Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] J. Greshoff Ode Aan J.d.V. Grauwe en blinde rij Van mijn geslacht, verloren, dat Nochtans onsterflijk leeft in mij; O nooit verloren schat Van onze duistere erfenis, Onkenbaar en toch zielsgewis! Het waren boeren in Een land van schraal gewin; Als beesten in het juk Onder loodrechten druk Van een naijvrig God Volbrachten zij hun lot Geduldig en brutaal. Er bleef teeken noch taal Van hun drift en bedrijf, Geen beeld van 't kromme lijf. O donker stomme rij, Gemarteld en verheerlijkt volk In 't onverbeeldbare voorbij; O wilde wervelkolk Die, naar den dag, uit grondloos diep, Mij stuwde toen mijn Vorm mij riep! Verlaten in den schrik Van 't starlichte oogenblik [pagina 86] [p. 86] Scherp tusschen slaap en dood, Schreit in zijn schellen nood 't Hart om herinnering Aan 't leven dat verging, Offer, in lust en pijn, Opdat ik hier zou zijn: In de eeuwge stroom en val Een tijdelijk kristal. O, de onverbreekbre rij Van buiten ruimte en vóór den tijd, Ik ben in u, gij zijt in mij; O liefde, o zekerheid... Ik ben een boer en draag het zaad Voor de oogst die na mij binnengaat! Vorige Volgende