Mathias Kemp
Uit ‘De groote drijver’ - zesde tafereel, derde tooneel
Zaal inde prefecluurte Rijssel. Aanwezig zijn gevolmachtigden van Amerika, Spanje, Italië, Duitchland en Frankrijk. Holset, bijgenaamd ‘de groote Drijver’, treedt binnen met den Engelschen gezant. Na den door de westelijke machten verloren oorlog, zal in deze conferentie de verdeeling der volkeren geregeld worden.
Mijne heeren, laten wij elkander gelukwenschen. Wij hebben een betere toekomst gewonnen voor de menschheid, gij door uw nederlaag, wij door onze overwinning. Gij moogt zwak zijn en overgevoelig - dat lijkt mij een zeer natuurlijke stemming - doch poogt niet ons zoo te maken. De strengste onverbiddelijkheid zal wet wezen, voor U en voor ons. Ons treft het leed van een schijnbaar onmenschelijk bevel te moeten geven, U rest het lijden gedwongen te zijn om daaraan te gehoorzamen. Ik ben nu de verpersoonlijking geworden van ééne gedachte, een rechtlijnige idee zou ik ze kunnen noemen! De verwerkelijking hebt gij te volbrengen.
Wij erkennen de noodzakelijkheid der volkerendistributie, en hebben Ierland voor de nieuwe stammen gereserveerd.
Waarlijk Engeland blijft zichzelf.
De vloten der Angelsaksische grootmachten zullen zich bij de uwe voegen om de weer-