Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 3

[p. 55]

A. Roland Holst:

Liefde's aanblik

Naar D.G. Rossetti: ‘Lovesight’ The House of Life

WANNEER zie ik u meest, mijn lief, mijn ééne?
als door de geesten van mijn ooge' in 't licht
voor uw gelaat, hun altaar, wordt verricht
de eerdienst dier Liefde, hen in u verschenen?

Of als in deemstring, in álzeggend zwijgen,
alleen met mij, vlak bij mijn kus nog, ligt
uw vaag en schemerglanzend aangezicht,
en mijn ziel enkel ziet uw ziel haar eigen?

O, Lief, mijn lief, zoo 'k u niet meer ontwaarde,
noch zelfs van u de schaduw op deze aarde,
als in geen lente ik meer uw ooglicht vind -
hoe hoor ik dan ter Stervenshelling zingen
't grondwervlen van Hoop's blaadren, die vergingen -
Dood's ónvergankelijker vleuglen wind?

[p. 56]

A. Roland Holst:
Geen tweede Troje⁺

Naar W.B. Yeats: ‘No Second Troy’

HOE zou ik haar verwijten, dat ze ellende
bracht in mijn dagen, of dat zij voor kort
de onnoozlen opgezweept zou hebben en de
straten en stegen had dooreengestort,
als in hen durf verlangen evenaard had?
Waar kon zij vrede vinden met een geest,
die adel simpel als een vuur bewaard had,
met schoonheid als een boog, die spant, van 't ras
dat niet meer thuis hoort in een tijd als dezen,
hoog zijnde en eenzaam en niet aan te randen?
wat moest zij met een wezen als haar wezen?
vond zij een ander Troje om te verbranden?

+ A. ROLAND HOLST,* 1888. Verzen: Verzen (1911). - De Belijdenis van de Stilte (1913). - Voorbij de Wegen (1920, 1925). - De Wilde Kim (1925). - Ex Tenebris Mundi (1926). Proza: Deirdre en de Zonen van Usnach (1920). - De Afspraak (1925). - Over den Dichter Leopold (1926). Redacteur De Gids. Amsterdamsche Poezie-prijs 1926 (Hoofdprijs).