensche en tragische krachten heengeleefd. Nooit verloren is hij ook nooit herwonnen. Zijn natuur was geen staal voor het schild van Michael.
Zijn fijne, peinzende en subtiele natuur lokte geen conflicten uit, en dreef niet op breuken aan. Hij vergenoegde zich er mede, het antiquarisch geweten van Tachtig te zijn, en nu en dan een wellevende, hoffelijk-overredende bewaarengel. Zijn teere wellevendheid, zijn altijd correcte manieren getuigden van een ruime tolerantie, die zelfs bij de Tachtigers een onberispelijke verdraagzaamheid opwekte. Zijn historische kans, om met Van Eeden in de goot te liggen, heeft hij echter vergooid.
Diepenbrock, ofschoon evenmin strijder, was meer dan Erens een diep belever, een helderziend denker met den moed der gevolgtrekkingen.
Het is niet de gewoonte, den grooten componist bij de litteratuur in te deelen. Ten onrechte: zijn proza is woordkunst van hooge orde. Maa