Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] J. Slauerhoff De krantenverkooper Rue Dauphine Als sterren, welker zon tot mist verging, Een nauwe en reeds niet meer ronde baan, Tusschen der andren glansrijke onderling Gesloten schittring blindlings begaan, Doolde hij nog een tijdlang in de koude Verlatenheid van oorsprongloos bestaan Vervallend voort, te moe om op te houden. Een eendre ronde nam hij steeds in acht: Een park, drie straten en een boulevard. Lang strekte de omloopstijd van 's middags naar De vage uren achter middernacht. 'n Stervende lichtstraal leek zijn roep: ‘La Presse.’ Hij had nooit meer dan enkelen voorradig. De Heilige Maagd, een draaglijke maitresse Waren hem even ver en ongenadig. 's Nachts werd zijn ‘Troisième Edition’ Weer iedren keer ontmoedigder volbracht; De tusschenpoos steeds angstiger afgewacht, Of hij de volgende verheffen kon; Zoo zwaar, zoo zwaar, zoo zwaar bonsde zijn klacht Tegen 't bestaan van warmte, vreugde, zon. [pagina 133] [p. 133] God, dit zijn dus Uw martlende vermaken, Daarom zal 'k zonder u mij wel vergeven De enkele frivole woorden hier geschreven, Die van mijn dof gedicht de wil verzaken. God, dààraan hebt Gij dus Uw welgevallen. Geef mij de zonnen en de sterrebeelden, Dan zal ik ze te pletter laten vallen, Volhoudende, dat Gij 't lichtzinnigst speelde. Vorige Volgende