Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 3(1929)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Potloodteekening van Otto B. de Kat WILLEM TEN BERGE, * 1903. Verzen: De Reiziger (1928). Bijdragen: De Gemeenschap, Roeping, De Nieuwe Eeuw. [pagina 119] [p. 119] Willem ten Berge: Het uiterste uur DAN, als wij ons leven hebben bedreven, en in een laatste, blinkende lied, het heerlijkste van het ander gebied en het deerlijkste van onszelf is onthuld - voorgoed en eenzaam omringd met de schaduwen van wat de dubbele diepte, ik en het Andere, diep had vervuld - Als wij alles zullen hebben geschreven, het trekken der sterren, het geuren van haar, het bloeiende sterven der bloemen, en wij nog het Laatste willen noemen.... en geen mensch die ijle zinsnee verstaat, omdat ons stervend stamelen, vreemd neuriënd, in de tongval van het Ander Gewest overslaat: Dan bloeien hieromlaag nog de bloemen, dan branden de sterren, wild en klaar, dan waaien om het hoofd van een meisje weer stroomen welriekend haar. [pagina 120] [p. 120] Willem ten Berge: De heilige HIJ verkeerde nog binnen de kring der dingen, maar ging, met verhelderd gelaat, luisterend naar het eeuwige zingen van een verholen, wereldvreemd lied, als een verschijning door dit gebied met licht en donker en vloeiende jaargetijden - Hij was éen der zeer gezegenden, die vóor den dood zich reeds bevrijden uit de duistere ruimte der eigen zinnen, en volmaakt overgegeven aan het diepste Binnen, branden van de verrukkende pijn, dat zij in hun eeuwig wezen niet gansch ontslapen zijn. Vorige Volgende