naar het licht!) te volbrengen heeft. De vormende wil, die zijn arbeid stuwt en zich door zijn persoonlijkheid, als door een stengel heen, ontplooit tot aesthetische scheppingskracht, bouwt zijn bewust mensch-zijn om, herschept het in de uren van conceptie en inspiratie tot zijn eigen negatie: niet ik. Gij....
Voor den mensch als zoodanig heeft de schoonheid een gansch andere beteekenis. Zij is hem een middel, een weg tot de Liefde, die meer dan het leven is. Maar zij is - het wordt zoo dikwijls vergeten door hen die gemeenschapskunst prediken - een moeilijke weg. Zij is niet voor ieder en zij is niet voor iedereen in gelijke mate bestemd. Het gedicht, dat gij lezen wilt, komt niet tot u, doch gij moet er heen gaan en het kan u slechts ontvoeren naar de Hoogste Toppen, indien ge bereid zijt, indien ge verstaan kunt. Verzen lezen is geen kwestie van eruditie, maar van innerlijke beschaving. Hoe komt het, dat zoo weinigen van poëzie genieten kunnen, zoo weinigen ervan genieten durven? Omdat zij in het haastige, transigeerende leven de volkomen openheid van het hart zijn voorbijgegaan. Zij kunnen de stilte niet vinden, waarin de stem van den dichter klank krijgt en verstaanbaar wordt.
Verzen voor het (geestelijk!) proletariaat?.... Zij hebben immers geen zin, als dat proletariaat liever de bioscoop bezoekt of Nathalie van Eschtrut leest. Maar wie zou zoo dwaas zijn zich daaraan te ergeren? Het ‘dwingt ze om in te gaan’ is toch waarlijk voor de kunst niet geschreven!