Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 2(1927)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] H.W.J.M. Keuls / Gedichten I Slaaf der begeerte, ik herken uw beeld; De vlam, die u naar 't licht omhoog zou dragen, Is in den afgrond van uw hart geslagen, Tot wonden, die geen aardsche deernis heelt. Daar is geen vluchten; in u zelf verdeeld Draagt gij den doem der onrustvolle dagen In machtloos worst'len of gelaten klagen, Al naar een duist're willekeur beveelt. En nog is van uw leven niets gedood: Hetzelfde vuur, dat u verteren zal, Dringt diep in u herinneringen bloot, Dat u verbijstert het ontdekt kristal; En, hoe benard ook door uw harden ban, Zijt gij een wereld, die niet rusten kan. II Verloren teederheden, Verwachtingen nimmer vervuld, Ik weet, dat het ijlende heden Uw schuchtere stemmen niet duldt; Alleen dit zij mij gegeven, Dat mijn rouw en mijn donkere schuld Tot de schaduw worden geweven, Die uwe schaamte verhult. III Bij een Madonna Twee handen gevouwen tot gebed Voor een kind, dat alles weet, En de wereld schijnt opeens gered Van zonde en van leed. [pagina 11] [p. 11] Reproductie naar een houtsnede van v. Uytvanck God legde die handen tegen elkaar In aandacht voor 't heilige kind, Want Hij wist, dat een enkel innig gebaar Het donker overwint. En Hij maakte dien blik zoo wonderlijk zoet, Zoo vol en zoo hemelwijd, Omdat dit de harten versmelten doet In Zijn wachtende eeuwigheid. De meester, die het wonder volbracht En leefde eeuwen geleên, Was te vroom om te weten, welke macht Ging door zijn vingers heen. Vorige Volgende