J.F. Otten:
Sterrekind
HET sterrekindje heeft zijden kleertjes, groen gelijk de zee, zijn haren glanzen bijna blond, de oogen zijn blauw en niet volkomen aardsch. De handen schijnen vertengerd en zeer koud; in zijn hart breken geen bloemen meer open. De vader is Sirius, de moeder was een Koreaansche geisha; de lippen vormen een kleinen, zinnelijken mond, die toch nimmer onvertogen dingen zegt. Om den smallen hals hangt een medaljon met de beeltenis eener jonge vrouw. De Melkweg dient hem tot cingulum pudicitiae, een vaas met anemonen is alles wat hem van de aarde bleef in het aan den Tijd ontheven bestaan. Nu speelt het nonchalant en zonder aandacht, maar desondanks lief en behendig met sterren en bevroren anemonen. Soms kunt ge het zien dansen op het rhythme van de manestralen; het ééne oog knipoogt steelsch naar Vrouwe Maan, het andere zoekt begeerig de laag gelegen, warmere streken. Dit lijkt niet zoo verijsd. Zooals het kindje nu jongleert met de vruchten des hemels, speelde het eenmaal hier beneden met radijzen en suikerballetjes, zeer zeker niet minder belangrijk dan sterren. Toen ook zwierf het met zijn makker, den zwarten Pierrot langs stranden en straten. In al die jaren waren de menschen hun niet welgezind, maar het vertrouwen bleef ongeslonken. 's Winters spraken zij lang en ernstig met pluvieren en bonte kraaien aan de zee. Wanneer de wateren gesloten waren kochten zij colombijntjes ter voedering van hongerige meeuwen. In Montmartre woonden zij met ‘L'homme au nombril phosphorescent’ te zamen, verkochten mimosa en cyclamen of speelden Mah-Jongg met den Dood. Als zij treurig waren gingen zij 's avonds Charlie zien, soupeerden met bananen en een amer picon. Toen droeg het kindje nog oranje fez en marokkijnen schoentjes. Maar sindsdien is veel veranderd; een kleine Française schaakte den Pierrot, maar liet het kindje slapen. Dat was de droefste dag zijns levens en het einde van alles. Nu zijn helaas alle hemellichten
sneller te bereiken dan de vertrouwde lichtreclames der Hoofdstad. Pierrots kameraadje is gegroeid, een Piccolo draagt het fezje, het marokkijnleer bekleedt de grootste poederdoos van Pierrots geliefde. Maar als het kindje terugdenkt aan den verleden tijd wordt zijn houding onzeker en zijn handen bevend. Dan valt er vaak een ster.