SNEL, steil en vermetel, Spróng zal het leven zijn. Inderdaad.
Maar sneller dan knapenrapheid is de steenen roerloosheid van den zuiveren styliet.
Steiler dan de felste sprong is de hartstochtelijke roerloosheid van den styliet.
Roekeloozer dan de vermetelste daad is de niets ontziende roerloosheid van den styliet.
Wie den styliet veracht, herinnere zich, dat het teeken nul oneindig meer beduiden kan dan vele getallen. Dat het de vorm kan zijn voor het volkomen bedwang van ontzettende spanningen. Dat geen cijfer intenser leven heeft dan de onaanzienlijke nul.
Een man moest eens de oneindigheid in een getal schrijven. Hij schreef jaren lang, maar het leek nog op niets. Toen liet hij het werk in den steek, hij schreef een kleine nul en was verlost.
De top van den zuiveren kegel is een wiskundig punt en heeft geen stoffelijkheid. De toppen van ons bestaan naderen dezen staat; bewegingen vallen samen tot roerloosheid, kleuren vallen samen tot wit licht en alle woorden vallen samen tot het zuiver zwijgen, dat alleen voldoende is.
De styliet is als de top van den zuiveren kegel. Hij doet ‘niets’, omdat ‘alles’ hem niet voldoende werd. Maar hij IS.
De zuivere styliet is een stadium verder dan de lieden der vermetele daad. Daarom kan alleen hij een goed styliet zijn, die iedere snelheid, iedere vermetelheid achter zich liet. De pilaar is geen asyl voor zwakken, zij is het oefenperk voor één, die zeldzaam sterk werd.
De styliet zou niet creëeren? Hij creëert aan zijn ziel. Ook het edelste physieke creëeren is van gansch een lager orde dan dit gestadig zielsvernieuwen, dit enkel en bij niet dan Gods genade balanceeren ter spits. Deze dans op den golfkam, dit wandelen op het kantelend water, den afgrond onder de voeten ieder oogenblik; geen spel is zoo edel, geen zoo gevaarlijk, geen zoo zwaar.
De zuivere styliet handelt niet, hij is. Maar nul is de moeder aller getallen. Hij handelt niet, maar hij werd tot een kristal van macht; zijn roerloosheid treft als een zweepslag, zijn zuiverheid reinigt vele wonden en aan zijn zekerheid richten wij basterds ons op. Wie hem zagen, werden van hun lafheid los en van de hindernis, die wij achter ons aan sleepen in zware karavanen; zij werden licht en helder en hun sprong sloeg als een vlam ten hemel.
Hij handelt niet, maar hij behoedt het fonds, waaruit wij anderen ons handelen betalen. En geen snelheid zal zin hebben, geen vermetelheid waarde, dan die uit dit midden werd voortgestooten.