Albert Plasschaert /
Permeke, de schilder
aan k. van de woestijne
In ieder geslacht bestaat er Een, die opnieuw openbaart, dat de eenvoudige, weerkeerende dingen de groote voltooiingen zijn van het Leven. In ieder geslacht is er een, die het brood vereert en het snijden van dat brood, en die weet, hoe een groote schijf van dat stille brood als voor eeuwig ligt op de onbedekte houten tafel. En er is er ajtijd een, die weet, dat daar alle tooi is te mijden, want elk optooien verminderd het eeuwige, en trekt het aan een tijdlijk kleed. En de schilder, die dat schilderen kan, hem groeien deze dingen groot van uit de handen. Hij zet den man, die zijn avondpap gaat lepelen, in een onversierd vertrek; er is niets daar dan kalk en baar hout, maar hoe verwonderlijk doortrokken van ruimte is dat bare hout en die wat verkleurde witkalk. Maar een grooter ruimte komt uit, en is gebonden aan den mensch, die daar zit. Want deze is des schilder's naaste verwant, en als hij niet meer alleen zit, maar als de groep van het gezin de kamer vol maakt, dan gebeuren daar dingen zonder sier, die, eentonig als al het grootsche (hoe veel eeuwen hebben wij het gebaar van te drinken niet begonnen en voleindigd!) alle kern zijn van oneindigheden, wier begin wij hier zien, maar wier werking reikt tot achter alle geestelijke sterren. Permeke is de vereerder van het brood in ons geslacht; in zijn werk ervaart en bespeurt ge de groote voltooiingen.