Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Gerard van Klinkenberg Vroege lente Rijnland Tegen de helling zoelte en zomergeur. Nog zijn de tuinen leeg en bladerloos al botten wijnrank en de wilde roos. Een jonge vrouw leunt zin de open deur. Den zwerver wenken nog de ruime verten. Tusschen de oude blâren wordt de wind onrustig. Ergens praat een droomend kind. 's Avonds verschijnt weer het bekend gesternte. [pagina 110] [p. 110] Nachtwind De gele maan verschrikt het slapend wild. De nymphen schuilen dieper in 't geblaârte. Aan d' open boschrand begeleidt een sater, fluitend, de heksendansen van den wind. Een ruiter jaagt door kreupelhout en hei. Gerucht van onheil en van dood gaat zich verspreiden. Een zwarte damp komt uit de ruigten stijgen en schuift, een snelle schimmenstoet, voorbij. In 't glinsterend moeras lokt het verderf. Een gauwdief sluipt langs 't braakveld en verdwijnt in het gehucht, dat uitgestorven schijnt. Tot plots een hond luid aanslaat op het erf. Vorige Volgende