Negen korte bepalingen
Gevoeligheid voor 't kunstwerk berust op de gevoeligheid voor rhythmen. De grootte dezer gevoeligheid wordt bepaald door de grootte der eigen psychologische waarden.
De schoonheid van een bas-relief, het zijn ten eerste de hoogten en de laagten, de zwellingen en de inzinkingen van het gesteente. Ge ziet dat, wanneer de voorstelling te loor ging door den tijd. Zwelling en dal behouden dan nog d'eigen spraak.
Het romantische: de bekentenis van de gemeenzaamheid der dingen; deze dingen zien als stollingen in een gaanden stroom, waarin ze (dood is hier dooien) weer zullen zinken, na wat wij dood (dien dooi!) noemen, en waar ze alle opnieuw niets zullen zijn dan geest weer, dan eene der vele zilverbeglansde golven.
De geschiedenisbeschrijving: een (telkens met een ander doel) georganiseerde leugen. De leugen begint onmiddellijk bij de rangschikking der feiten.
De liefde tot den medemensch: een daad van den bezinnenden geest; een overwinning, behaald op den primairen afkeer van den mededinger naar 't noodige voedsel, op den primairen afkeer van hem, die een gevaar kan zijn voor het zelfbehoud. Een bijna nooit geheel en al verworven of eigen geworden tegenstand tegen een Instinct, en daarom telkens opnieuw, gemakkelijk, verspeeld.