Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 3
(1929)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
G.A. van Klinkenberg:Het meisje en de engel
EEN zomernacht, onrustig woelend, zag zij eens
een groote donkere Engel naast haar staan;
en zijn gelaat, o schrik en vreugde, was
het niet des jongen tuinmans, die dien voorjaarsmorgen
de witte hyacinth droeg in het park,
stil en gelukkig? - en dit ziende riep zij:
‘Blijf bij mij, laat mij niet alleen
achter in deze barre eenzaamheid!
Ontvoer mij, neem mij mee voorbij de sterren!
Ik deug niet voor de vreugden van de wereld,
mij bemint niemand, ik ben niets,
ik word veracht, ik word voorbijgegaan
onder de duizenden, alleen gelaten,
en nog bespot om mijn eenzelvigheid.
Maar U, U heb ik lief!’ - en weenend greep zij
zich vast aan zijn gewaad, maar hij
maakte haar handen los en legde haar
zacht in het kussen neer en zeide
- en hoe doordringend helder was zijn stem -:
‘Ik weet van uw bestemming. Heb geduld.
Van nu af zal ik u niet meer verlaten.
Heb goed vertrouwen, wees gerust; eenmaal
zult gij van duizenden de eerste zijn’. -
En door zijn wondere belofte werd
het hart haar plotseling zoo ruim en wijd
en zoo verzadigd werd van alle verten
haar ziel en zoo verblind van vreugde,
lachend en weenend, dat zij langzaam
neerzonk en weldra sliep.
| |
[pagina 159]
| |
G.A. van Klinkenberg:
|
|