Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 2(1927)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende J. Slauerhoff / Het eiland Ko Lung So Hier gaat een weerld die ouder, wijzer werd Niet meer tot de uitersten van winter, zomer. 't Getijde der seizoenen golft niet hooger Dan groene lente naar vergrijsden herfst. Alles wordt hier vergaard tot heilige rust; De zee die uitgewoed heeft in cyclonen Komt hier de kreeken glimlachend bewonen Zijn golven krenken nauwelijks de kust. Zwerfblokken uit den tijd der bergverhuizing Zijn in het landschap gastvrij opgenomen, [pagina 114] [p. 114] Ze liggen midden in de bloemen-tuinen. Vertrouwelijk beleund door oude boomen. De huizen heffen rankgetoornde daken, Door booze geesten nimmermeer gestoord, Niet meer bewaakt door roode toornge draken, Uit open gaarden bloeiend immervoort. Gelukkige grijsaards liggen lui en lezen Het boek bestreken door hun waaierbaard. Zij hebben voor herdachte driften, vreezen, Een grijns dat alles naar den dood bedaart. Al zien ze uit hun schemer door de schermen Hun dochters in de zon bij vijvers staan, De wind te vagen wie zich zal ontfermen, 't Bebloemd gewaad wanhopig openslaan, Zij voeren niet voordat het zwellend wee Richt op het hart de vast omknelde dolken Ze naar de koepel die verrijst aan zee, Hen wijzend op de graven, op de wolken. En voelen zij bij 't streelend troostgebaar, De jonkvrouw voor berusting reeds te rijp, Dan wenden zij het dreigend lijfsgevaar Af met een minnaar of een opiumpijp. En later zien ze al rustig in den spiegel Van 't niet meer somber, heimlijk vijvervlak, Gestreeld door het neerbuigende gewiegel Van een bevogelden oranjetak. De avond geeft den dag naar de oude nacht Geleide als een oude een jonge bruid En wijkt behendig tusschen beide uit Als de bekoring wordt teweeggebracht. [pagina 115] [p. 115] Dan dwalen zij ook zonder een verlangen Tusschen de veilig ingekrompen kimmen, Tusschen de vochte muren, vage gangen Geruisch gedaante en schaduwlooze schimmen. Dit eiland door de goden werd bedoeld Met moegezworvenen te zijn bewoond, Door een tot meer vermoeide zee omspoeld, Door duizendeeuwenoude steen bekroond. Vorige Volgende